| |
| |
| |
Zweedse herinneringen in Caraïbië
door Dr. Joh Hartog
Het 24½ vierkante kilometer grote Franse eilandje Saint Barthélémy ligt vlak bij de drie Nederlandse Bovenwinden. De band welke dit eiland met ons verbindt is het feit, dat sedert 10 December 1911 een overeenkomst bestaat tussen den Fransen bisschop van Guadeloupe, waaronder St. Barthélémy ressorteert, en de Nederlandse Paters Dominicanen. De Nederlandse Provincie staat enkele Paters af om de geestelijke belangen van het eiland te verzorgen. Vindt men in de Franse pastorie van Gustavia, de hoofdplaats van het eiland, portretten van onze Koningin en in die van L'Orient platen van poldermolens, daarnaast vindt men echter op het eilandje ook Zweedse herinneringen
Het eiland, dat een weinig groter is dan tweemaal de oppervlakte van het Schottegat, heeft een wisselvallige geschiedenis achter de rug. Naar men wil werd het ontdekt door Christoffel Columbus, die het op zijn tweede reis in 1495 zou hebben aangedaan.
Hij had het vorige eiland al naar zichzelf St. Christopher of St. Kitts genoemd, noemde daarom dit eiland naar zijn broeder Bartholomeus. Later werd dit algemeen afgekort tot St. Barths, zodat slechts weinigen het eiland - als ze het al kennen - met zijn officiële naam noemen. Honderdvijftig jaar later kwamen er de eerste Fransen onder leiding van zekeren Gentés. Deze hebben er zich niet kunnen handhaven vanwege de Spanjaarden. In 1648 is het door Fransen (Normandiërs van Dieppe) gekoloniseerd. Drie jaar later werd het aan de Maltezer Orde verkocht en kort daarop door de Caraïben geplunderd. In 1665 kon de Franse Compagnie des Iles het eiland kopen en in 1674 kreeg het meer stabiliteit, doordat het met Guadeloupe onder den Gouverneur van St. Maarten verenigd werd. Dit bleef zo tot 1784.
| |
Normandiërs wonen in Caraïbië.
De geslachtslijst van de tegenwoordige Franse blanke bevolking van het eiland gaat terug tot de mannen, die in 1659 op bevel van Commandeur de Poincy, toenmaals gouverneur van St. Kitts, het eiland in beslag namen. Zij vestigden zich vooral in het binnenland waar de plaats l'Orient kwam te ontstaan. Tot de huidige dag is de bevolking van dit plaatsje overwegend blank en draagt men er de Normandische klederdracht, die uit de tijd van Lodewijk
| |
| |
XIV zou dagtekenen: lange, wijde rokken, strakke ceintuur, wijde blousen en - in Colombier, een ander wooncentrum - dikwijls met pofmouwen. Merkwaardig is vooral de hoofdkap, waarin naar de verschillende woonplaatsen nog variatie is.
| |
Het eiland wordt verkwanseld.
In 1784 kwam het eiland aan Zweden. Gustaaf III Adolf (1771-1792), die op tournée was door Europa, had Italië bezocht en kwam ook in Parijs, waar toen Lodwijk XVI regeerde. Beide vorsten kwamen tot een uitwisseling. Lodewijk zou in Gothenburg een handelsdépôt mogen vestigen en Gustaaf III Adolf kreeg het eiland St. Barths. Kort daarna, op 7 Maart 1785, vond de inbezitneming door Zweden plaats.
Hiermede begon de Zweedse tijd voor St. Barths, welke nog geen eeuw zou duren, daar Frankrijk het eiland in 1878 teruggekocht.
| |
De Zweedse tijd begon met bloei.
