M.D. Latour O.P.
Het Reuzeneiland
Alonso de Ojeda mag ongetwijfeld meetellen onder de ontdekkingsreizigers van deze gewesten. Hij heeft o.a. de ontdekking van onze Benedenwindse eilanden op zijn naam staan.
De familie Ojeda of Hojeda was oorspronkelijk afkomstig van de stad Bureba, gelegen tussen de bergen van Oña. Een artikel van F. van Tilburg over dezen reiziger, verschenen in de bundel ‘Geschiedkundige Opstellen’, opgedragen aan den Heer W.M. Hoyer, 1943, doet ons enige levensbizonderheden aan de hand. De ouders van Alonso woonden te Cuenca, hoofdstad van de gelijknamige Spaanse provincie. Daar werd hij althans geboren omstreeks 1470. Hij was een groot vriend van Juan Rodriguez de Fonseca, die in de tijd, dat Ojeda's reislust ontwaakte, reeds voor hare Majesteiten de zaken van de Indiën behartigde. Hij was enigzins kort van gestalte, doch welgevormd, had mooie grote ogen en was zeer strijdlustig van aard. Zijn jeugd bracht hij door aan het hof van den Hertog van Medinaceli, den bescherheer van Cristoffel Columbus. Hij maakte dierts tweede reis naar de nieuwe wereld mee, als kapitein van een karveel, in 1493.
Men ontdekte Guadeloupe en kwam op Hispaniola (Santa Domingo). Wegens betoonde diensten schonk het Spaanse koningspaar Alonso op Hispaniola een kuststrook in de buurt van Managua. Hij verbleef daar tot 1498 of begin 1499, het jaar, dat we hem weer in Spanje treffen. In het paleis van de Fonseca zag hij parels uit West-Indië en een kaart van de golf van Paria. Zijn zucht naar reizen, rijkdom en avonturen kwam onmiddellijk boven; het viel hem gemakkelijk een brief te krijgen met het recht om nieuwe landen te ontdekken, met bepaling echter, dat hij die landen moest vermijden, die tot en met 1497 reeds door Columbus ontdekt waren. De Golf van Paria was echter een vondst van 1498!
Met vier schepen vertrok hij op 20 Mei 1499 uit Santa Maria, in gezelschap van Juan de la Cosa, die meevoer als eerste stuurman, en Amerigo Vespucci, een bekwaam kartograaf, tevens handelsman, die onsterfelijk is geworden, doordat zijn naam verbonden is gebleven aan een werelddeel, dat hij...... niet ontdekt heeft. Men deed eerst de Canarische Eilanden aan, bereikte Zuid-Amerika in de buurt van Suriname, zeilde vervolgens ongeveer 200 mijlen langs de kust tot bij Paria; ontdekte de uitmondingen van de Esequibo en de Orinoco en vond aanwijzigen, dat Columbus reeds bij Trinidad geweest was. Verder verkende men de ganse kust van Venezuela, tot kaap La Vela toe, waarbij Curaçao ontdekt werd en bij Maracaibo de grondslag gelegd werd door de naam van ‘Veneçuela’ of klein Venetië. Men vond er nl. een dorp, dat als Venetië op het water gebouwd was, met zes en twintig zeer grote huizen, klokvormig gebouwd en met valbruggen voorzien, over welke men van het ene huis naar het andere ging.
Wat de ontdekking van onze Bovenwindse Eilanden betreft, moet ik hier even opmer-