Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] Hans Andreus [Gedichten] In een stad.... In een stad van kerken en vrouwen, elkander gelijkend maar met een andere hartstocht, twee jaar nu wil ik het onmogelijke, bespot ik afgronden, dood ik in hinderlagen de spionnen van de leegte die kunnen aannemen de stemmen der vogels, zoek ik: van een ander de volkomen vreugde, van mijzelf een mens volledig in een stem oneindig, en houd soms in mijn hand die vrucht: van het onmogelijke de weerschijn, zelfs de werkelijkheid, de vorm. Maar nu toch verlang ik naar andere landen; een kust, een zee bezocht door vissers en goden. Hier vermoeit mij het koud licht, de gulden regel, en het gebrek aan wat de aarde geven kan: een nieuwe roes. [Niet zonder dankbaarheid] [pagina 300] [p. 300] Uit: Eenvoudige kleuren Blauw Helder helder als water mijn duisternis en zacht zo zacht als Griekenland de nacht is de rust der gevleugelden de nacht is een beschilderde slaap Wit 11 Wel leefde ik oneindig kende ik van lucht en wereld de geschiedenis en nog de levenden en nog de vele doden mijn lichaam nu bevolken Meer dan de bomen dragen onmenselijke kennis meer dan de wolken zien - maar ook het ademen en ook het vormen van die adem lichte eindeloosheid Terra Achter mij de jaren van speerdragers spreken en gouden wagenmenners en maagden rouwklagend [pagina 301] [p. 301] Ik wil verder gaan cirkels bereizen land na land verlaten volgen de tekens een tak gebroken een steen gescherpt Ik wil gaan tot waar einde en oorsprong de slaap der minnaars kennen [pagina 302] [p. 302] Uit: Schilderkunst Wel wilde dikwijls ons het stof der slapenden bedekken maar spreek van de slaap geen kwaad. Niet van de goede de verschrikkelijke slaap die nachtelijk verbranden kan de mens en hem onthult. Zo opent zich de mens, wordt beest, kind, steen. Slaap is grond, gras, bron. Is het geheim der planten. Is verder van de dood toch dan zon, paring of geboorte. Maar achter sterren reiken onze handen in de slaap om wat te zoeken, te omvatten? Welke wegen gaan onze vingers? In welke getallen bestaan wij? Van welk licht, welk duister, glanst onze huid? Wij zijn meer dan wij, want wij zijn meer dan onze uitgelegde dromen. Ook: vermoeienis verlaat ons: honden uit de steden vluchtend, en ook: ontwaken is een stad, te schoon maar licht van moed, en slaap wordt: wouden achter ons, een meer, de lucht, een vlieger, wordt diep en hard verlangen. En dit doet ons leven. [Slaap een ruimte] Vorige Volgende