| |
| |
| |
Martinus Nijhoff
Zeven psalmberijmingen
Psalm 3
zijn overmacht in 't veld
en staat mij naar het leven.
daar God mij heeft begeven.
Maar, Heer, Gij zijt mijn schild.
kwam steeds uw wederwoord
Ik wist, dat Wie mij schiep
voor mijn behoud zou waken.
dank zij God's trouw, ontwaken.
Nu is mijn vrees voorbij,
en blijft mij vergezellen.
hoe dreigend ook en sterk
tienduizenden zich stellen.
Sta op, verlos mij, Heer,
Gij sloegt reeds menig keer
| |
| |
Wees met ons en strijd mede.
omgeeft uw volk met vrede.
| |
Psalm 16
Bewaar mij, want ik schuil bij U, o God,
Gij zijt mijn Heer, en mijn geluk is zeker.
Gij maakt bestendig mijn voorspoedig lot,
Gij zijt mijn heil, mijn erfdeel en mijn beker.
Gij deelt mij toe zo lieflijke landouwen
dat mijn hart in mij opspringt bij 't aanschouwen.
In de gemeente, die U trouw betuigt,
't geheiligd volk, vind ik mijn welbehagen,
maar 't boos geslacht, dat voor afgoden buigt,
vermeerdert zelf zijn smarten en zijn plagen;
ik volg hen niet, waar zij hun offers plengen
en nimmer zal mijn mond hun naam uitbrengen.
Ik prijs den Heer; Hij heeft mijn hart verlicht,
dat in de nacht zelfs blijft van Hem gewagen.
Ik houd bestendig naar zijn aangezicht
mijn ogen vol vertrouwen opgeslagen.
Ik wankel niet, want aan mijn rechterzijde
staat God, mijn Heer, die mij tot hier toe leidde.
Daarom verheug ik mij van harte zeer,
want zelfs mijn vlees zal hier behouden wonen.
| |
| |
Naar 't rijk des doods zendt Gij uw vriend niet neer,
Gij zult U tegen 't graf een helper tonen.
Het pad des levens doet Gij mij betreden
en overvloed van vreugde schenkt uw vrede.
| |
Psalm 21
O Heer, de koning is verheugd!
Hij wil uw almacht prijzen,
U juichend dank bewijzen.
Gij schonkt hem dapperheid en deugd.
Gij zijt hem tegemoet gegaan
zijn diepste hartewens verstaan.
Gij hebt uw knecht gekroond.
Al wat de koning had begeerd
een leven dat de tijd trotseert,
Groot wordt zijn roem zo Gij hem helpt.
het heilzaam licht verspreiden
waarmede Gij hem overstelpt.
| |
| |
Moge uw hand de vijand slaan
en roken doen zijn landen.
Moge Gods toorn ontbranden
en 't boos geslacht doen ondergaan.
bevrijd de mensheid zijn.
Spant ook d'onzaal'ge nog een strik
hij zal het niet volbrengen,
ja, hij zal vluchten voor uw blik,
als pijlen houdt gericht.
Verhef U in uw kracht, o Heer,
Wij willen zingen tot uw eer,
| |
Psalm 23
Ik wil van God als van mijn Herder spreken.
Onder zijn hoede zal mij niets ontbreken.
Groen is het land waarin Hij mij doet komen,
fris is de bron die Hij voor mij doet stromen.
Hij sterkt mijn ziel en wijst mij rechte wegen,
opdat ik Hem zal prijzen om zijn zegen.
Zelfs door een dal van diepe duisternissen
waar ik het licht der levenden moet missen,
vrees ik geen kwaad, want Gij zijt aan mijn zijde
met stok en staf, tot troost en tot geleide.
| |
| |
Onder het oog van hen die mij verraden
richt Gij mij toe het nachtmaal der genade.
Gij zalft mijn hoofd met d'olie van uw vrede,
Gij vult mijn kelk met gelukzaligheden.
Ja, zaligheid en liefde en welbehagen
zullen mij volgen al mijn levensdagen.
Ik zal het welkom horen van mijn Koning
en jaar aan jaar verblijven in zijn woning.
| |
Psalm 60
O God, die ons verstoten had,
die niet meer hoorde, als men bad,
uw gramschap deed ons ondergaan;
herstel ons, hoor ons weder aan.
Gij hebt, o Heer, ons land gekloofd,
Gij hebt het van zijn kracht beroofd.
Genees zijn dodelijke wonde,
want het gaat wankelend te gronde.
De les was hard, die Gij ons gaaft.
Met zware wijn hebt G'ons gelaafd.
Maar nu hebt Gij uw trouwe knecht
gehard voor het verwacht gevecht.
Hem, die aldus ten strijde vaart,
zal, onder uw banier geschaard,
de overwinning zijn beschoren.
O God, wil ons gebed verhoren!
Maar wat? Mijn God heeft reeds gehoord.
In 't heiligdom weerklonk zijn woord.
Ik juich, ik zal de vijand slaan
aan beide oevers der Jordaan.
| |
| |
Dan, mij erkennend als hun heer,
werpt zich het Noorden voor mij neer
en 't Zuiden hoort naar mijn bevelen.
Heel 't land zal 'k meten en verdelen.
Wie voert mij met een vaste hand
tot in het hart van 's vijands land?
O God, die ons verstoten had,
trek met ons uit, wijs ons het pad,
want mensenhulp is ijdelheid.
Nu God ons bijstaat in de strijd
is elke heldendaad te wagen.
De vijand wordt door Hem verslagen.
| |
Psalm 67
God zij ons gunstig en genadig.
Hij schenke ons 't gezegend licht,
dat overvloedig en gestadig
straalt van zijn heilig aangezicht:
De volken zullen U belijden,
o God, U loven al te saâm!
De landen zullen zich verblijden
en juichen over uwen naam.
| |
| |
De aarde heeft de vrucht gegeven,
die door de hemel werd verwekt
en uit haar schoot ontspruit nieuw leven
waar God zijn hand houdt uitgestrekt.
| |
Psalm 150
Looft God, looft Hem overal.
Looft de Koning van 't heelal
om zijn wonderbare macht,
om de heerlijkheid en kracht
van zijn naam en eeuwig wezen.
Looft de daden, groot en goed,
die Hij triomferend doet.
Hem zij eer, Hij zij geprezen.
Hef, bazuin, uw gouden stem,
harp en fluit, verheerlijkt Hem!
Cither, cimbel, tamboerijn,
laat uw maat de maatslag zijn
van Gods ongemeten wezen,
opdat zinge al wat leeft,
tot Gods eer. Hij zij geprezen.
|
|