Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 285] [p. 285] Gerrit Achterberg [Gedichten] Deïsme De mens is voor een tijd een plaats van God. Als je die som aftrekt van iedereen, blijft er een kerkhof over met een steen, waaronder ligt die was gekomen tot deze voleinding, dit abrupte slot. Maar God gaat verder, strijkt over hem heen in zijn millioenen. God is nooit alleen, want hij bestaat uit levensoverschot. Wij zijn voor hem een vol benzinevat, dat hij leeg achterlaat en zonder spijt. Sedert hij voortbeweegt en zich verspreidt gingen wij dood en liggen langs het pad. Als niet de herder Jezus Christus kwam om ons te vinden als verloren lam. [pagina 286] [p. 286] Comptabiliteit Blauwe toornruit, waar 'k u dood in sla. Witte maanschuit, wild u achterna. Goudgalon, onder de avond uit. Groene dieren kruipen achteruit. Levenloosheid van het proefstation. Opgetelde, afgetrokken som. Zwarte nacht met nauwelijks een spleet, die de wereld omkeert en vergeet. Op zijn handen komt de dood voorbij aan de kamer, een kristallen ei, met de lamp, de boeken en het brood, waar gij levend zijt en levensgroot. [pagina 287] [p. 287] Rorschach Misschien zal ik nog sporen van u vinden achter in Engeland of vlak bij huis. Wij weten niet precies waar het doodgruis zich met bestaande stoffen kan verbinden, noch onder welke breedte de beminde zich gelden laat. Ik moet tot elke prijs vrij blijven voor de eerstvolgende reis en leef bij het bekende in den blinde. Eens doemt een vreemd gebergte voor mij op met ketenen die ik kan tekenen, de toegangswegen naar de hoogste top, de ligging van het dal waar gij vertoeft; een dubbelvouw naast het geblekene; een Rorschach-test die geen uitleg behoeft. Vorige Volgende