Lutherse Bijbel (1648)

(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– rechtenstatus


Het eerste Boeck der Chronycken Kan gedeelt worden in twee Hooft-stucken: I. Begrijpt een Register der Aertz-vaderen, van de Sond-vloet af, ende dan oock de twaelf stammen Israëls; tot op ’t 12 capitel. II. Verhaelt de geschiedenissen Davids; van ’t 12 cap. tot ’et eynde toe;
Het eerste Capittel.
Heeft vier deelen: I. De nakomelingen Adams tot Noah toe, ende sijne sonen. II. Geslacht-register van Noah tot op Abraham. III. Abrahams kinderen ende nakomelingen. IV. De Koningen ende Vorsten in Edom.
I.1 ADam, Ga naar margenoot+ Seth, Enos.
2 Kenan, Mahalaleël, Iared.
3 Henoch, Ga naar margenoot+ Methusalah, Lamech.
II.4 NOah, Sem, Ham, Iaphet.
5 De kinderen Iaphets zijn dese: Ga naar margenoot+ Gomer, Magog, Madai, Iavan, Thubal, Mesech, Thiras.
6 Maer de kinderen Gomers zijn: Askenas, Riphat, Thogarma.
7 De kinderen Iavans zijn: Elisa, Tharsisa, Chitim, Dodanim.
8 De kinderen Hams zijn: Chus, Ga naar margenoot+ Mizraim, Put, Canaan.
9 Maer de kinderen Chus zijn: Seba, Hevila, Sabtha, Ragema, Sabtecha. Maer de kinderen Ragema zijn: Scheba, ende Dedan.
10 Maer Chus gewan Nimrod; Ga naar margenoot+ die begon geweldigh te zijn op aerden.
11 Mizraim gewan Ludim, Anamim, Lehabim, Naphthuhim.
12 Pathrussim, Casluhim, Ga naar margenoot+ van dewelcke zijn voort-gekomen de Philistim ende Caphthorim.
13 Maer Canaan gewan Zidon sij-
[Folio 172v]
nen eersten soon, Heth.
14 Iebusi, Amori, Girgosi.
15 Hevi, Arki, Sini.
16 Arwadi, Zemari, ende Hemathi.
17 De kinderen Sems zijn dese: Ga naar margenoot+ Elam, Assur, Arphachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether, ende Mesech.
18 Arphachsad nu gewan Salah. Salah gewan Eber.
19 Maer Eber wierden twee sonen geboren: Ga naar margenoot+ d’ een hiet Peleg, daerom dat by sijnen tijt het lant verdeelt wiert; ende sijn broeder hiet Iaktan.
20 Maer Iaktan gewan Almodad, Saleph, Hazarmaveth, Iarah.
21 Hadoram, Usal, Dikla.
22 Ebal, Abimaël, Scheba.
23 Ophir, Hevila, ende Iobab. Dit zijn alle kinderen Iaktans.
24 Sem, Ga naar margenoot+ Arphachsad, Salah.
25 Eber, Peleg, Regu.
26 Serug, Nahor, Tharah.
27 Abram, dat is Abraham.
III.28 MAer de kinderen Abrahams zijn, Ga naar margenoot+ Isaac ende Ismael.
29 Dit is haer geslachte: Ga naar margenoot+ D’eerste soon Ismaëls, Nebajoth; Kedar, Abdeël, Mibsam.
30 Misma, Duma, Masa, Hadad, Thema.
31 Ietur, Naphis, Kedma. Dit zijn de kinderen Ismaëls.
32 Maer de kinderen van Ketura Abrahams by-wijf, Ga naar margenoot+ die baerde Simran, Iaksan, Medan, Midian, Iesbak, Suah. Maer de kinderen Iaksans zijn, Scheba ende Dedan.
33 Ende de kinderen Midians zijn: Epha, Epher, Henoch, Abida, Eldaa. Dit zijn alle kinderen van Ketura.
34 Abraham gewan Isaac. Ga naar margenoot+ Maer de kinderen, Isaacs zijn Esau ende Israël.
35 De kinderen Esaus zijn: Ga naar margenoot+ Eliphas, Reguël, Ieus, Iaëlam, Korah.