De Zweedse tijd werd aanvankelijk een tijd van welvaart. De tijden waren ernaar. Vlakbij lag Sint Eustatius, dat pas kort daarvoor, in 1781, van zijn rijkdommen beroofd was. De handel met het jonge land der Verenigde Staten bracht rijkdom, want transito-havens waren nodig. Gustaaf III Adolf van Zweden besloot zijn nieuwe kolonie - het was min of meer zijn persoonlijk bezit - te begiftigen met een vrije haven. Midden op het eiland, ongeveer acht kilometer van de haven, lag de hoofdplaats l'Orient. Voor de handel was dit niet practisch en toen Zweedse kooplui naar St. Barths kwamen om van de vrije haven te profiteren stichtten zij aan de baai een eigen plaats die naar koning Gustaaf III Gustavia werd genoemd. Het plaatsje heet nog zo. Een mooie baai beschut de schepen. Drie forten, welker ruïnen men nog kan bezoeken, werden op de heuvelen rondom gebouwd. De Zweedse Westindische Compagnie bouwde in 1786 al een stad met verschillende grote pakhuizen. Het eiland had in Maart 1785 nog slechts 739 inwoners, waarvan 458 blanken (Fransen, Engelsen en Nederlanders.) Van deze mensen waren er negen boeren. De handel die terstond opbloeide na 7 Maart 1785 deed het bevolkingstal toenemen. Eind van hetzelfde jaar 1785 woonden er al 950 mensen en was er een garnizoen van 52 man. In 1800 woonden er niet minder dan 5000 mensen in de hoofstad Gustavia, terwijl er nog een 1000 in het land zelf woonden. Uit een kroniek verneemt men dat er toen 871 huizen en 32 regenbakken op het eiland waren.
| |
Elk jaar meer schepen.
In 1791 liepen al 512 schepen de haven van Gustavia binnen. In 1794 waren het er 1155, in 1797 kwamen er 1530 en in 1799 deden 1504 schepen St. Barths aan. Niet minder dan 1.993.731 goud-piasters werd er omgezet in dit laatste jaar (1.657.899 uitvoer; 335.832 invoer.)
Het eiland bleef omhoog gaan. Behalve de handel met de Verenigde Staten, werd het een vluchthaven voor lieden wier landen in oorlog waren. Een nieuwe maatregel van Zweden hielp nog: mensen die om hun schulden vervolgd werden en St. Barths wisten te bereiken, konden tien jaren blijven zonder eruit gezet te worden!
Kleine opstanden, die de denkbeelden der Verlichting onder de slaven verwekten, ruzie en kaperijen van Engelse zijde, konden het kleine eiland niet in zijn welvaart stuiten. Uit een kroniek van 1800 verneemt men dat er 40 grote kooplui woonden, dat er drie vaste schepen voor het vervoer van specerijen in dienst waren, 17 handelaars in specerijen, twee verzekeringskantoren,
| |
| |
acht hotels en billardzalen, 22 slijters van sterke drank, zes bakkers, vier slagers, drie zeilenmakers, drie juweliers, een horlogemaker, een smid, acht metselaars, zeven scheepstimmerlieden, negen huizenbouwers, twee huistimmerlui, zes kleermakers, drie schoenmakers, een hoedenmaker, een kramer, vijf scholen.
| |
De Engelsen kopen het eiland
Maar dan komt plotseling de neerslag. In 1781 was het de Engelse admiraal Rodney, die ons Sint Eustatius nam, omdat het Engelands vijanden hielp. Dezelfde Rodney roofde nog twee millioen dollar van St. Barths, ‘waar het goud op de straten lag.’
Reeds lang hadden de rijke Zweedse kooplui de Engelsen getart, wanneer deze de haven blokkeerden. Toen kwam 20 Maart 1801. Engelse schepen namen het eiland, omdat Zweden een neutraliteitsverdrag met Rusland, Denemarken en Pruisen had. De bezetters traden niet zeer vriendelijk op, want in strijd met alle gebruiken, dwongen zij de Zweden op St. Barths de eed van trouw aan den Engelsen koning af te leggen. Het duurde evenwel niet lang, want toen Zweden de Conventie van Petersburg tekende in 1802, het volgend jaar dus al, kwam St. Barths terug aan Zweden. De Engelsen betaalden zelfs een schadevergoeding van £9000, maar St. Barths heeft zich van deze slag evenmin hersteld als St. Eustatius van die van 1781.
Bovendien geraakte Zweden betrokken in de Napoleontische coalitie-oorlogen, die in 1805 en 1806 nieuwe moeilijkheden brachten van de zijde van Frankrijk, dat vlak in de buurt het grote Martinique in bezit had. Toen het eiland neutraal verklaard werd, kreeg het last van de andere partij: Engelse schepen blokkeerden de haven wederom.
| |
De autonome begroting bleek verkeerd.
