Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 224] [p. 224] J.B. Charles [Gedichten] Giraf onder de dichters Giraf onder de dichters, Gerrit Achterberg, verkies de kwasi-edele en volmaakt beschaafd grazende kudde humanisten achter 't hek van rijm niet en caesuur, schema en maat, maar blijf ons die je was en word geen parkenhert, verkies te zijn het niet te temmen zwaluwpaard, blijf die je bent onder de dieren van het vers. Giraf onder de dichters, boor en stoot de telescoop van jouw aandachtig hoofd de hemel in, laat het verwonderd oog zien op de keukentafel daar, merken hetgeen wij niet verstaan, kennen wat wij niet ondergaan dan in de strofe van vandaag. Giraf onder de dichters laat de trilling der ervaring, het gedicht, ontvangen in der voorhoofdsstompjes peau de pêche, pijlsnel aflopen langs de nek voortplanten door het zachte en sterke kleed van de huid afstromen langs de kniebenen van schaamte door het trommelstokken hoevenhoorn geestdriftig in het gras gestampt en in de prairiegrond vertrild worden; die dorsten toegestroomd. [pagina 225] [p. 225] De kleine cataract van waterklaar weten, het gedicht van de dag. [pagina 226] [p. 226] De andere wereld Toen ik dacht dat ik wist wat doodgaan was dacht ik voorbij de doodsangst ongepast: wie moet doelpunten in het nederlandse elftal nu ik des nachts niet meer voor Abe Lenstra inval, wie moet er nu op mijn Robinson-eiland de halmen snijden van de uit de zeeramp geredde gerstekorrels zo vol hoop geplant? Wie moet de vuurtoren betrekken op het rode klif, waar ik boven het schuimend lot de nachten volstrekt alleen kan huizen met mijn vrede, wie moet de altijd immers reeds ontklede vriendinnen van de droom die op mij wachten nu in mijn plaats bedekken en verwarmen en wie moet het gedicht dat tussen hoofd en hart ergens zijn oorsprong vond nu woorden geven? Zo was het dat ik tot mijzelf kwam toen ik dacht dat ik wist wat doodgaan was. Toen ik mij weer bewegen durfde stond Madame daar naast mij met een glas, ik dacht - terwijl ik overeind kwam van de planken van de gang, terwijl ik zei, merci Madame, ça va, ça va - wat is je stem nu laf en zacht. [pagina 227] [p. 227] En ik behoud van deze keer het peinzen over: eens komt men de paniek van doodgaan niet te boven, en wie moet dan de goede wereld van de nacht open doen, wat ik daar ben en bezit verzorgen en weer behoedzaam sluiten in de morgen? Of zal met mij mijn andere wereld het begeven, zoals een ongeboren maar complete wereld sterft in 't lichaam van een moeder die ontijdig sterft, of zal ik dan die wereld juist voorgoed betreden? Vorige Volgende