Ik weet ook zeer wel, dat de dichtkundige regelen wat voeten betreft hier vaak verbroken zullen schijnen. Maar dit is een lied op een vrije adem en niet op de hooge hakken van een steedsche zang-godin.
Het heeft mij steeds vele en langdradige mondtwisten gekost met de liefhebbers der letteren, waartoe ik mij voel aangetrokken, wanneer ik volhield dat de maten der dichtkunst hun gang ontkenen aan het natuurlijk gezang, en het gezang aan de beweging der natuur; zoodat ik voor mij, om de Arabische dichtkunst te verstaan, een kameel heb leeren berijden en de Spaansche poëzie beter heb leeren doorgronden op een stugge berg-ezel en een trotsch Spaansch paard.
Ik laat daar welk rijdier de Nederlandsche poëzie beter in het oor doet vallen, maar oordeelende over wat ik versta, ben ik geheel zeker dat het lied van Mária Lécina het best begrepen zal worden door hem die het gezongen heeft op de lange deining der groene Atlantische en op een licht slingerend en stampend schip, daar het op deze maten en wetten geschreven werd.
Wat overigens deze strijdvraag van dichtmaat en versvoeten betreft, wil het mij lijken dat de voeten aan een vers moeten groeien, en niet een vers aan de voeten, gelijk men dat maar al te vaak bij vele kunstige en kortademige misgedrochten ziet. De dichtkunst is bezielde adem, zij gaat van de mond door het oor tot het hart, en zoo alleen is zij te verstaan van mensch tot mensch. Zij was in den aanvang de kunst van het gesproken en gezongen woord; het schijnt mij dat velen dit vergeten zijn.
Een steeds kunstiger schrijfwijze heeft het geschreven vers in de wereld gebracht, dat alleen gelezen wil worden met het oog, en waarbij de lezer den mond gesloten houdt. Zulk een vers gaat veelal door het oog tot de hersens en vindt het hart niet. Zijn woorden hebben meer van streng berekende cijferkunst dan van dichtkunst.
Het vers wordt opgeschreven om het niet te vergeten en om het mede te delen; het worde niet opgeschreven met gesloten mond en om het oog te vleien. Want het vers dat niet op een adem gaat, dat niet in den mond ligt, dat niet te spre-