De welvaart kwijnde, maar ogenschijnlijk ging alles nog goed. De kwaal zou eerst later aan de dag treden en dit bracht mede, dat verkeerde maatregelen werden genomen.
In 1811 verlieten nog 1793 schepen de haven en in 1812 woonden er 5.492 mensen op St. Barths (waarvan plm. 2000 blanken). Het vooruitzicht was zo goed, dat de Zweedse Kamer in 1812 besloot een autonome begroting aan St. Barths te geven.
| |
Zes jaren vóór Curaçao.
In 1815 bestond het Zweedse garnizoen uit zestig man, allen Zweden.
Nadat in 1818 het eerste en tot nu toe enige dagblad van St. Barths gesticht was - 28 jaar na een nieuwsblad op Sint Eustatius en zes jaren na de stichting van de Curaçaosche Courant - werd prompt het volgend jaar een censuur ingesteld. Geen mens heeft sedertdien meer iets van het blad vernomen. Er schijnen zelfs geen exemplaren meer van te bestaan.
| |
De eerste poging tot verkoop.
Tezelfder tijd, ook in 1818, deed de Zweedse koning die ondanks de schone schijn, de donkere toekomstwolken zag, poging zijn eilanden te verkopen. Er was geen belangstelling voor.
Een storm, erger dan die van 1772 welke toen het gehele eiland al verwoest had, teisterde in 1819 St. Barths nogmaals: Het was dezelfde storm, die op ons Sint Maarten drie honderd doden achterliet en ook Sint Eustatius verwoeste. Het aantal inwoners van St. Barths was toen al aan het teruglopen. Er woonden nog 4857 mensen.
Toch komt het eiland er bovenop. In 1821
| |
| |
| |
| |
heeft het een eigen militie van vijfhonderd man. Maar weer kwam er een storm. De storm van 1821 verwoeste de Wesleyaanse kerk, welker ruïnen men in Gustavia nog kan zien.
| |
1822 het economisch rampjaar.
Erger dan stormen was het jaar 1822, toen de grote economische slag werd toegebracht. Engeland opende toen de havens van zijn eigen Caraïbische kolonies voor de handel met de Verenigde Staten. St. Barths is toen gestaag omlaag gegaan. Reeds het volgend jaar wordt het tractement van den Zweedsen gouverneur van 7000 op 5000 piasters teruggebracht.
De kleine opleving, omdat de Engelse koloniën tijdelijk gesloten werden, was van korte duur. Het aantal inwoners bleef slinken: in 1828 was het nog 4016. In 1831 opent Engeland zijn koloniën weer voor de handel met de Verenigde Staten. Het zijn trieste jaren: in 1837 teistert een nieuwe storm het eiland, in 1840 een koortsepidemie, in 1842 een grote brand. Het aantal inwoners loopt terug tot 2535.
| |
Weer pogingen om het te verkopen.
De Zweedse koning, die het eiland uit eigen zak bekostigde - het was een soort bedrijf -, wilde het eiland aan de staat overdoen. De Zweedse Kamer meende dat het beter was het eiland maar te verkopen. De pogingen gelukten evenmin als die van den vooruitzienden koning in 1818. De opheffing van de slavernij in 1846 bracht nog grotere moeilijkheden. Deze trad in werking op 9 October 1847 - bij ons eerst in 1863 - en maakte het werk onmogelijk. Voor 1847 vindt men 2683 inwoners genoteerd (waarvan 1178 in Gustavia) en voor 1857 nog iets hoger: 2910. In 1860 wonen er 2802 mensen waarvan 1195 mannen en 1607 vrouwen.
Hetzelfde verschijnsel dat men thans op onze Bovenwinden waarneemt bespeurde men toen op St.. Barths: de jeugd trok weg.
De rampen houden bovendien aan. In 1850 was het de droogte, in 1852 weer een brand en in 1867 een orkaan, die in 1876 wordt gevolgd door een cycloon.
