Maatstaf. Jaargang 2(1954-1955)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 316] [p. 316] Gerrit Achterberg [Gedichten] Terra incognita Gij staat aan elke plaats in mij voldongen. Ik ben u blijven volgen op de voet. Niets wat ons van elkander raken doet dan tijdsverloop, tot ommezien bedwongen. Ik heb mij zo ver aan u opgedrongen, dat gij onwillekeurig mee gaan moet. Over hoogvlakten en voorbij landtongen werd gij uw eigen kronkelende stoet. Een karavaan trekt om de aarde heen en krijgt haar wegen op de wereldkaart, diep in het lege nog een stippellijn. Schimmen en evenbeelden lichten na, door reizigers tot raadselen verklaard en overlevering van lieverlee. [pagina 317] [p. 317] Ad interim Wereld na u gebleven, dag en nacht; dezelfde mensen nog; willen niet dood. Leven houdt stand. Kinderen worden groot. En elke lente heeft zijn oude pracht. Het denken, al die tijd op u bedacht, stond aan geen tegenstrijdigheden bloot, Hoewel ik deuren opendeed en sloot heb ik er geen gevoelens doorgebracht. Ik kan een brief ontvangen en vertrek. Een oproep door de radio volstaat. Een advertentie plaatsen is genoeg. Alles wacht af of zich bij mij vervoegt degene, die aanwijzingen verstrekt die leiden tot volledig resultaat. [pagina 318] [p. 318] Lucifer Naar een schilderij van Johannes Franciscus Uit God gevallen onheil, eenmaal hoog en onlosmakelijk met hem verbonden; toen afgestoten en zijn weg gevonden pal naar omlaag, langs een verlaten boog. De aarde, die het naar beneden zoog, naderde snel; het heeft zich diep omwonden met wat de armen samennemen konden aan flarden licht, waarop het nog bewoog. Tegen een telefoonpaal aan de straat terechtgekomen, ogen wijd uiteen; embryonaal het lichaam, van de schrik; een hoorn gevormd, het laatste ogenblik. De veevoederfabriek, iets verder, laat het wrak van plastic met zichzelf alleen. Vorige Volgende