Maatstaf. Jaargang 3(1955-1956)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Gerrit Achterberg 4 mei I Als op de 4e Mei moeders en meisjes gaan naar 't heldenkerkhof in het duin bij Bloemendaal, moet het een avond zijn van algemeen gedenken. Wie zag niet elke dag zijn eigen dode wenken? Al brak reactie zich met nieuw geweld ruim baan en lonkte weer van ver 't aloude kapitaal, nog zouden wij de armen in de aarde krenken, mocht niet een uur van rouw zijn rijkdom overdenken. Want wie zijn leven gaf voor anderen in nood, hem komt het laatste toe wat lot- en landgenoten op kunnen brengen als de schuld der dankbaarheid: een handvol bloemen en een woord te rechter tijd; gezwegen van de tranen ongemerkt vergoten bij 't eenzaam breken van het dagelijkse brood. [pagina 73] [p. 73] II De collaborateurs, de snorkers van vandaag, allang weer aan de macht, op jacht naar geld en goed, zouden uit winstbejag die dag van goed en bloed het liefst verdonkeremanen, kregen zij hun zin. Nooit ging de tijd tegen het volksgeweten in. En wat de vreemdeling moest zeggen als hij zag dat ere dierf en geen saluut verwierf de vloed soldaten die in onze grond begraven lag? Die rusten op de Holterberg en bij Margraten, wit van de kruizen, duizelend in carré geschaard, hebben hun deel aan deze nationale dag: halfstok boven hun stof de Nederlandse vlag; dat wij de vrouwen, waar ter wereld, niet vergaten, door wie zij lang over de zee zijn nagestaard. Vorige Volgende