Lutherse Bijbel (1648)
(2009)–Anoniem Lutherse bijbel (1648)– Auteursrechtelijk beschermdHeeft drie deelen: I. Brand-offers Altaer. II. Voor-hof met sijne om-hangen. III. Olye tot de lampe. | |
I.1ENde ghy sult eenen Altaer maken van vueren-hout, Ga naar margenoot+ vijf ellen lanck ende breet, (dat hy gelijck vier-kantigh zy) ende drie ellen hoogh. | |
2Ga naar margenoota Hoornen sult ghy aen sijne vier hoecken maken, ende sult hem met koper over-trecken. | |
3Maeckt oock asch-potten, schoeffelen, beckens, krauwelen, kool-pannen: alle sijne gereetschap sult ghy van koper maken. | |
4Ghy sult oock een koperen tralie maken, gelijck een net: ende vier koperen ringen aen sijne vier hoecken. | |
5Maer ghy sult ’et van beneden op al-om den Altaer maken; so dat de tralie reycke tot midden aen den Altaer. | |
6Ende sult oock hant-bomen maken tot den Altaer, van vueren-hout; met koper over-trocken. | |
7Ende sult de hant-boomen in de ringen doen; also dat de hant-boomen zijn aen beyde zijden des Altaers, daer mede men hem dragen magh. | |
8Ende sult hem also van plancken maken, dat hy [van binnen] hol zy: gelijck u op den bergh getoont is. | |
II.9GHy sult oock voor de Wooninge eenen Hof maken: Ga naar margenoot+ eenen omhanck van getweernde witte syde: op d’ een zijde hondert ellen lanck, tegen ’t Zuyden. | |
10Ende twintigh pylaren op twintigh koperen voeten; ende hare knoopen met hare reepen van silver. | |
11Alsoo oock tegen ’t Noorden, sal zijn een om-hangh, hondert ellen lanck: twintigh pylaren op twintigh koperen voeten, ende hare knoopen met der selver reepen van silver. | |
12Maer tegen ’t Westen sal de breette des Hofs hebben eenen om-hangh, vijftigh ellen lanck: tien pylaren op tien voeten. | |
13Maer tegen ’t Oosten sal de breette des Hofs hebben, vijftigh ellen. | |
14Also dat de om-hangh hebbe op d’ eene zijde vijftien ellen; daer toe drie pylaren op drie voeten. | |
15Ende [wederom] vijftien ellen op d’ ander zijde; ende daer toe drie pylaren op drie voeten. | |
16Maer in de poorte des Hofs sal een laken zijn, twintigh ellen breet, gewrocht van geele zijde, scharlaken, rooset-root, ende getweernde witte zijde; daer toe vier pylaren op hare vier voeten. | |
17Alle pylaren ront-om den Hof he-nen sullen silveren reepen ende silveren knoopen, ende koperen voeten hebben. | |
18Ende de lengte des Hofs sal hondert ellen zijn; de breette, vijftigh ellen; de hooghte, vijf ellen, van getweernde witte syde: ende sijne voeten sullen koperen zijn. | |
19Oock al de gereetschap der Wooninge tot allerley ampten, ende alle sijne nagelen, ende alle nagelen des Hofs, sullen koperen zijn. | |
III.20GEbiedt den kinderen Israëls, Ga naar margenoot+ dat sy tot u brengen de aller-reynste louterste olye, van olyf-boomen gestooten om te lichten, dat men altijt boven inde lampen doe, | |
21In de Hutte Ga naar margenootb des Stichts, Ga naar margenoot+ buyten den voor-hangh, die voor het getuygenisse hangt. Ende Aaron ende sijne sonen sullense toe-richten, beyde ’s morgens ende ’s avonts, voor den HEERE: dat sal u een eeuwige wijse zijn op uwe na-komelingen, onder de kinderen Israëls. |
|