De Gas-turbine
door Frs. van Tilburg
Het beginsel van de turbine was reeds in de oudheid bekend. Hero of Heron van Alexandrië, een geleerde Griek, met wiens fontein we op de schoolbanken kennis maakten, vond een werktuig uit, waaraan hij de naam gaf van aeolophyle of aeolusbal. Het bestond uit een metalen holle kogel, die om een verticale spil kon draaien. De bal werd voor ⅔ met water gevuld, dat aan het koken gebracht werd. De stoom, die zich daarbij ontwikkelde, kreeg gelegenheid om door achterwaarts gebogen buisjes te ontsnappen, waardoor de bal aan het draaien gebracht werd. Iets dergelijks zien we gebeuren bij het water- of reactierad van Segner, dat op hetzelfde beginsel berust, met dit verschil evenwel, dat bij het laatste waterdruk en bij Hero's aeolusbal stoomdruk de drijfkracht is.
Zowel de aeolusbal van Hero als het reactierad van Segner zijn speelgoed gebleven, doch het beginsel, dat door beide uitvindingen gedemonstreerd wordt, heeft zich tegen het einde der vorige eeuw ontwikkeld in de stoomturbine en de hydraulische turbine, die sedert dien de zuigerstoommachine meer en meer verdrongen hebben.
In tegenstelling met de gewone zuigerstoommachine, waarbij de arbeid eerst ontwikkeld wordt in een heen- en weergaande beweging om vervolgens omgezet te worden in een wentelende of roterende, wordt het eerste stadium bij de turbine overgeslagen. Daardoor berust de turbine, in gevallen waarbij roterende beweging gewenst is, zoals bij het aandrijven van dynamo's, schroeven of propellers van schepen e.d. op een betere constructiebasis en neemt daardoor een steeds uitgebreider werkterrein in, vooral sinds het gelukt is het aantal wentelingen, dat aanvankelijk zeer groot was, te beperken.
Bij de turbine (ik heb hier meer bepaald de stoomturbine op het oog) wordt de stoom met kracht tegen de schoepen opgestuwd. Schoepen zijn flauw gebogen metalen strookjes, die schuin achter elkander staan en bij het opvangen van de stoomdruk aan de schijven of trommels, waarop zij geplaatst zijn, een wentelende beweging geven. Hetzelfde zien we gebeuren bij onze windmolens, waar de wind de drijfkracht is.
De stoomturbine is een typische snelloper met 50 of meer toeren per seconde en is thans het belangrijkste krachtwerktuig. Ze heeft de zuigerstoommachine overvleugeld, omdat ze de Carnotcyclus veel idealer benadert en de stoom tot een groter vacuum afwerkt, waardoor het stoomverbruik per pk. gunstiger wordt.
Zoals boven gezegd is, is de stoomturbine echter niet denkbaar zonder stoomgenerator of stoomketel. En dit betekent, dat de omzetting van warmte in arbeid een lange en bijgevolg niet economische weg doorloopt. Stoom immers wordt in een ketel uit water gestookt en door stoompijpen naar de stoommachine of turbine gevoerd. Veel warmte gaat daarbij verloren als latente warmte door uitstraling, lekkages, schoorsteenverliezen, etc. vóór dat de stoom de zuigerma-