Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft drie deelen: I. De Koninginne van rijck Arabien besoeckt Salomon, om sijne wijsheyt te hooren, etc. II. Salomons rijckdom, heerlijckheyt ende wijsheyt. III. Salomons doot ende nae-saet. Siet 1 Reg. 10,11. capp. | |
I.1ENde doe de Koninginne van rijck Arabien het geruchte Salomons hoorde, Ga naar margenoot+ quam sy met een seer groot gevolgh te Ierusalem, met kemelen, die speceryen ende gouts de menighte droegen, ende edel-gesteente; om Salomo met raedselen te versoecken: ende doe sy tot Salomo quam, sprack sy met hem al wat sy in den sin hadde voor-genomen. | |
2Ende de Koninck seyde haer al wat sy vraegde: ende Salomo en was niets verborgen, dat hy haer niet geseyt en hadde. | |
3Ende doe de Koninginne van rijck Arabien sagh de wijsheyt Salomons, ende het huys, dat hy gebouwt hadde: | |
4De spijse voor sijne tafel, de wooninge voor sijne knechten, de ampten sijner dienaren, ende hare kleederen, sijne schenckers met hare kleederen, ende sijne sale, daer men op-ginck in ’t Huys de HEEREN, so en konde sy haer niet langer onthouden. | |
5Ende sy sprack tot den Koninck: Het is waer, wat ick gehoort hebbe in mijnen lande van uw’ wesen, ende van uwe wijsheyt; | |
6Maer ick en wilde haren woorden niet gelooven, tot dat ick gekomen ben, ende hebbe ’t met mijne oogen gesien: ende siet, de helft en is my niet geseyt van uwe groote wijsheyt; daer is meer aen u, dan het geruchte dat ick gehoort hebbe. | |
7Saligh zijn uwe mannen, ende saligh zijn dese uwe knechten, die altoos voor u staen, ende uwe wijsheyt hooren! | |
8De HEERE uw’ Godt zy gelooft, die u lief heeft, dat hy u op sijnen stoel tot eenen Koninck geset heeft, den HEERE uwen Gode. Dat doet het, dat uw’ Godt Israël bemint, dat Hy dien eeuwighlijck op-richte; daerom heeft Hy u over hen tot eenen Koninck gesett, dat ghy recht ende redelijckheyt hant-haven soudt. | |
9Ende sy gaf den Koninck hondert ende twintigh centener gouts, ende seer veel specerijen ende edel-gesteenten: daer en waren geene specerijen als dese, die de Koninginne van rijck Arabien den Koninck Salomo gaf. | |
10(Daer toe de Knechten Hurams, ende de Knechten Salomons, die gout uyt Ophir brachten; die brachten oock eben-hout ende edel-gesteenten. | |
11Ende Salomo liet van dat eben-hout trappen in den Huyse des HEEREN, ende in den huyse des Konincx maken, ende harpen ende psalters voor de Sangers: Soodanige houten en waren te voren in den lande Iuda noyt gesien.) | |
12Ende de Koninck Salomo gaf der Koninginne van rijck Arabien al wat sy begeerde ende badt, behalven wat sy tot den Koninck gebracht hadde. Ende sy keerde haer, ende trock weder in haer lant met hare Knechten. | |
II.13DEs gouts nu dat Salomo in een jaer gebracht wiert, was ses hondert ende ses-en-tsestigh centener; | |
14Behalven wat de kramers ende koop-lieden brachten: ende alle Koningen der Arabiers, ende de Heeren in de landen, brachten gout ende silver tot Salomo. | |
15Daer af maeckte de Koninck Salomo twee hondert schilden van ’t beste gout; Ga naar margenoot+ so datter ses hondert stucken gouts tot eene rondasse quamen: | |
16Ende drie hondert rondassen van ’t beste gout; so datter drie hondert stucken gouts tot eene rondasse quamen: ende de Koninck leydese in ’t huys van den wout Libanon. | |
17Ende de Koninck maeckte eenen grooten yvooren stoel, Ga naar margenoot+ ende over-trock hem met louter gout. | |
18Ende de stoel hadde ses trappen, ende eenen gouden voet-banck aen den zijden, om de sit-plaetse; ende twee leeuwen stonden neffens de lenen. | |
19Ende twaelf leeuwen stonden aldaer op de ses trappen, op beyde zijden: Soodanigh en isser niet gemaeckt in alle Koninck-rijcken. | |
20Ende alle drinck-vaten des Konincx Salomons waren gouden, Ga naar margenoot+ ende alle vaten des huyses van den wout Libanon waren louter gout: want het silver en wiert niets geacht ter tijt Salomons. | |
[Folio 189r]
| |
21Want de schepen des Konincx voeren op de Zee met de knechten Hurams, ende quamen in drie jaren een-mael; ende brachten gout, silver, yvoor, apen ende pauwen. | |
22Alsoo wiert de Koninck Salomo grooter, dan alle Koningen op Aerden, met rijckdom ende wijsheyt. | |
23Ende alle Koningen op Aerden sochten het aen-gesicht Salomons, om sijne wijsheyt te hooren, die hem Godt in sijn herte gegeven hadde. | |
24Ende sy brachten hem elck sijn geschenck, silvere ende goudene vaten, kleederen, harnasch, speceryen, peerden ende muylen, jaerlijcx. | |
25Ende Salomo hadde vier duysent wagen-peerden, Ga naar margenoot+ ende twaelf duysent ruyters; ende men dedese in de wagen-steden, ende by den Koninck te Ierusalem. | |
26Ende hy was een Heere over alle Koningen van ’t Water af, tot aen der Philisteën lant, ende tot aen de lant-pale van Egypten. | |
27Ende de Koninck maeckte des silvers soo veel te Ierusalem, Ga naar margenoot+ als der steenen; ende der cederen soo veel, als der moerbesie-boomen in de valleyen. | |
28Ende men bracht hem peerden uyt Egypten, ende uyt alle landen. | |
III.29WAt nu meer van Salomo te seggen is, Ga naar margenoot+ beyde sijn eerste ende sijn laetste; siet, dat is geschreven in de Chronijke des Propheten Nathans, ende in de Prophetien Ahia van Silo, ende in de Gesichten Ieddi des Sienders, tegen Ierobeam den soon Nebats. | |
30Ende Salomo regeerde te Ierusalem over gantsch Israël veertigh jaer. | |
31Ende Salomo ontsliep met sijne vaderen, ende men begroef hem in de stadt Davids sijnes vaders: ende Rehabeam sijn soon wiert Koninck in sijne stede. |
|