De Engelse invloed blijft toenemen. In 1851 komen de Anglicanen op het eiland. De Zweedse regering doet alles om het te helpen. In 1861 wordt Notaris Netherwood van de Zweedse Koninklijke Schatkist naar St. Barths gezonden voor een onderzoek. Een nazaat van dezen Zweedsen aristocraat woont nog te Philipsburg, St. Maarten. Wilhelm Netherwood heeft daar aan de Voorstraat zijn woning; hij is de uitgever van de voormalige Bovenwindsche Stemmen.
| |
U.S.A. had geen interesse in Caraïbische eilanden.
Men blijft bij het plan het eiland te verkopen. In 1868 wordt de derde poging hiertoe ondernomen. Er woonden toen nog 2390 bewoners. St. Barths bleek een voordurende financiële last voor Zweden. De Kamer neemt in 1868 het grote besluit het eiland te laten varen.
Men biedt het den Verenigden Staten aan, die in 1868 blijkbaar nog geen aspiraties in de Caraïbische Zee hadden en het aanbod van de hand wezen.
In 1869 weigert Italië het. Hoe men er toe kwam het aan het toen wrakke Italië aan te bieden is een raadsel.
Volgend jaar gaat er weer een offerte naar Washington. Weer weigert dit land. Het kan vreemd lopen in die dagen met bestuurswisselingen. Koloniale mogensheden scharrelden met haar bezit.
| |
Frankrijk koopt het voor 80.000 frs.
Men blijft aanbiedingen doen, tot in 1876 Frankrijk toehapt. Bij verdrag de dato 10 Augustus 1876 stemt Frankrijk toe het eiland te kopen, mits de bevolking er vóór stemme. De uitslag van de gehouden stemming: 351 vóór en 1 tegen (van Wellington
| |
| |
Sicard). Hierop wordt het Verdrag van Parijs van 31 October 1877 gesloten dat door Frankrijk en Zweden wordt geratificeerd:
1) Frankrijk betaalt 320.000 francs voor schadeloosstelling aan de ambtenaren en 80.000 francs voor terugkoop van het eiland (een franc was toen ongeveer 50 cent);
2) Zweden moest van dit bedrag een hospitaal op St. Barths bouwen (deze bepaling is wel het toppunt);
3) De Zweden, die zulks wilden, zouden hun nationaliteit mogen behouden. Hiervan werd weinig gebruik gemaakt, maar toch zijn er thans op St. Barths nog drie of vier oude mensen die de Zweedse nationaliteit hebben en ook wordt er nog altijd een of ander Zweeds pensioen uitbetaald.
Op 16 Maart 1878 had de overdracht plaats, toen met veel vertoon aan den Zweedsen gouverneur Ulrich het Legioen van Eer werd uitgereikt voor hij vertrok. Aan een afscheidsbanket zaten zeventig man te smullen.
| |
Vervallen grootheid.
Van de Zweedse tijd is weinig of niets meer over. De acht hotels liggen in puin. In de magnifiek aangelegde brede straten groeit het gras tussen de stenen. In Gustavia wonen nog geen driehonderd mensen en het gehele eiland telt niet meer dan 2300 bewoners, die bestaan van wat handel in ananas, aloë, stro, vee en smokkel.
Zweedse herinneringen treft men er niet veel. Hier en daar een stukje Zweedse architectuur. Dan is er de Zweedse toren in Gustavia, een soort piramideachtig bouwsel. Merkwaardiger is nog dat de klok op elk heel uur slaat en dan na twee minuten nog eens slaat, ook weer het hele uur. De een zegt dat dit voor eventueele vergissingen is, zodat men als men zich bij het wakker worden vertelt, na twee minuten het nog eens over kan doen. Practisch. Een andere uitleg wil, dat vroeger bij de ene klokslag de vrijen en bij de andere de slaven hun werk konden verlaten, zodat zij dus niet tegelijkertijd op straat liepen.
De geschiedenis van dit interessante en aan natuurschoon overrijke eiland is alleen uit de kerkelijke archieven bekend. Deze bestaan nog van 1724 af en Pater W. de Barbanson O.P. en Pater A.J. Burgemeester O.P., die lange tijd op St. Barths werkten, publiceerden een en ander hieruit in L'Echo, een godsdienstig blad van Guadeloupe. Pater M.D. Latour O.P. schreef over het eiland in de St. Dominicuspenning in 1933 en in 1888 is in Upsala een Zweeds boekje over het eiland verschenen.
| |
Het Zweedse Kerkhof.
