Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft twee deelen: I. David bidt om hulpe. II. Roemt hy van des gebedts verhooringe. | |
I.2OCh HEERE, Ga naar margenoot+ en straft my niet in uwen toorn, ende en kastijdt my niet in uwe grimmigheyt. | |
3HEERE, zijt my genadigh; want ick ben swack: heelt my HEERE; want mijne gebeenten zijn verschrickt: | |
5Keert u, HEERE, ende reddet mijne ziele; helpt my om uwer goedertierenheyt wille. | |
7Ick ben soo moede van suchten; Ga naar margenoota ick doe mijn bedde swemmen den gantschen nacht, ende nette met mijne tranen mijn leger. | |
8Mijne gedaente is vervallen van treuren, ende is out geworden; want ick over-al beangst worde. | |
10De HEERE hoort mijn smeecken: mijn gebedt neemt de HEERE aen. | |
11Alle mijne vyanden moeten te schande worden, Ga naar margenoot+ ende seer verschricken; te rugge keeren, ende te schande worden schielijck. |
|