Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft drie deelen: I. Bidt David om reddinge ende behoudenisse des volcx Israëls. II. Roemt Hy Godts goetheyt in sijne tijden bewesen. III. Weder-haelt hy het gebedt. | |
1Een gouden kleynoot Davids, voor te singen, van een goude Ga naar margenoot+ roosen-bagge te leeren: | |
[Folio 240v]
| |
Syriers van Zoba; doe Ioab om-keerde, ende sloegh van de Edomiten in ’t Sout-dal twaelf duysent. | |
I.3GOdt, Ga naar margenoot+ Ghy die ons verstooten ende verstroyt hadt, ende toornigh waert, troost ons weder. | |
4Ghy die de Aerde beweegt ende verscheurt hebt: heelt hare breucken, die soo gespleten is. | |
5Want Ghy hebt uwen volcke eene harde [sake] getoont; Ga naar margenoot+ Ghy hebt ons eenen dronck wijns gegeven, dat wij tuymelden. | |
II.6Ga naar margenoot+ MAer Ghy hebt doch een teecken gegeven den genen die u vreesen; ’t welck sy op-wierpen, ende haer seker maeckte, Sela! | |
7Op dat uwe beminde bevrijdt worden; Ga naar margenoot+ so helpt nu met uwe rechter-hant, ende verhoort ons. | |
8Godt spreeckt in sijn Heylighdom; dies ben ick blijde: ende Ga naar margenootb wil deelen Sichem, ende af-meten het dal Suchoth. | |
9Gilead is mijn, mijn is Manasse; Ephraim is de macht mijns hoofts: Iuda is mijn Ga naar margenootc Vorst. | |
10Moab is mijn Ga naar margenootd wasch-pot; Ga naar margenoot+ mijnen schoen strecke ick over Edom: Philistea juycht tot my. | |
12En sult Ghy ’t niet doen, Godt, Ghy die ons verstoot? ende en treckt niet uyt, Godt, op Ga naar margenootf ons’ heyr? | |
III.13DOet ons bij-stant in der noot: want menschen-hulpe en is geen nutte. | |
14Met Godt willen wy daden doen; Hy sal onse vyanden t’ onder treden. |
|