36 De kinderen Eliphas zijn: Theman, Omar, Zephi, Gaëtham, Kenas, Thimna, Amalek.
37 De kinderen Reguëls zijn: Nahath, Serah, Samma ende Misa.
38 De kinderen Seïrs zijn, Ga naar margenoot+ Lotan, Sobal, Zibeon, Ana, Dison, Ezer, Disan.
39 De kinderen Lotans zijn: Hori, Homam; ende Thimna was eene suster Lotans.
40 De kinderen Sobals zijn: Aljan, Manahath, Ebal, Sephi, Onam. De kinderen Zibeons zijn: Aja ende Ana.
41 De kinderen Ana: Dison. De kinderen Disons zijn: Hamran, Esban, Iethran, Chran.
42 De kinderen Ezers zijn: Bilhan, Saëwan, Iaëkan. De kinderen Disons zijn: Uz ende Aran.
IV.43 DIt zijn de Koningen, Ga naar margenoot+ die geregeert hebben in ’t lant Edoms, eerder een Koninck regeerde onder de kinderen Israëls: Bela de soon Beors; ende sijne stadt hiet Dinhaba.
44 Ende doe Bela sterf, wiert Ko-ninck in sijne stede Iobab, de soon Serah van Bazra.
45 Ende doe Iobab sterf, wiert Koninck in sijne stede Husam, uyt der Themaniten lant.
46 Doe Husam sterf, wiert Koninck in sijne stede Hadad, de soon Bedads, die de Midianiten sloegh in der Moabiten velt; ende sijne stadt hiet Awith.
47 Doe Hadad sterf, wiert Koninck in sijne stede Samla van Masrek.
48 Doe Samla sterf, wiert Koninck in sijne stede Saul van Rehoboth aen het Water.
49 Doe Saul sterf, wiert Koninck in sijne stede Baal-Hanan, de soon Achbors.
50 Doe Baal-Hanan sterf, wiert Koninck in sijne stede Hadad; ende sijne stadt hiet Pagi: ende sijn wijf hiet Mehetabeël, eene dochter van Matred, ende dochter Mesahabs.
51 Maer doe Hadad sterf, Ga naar margenoot+ wierden Vorsten in Edom, de Vorst Thimna, de Vorst Alja, de Vorst Ietheth.
52 De Vorst Ahalibama, de Vorst Ela, de Vorst Pinon.
53 De Vorst Kenas, de Vorst Theman, de Vorst Mibzar.
54 De Vorst Magdiël, de Vorst Iram. Dat zijn de Vorsten in Edom.	margenoot+ Gen. 5.3, etc. margenoot+ Gen. 9,18. margenoot+ Gen. 10,2. margenoot+ Gen. 10,6. margenoot+ Gen. 10,8. margenoot+ Gen. 10,14. margenoot+ Gen. 10.22, 25. margenoot+ Gen. 10,25. margenoot+ Gen. 11,10. Luc. 3,34. margenoot+ Gen. 16,15. cap. 25,2. margenoot+ Gen. 25,13. margenoot+ Gen. 25,2. margenoot+ Gen. 25.25, 26. margenoot+ Gen. 36,10. margenoot+ Gen. 36,20. margenoot+ Gen. 36,31. margenoot+ Gen. 36,15.

Vorige Volgende

Het eerste Boeck der Chronycken

Kan gedeelt worden in twee Hooft-stucken: I. Begrijpt een Register der Aertz-vaderen, van de Sond-vloet af, ende dan oock de twaelf stammen Israëls; tot op ’t 12 capitel. II. Verhaelt de geschiedenissen Davids; van ’t 12 cap. tot ’et eynde toe;

Het eerste Capittel.

I.1

2

3

II.4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

III.28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

IV.43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

Over het gehele werk

auteurs

Kan gedeelt worden in twee Hooft-stucken:
I. Begrijpt een Register der Aertz-vaderen, van de Sond-vloet af, ende dan oock de twaelf stammen Israëls; tot op ’t 12 capitel.
II. Verhaelt de geschiedenissen Davids; van ’t 12 cap. tot ’et eynde toe;