Maatstaf. Jaargang 1(1953-1954)– [tijdschrift] Maatstaf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Ellen Warmond [Gedichten] Woonhuis De klok heeft geen geheugen meer een ongewone verbijstering kruipt zwijgend uit een hinderlaag een overdwars gespleten kegel draag ik tussen schouders die me vreemd voorkomen de muren tonen hun verwarrende profiel behangsels van herinnering die zich een uitweg wroeten een klokslag die een uur geleden viel rolt als een trage damsteen voor mijn voeten twee dodelijk verschrikte handen liggen als wezenloze vissen naast mijn bord waar is het huis en wat is deze kamer waarin ik langzaamaan een ander word? [pagina 62] [p. 62] Nacht Een koetshuis vol verspilde dromen onder alle daken mussen bespreken fluisterend een nieuw verhaal waaruit een astronomisch aantal verzen valt te maken ieder woord in een andere taal stilte bespeelt een carillon gebroken glazen de nacht ademt gedichten op een ruit een ongeboren wereldgroot verbazen ligt in mijn hand ten voeten uit. [pagina 63] [p. 63] Changement de décor Zodra de dag als een dreigbrief in mijn kamer wordt geschoven worden de rode zegels van de droom door snelle messen zonlicht losgebroken huizen slaan traag hun bittere ogen op en sterren vallen doodsbleek uit hun banen terwijl de zwijgende schildwachten nachtdroom en dagdroom haastig elkaar hun plaatsen afstaan legt het vuurpeloton van de twaalf nieuwe uren bedaard op mij aan. [pagina 64] [p. 64] Stad Straten seinen elkaar om beurten het laatste woord regen regen mist dooft de hoop op beter als vonken uit langs de rivier wordt door vergeten boten een vreselijk zinloos einde verzwegen bruggen verbinden stervende wijken maar het water blijft tussen hen in dode vissen spoelen de boodschap aan dat het einde gearmd loopt met het begin geen meeuwen kunnen ons bijstaan er valt niets meer te ontkennen achter ieder raam vecht de angst van een ander met de poging eraan te wennen. Vorige Volgende