Bij L'Orient, dat zoals men zag de hoofdstad was, treft men bij de kerk op het kerkhof een afgeschoten gedeelte, waar nog een tastbare herinnering aan de Zweden ligt: vijf graven. Met de Zweedse toren te Gustavia zijn dit de enige duidelijke tekenen van Zweeds bewind. Daar naar het schijnt de opschriften dezer vijf graven nog nimmer gepubliceerd zijn, volgen die hieronder.
Binnen het hek is het eerste graf dat van een Zweedsen gouverneur, die in 1828 op St. Barths gestorven is door een val van zijn paard. Dit gebeurde bij het Fort, dat - met het gezicht naar zee - rechts van de haven ligt. Er was brand uitgebroken te Gustavia. Een kanon van Fort Gustaaf III kondigde dit aan. Gouverneur Norderling erheen, maar toen het paard een onverwachte sprong maakte, viel hij en brak zijn schedel. Naar huis gebracht overleed hij. M. Haasum werd gouverneur ad interim tot 1851 toen hij met verlof ging.
| |
| |
I) Het opschrift van de het meest naar links gelegen grafsteen luidt:
JOHANNI NORDERLING
Philosophia Doctori, Consuli
genarli, Preatori,
Barthelemiensium Gubernatori,
Equiti ordinis Leonini et
Polaris Aurato
Nato in Svecia MDCCLX,
Denato Gustaviae MDCCCXXVIII.
Grandis in acta Viri livor
nil polluit Extat
Quassa licet nullo turbine
rupta cedrus.
II) De volgende steen van links af gerekend draagt het inschrift:
Memoriae
I. CABs. NORDERLING
e secretis Rectoris hujus insulae
Cohortis Jemlandicae signifer
Principisque Juventutis
aulas addicti
Sacrum.
Dira Juvenem sustulit pestis
die III Octobris MDCCCXX
V non lustris absolutis.
TUMULUM
Superstites posuere parentes
J. et J.M. Norderling
Quidquid ex Te amavimus
mansurum est,
piae non cum corpore
extinguuntur animae.
III) De derde steen draagt een zuiltje, waar het opschrift op gesteld is, dit maal gedeeltelijk in het Frans. De vier zijden dragen dan de volgende opschriften:
1) Jeannette Charlotte
Haasum
2) Née le 31 juillet 1821
3) Brevis felicitas
Luctus perennis
Parentum
4) Décédée le 22 juillet
1823
IV) Hierna volgt de vierde grafsteen, die een opschrift in het Engels draagt:
Sacred to Friendship
and to the memory
of Miss
Wilha Netherwood
Whose remains are here deposited
And who lifted above
all selfish considerations
By and ardent attachment
to an amiable friend.
Reliquished her native country
and domestic circle
To follow her fortunes
in a distant and alien climate
Where she fell an early victim
to a malignant fever.
On the 17 October 1820
in the 27th year of her age.
V) De vijfde en laatste steen van links af gerekend, draagt bovenaan de gebeitelde tekening van een kruis. Hieronder staat het grafschrift, weer in het Engels:
Secred
to the Memory of
Anne Louise Haasum
the Beloved and ever Lamented Wife of
| |
| |
Lt. Col. James H. Haasum
and eldest Daughter of the late
Governor John Norderling
and of
Jeanne M. Norderling (born de Mont d'Or)
his Wife.
She was born in this Island
August the 10th 1797
and departed this life September the 2nd
Anno Domini MDCCCXXXV
The governing principle of her life was
supreme love to
God and universal benevolence to mankind
She chose the path of Duty and walked in
it with meekness to he end.
The following texts, selected by herself, are
just illustrations of her Christian
Faith and Practice.
‘Not with old leaven.... But with the
unleavened bread
of sincerity and Truth’
I Cor. V, 8.
‘For I know that my Redeemer liveth’
Job XIX, 25.
This stone
is erected by her husband as the last sad
token of his unceasing love.
Blest be the dear uniting love
That will not let us part
Our Bodies may far off remove
We still are one in heart.
Partakers of the Saviours grace
The same in mind and heart
Nor joy, nor grief, nor time, nor place.
Nor life, nor death can part.
|
|