Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leven van Lutgart (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leven van Lutgart
Afbeelding van Leven van LutgartToon afbeelding van titelpagina van Leven van Lutgart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.30 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Editeur

François van Veerdeghem



Genre

poëzie

Subgenre

heiligenleven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leven van Lutgart

(1899)–Anoniem Lutgart, Leven van–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXV. Van din dat Beatrijs van Ravia genas bi harre cracht van enen geswelle.

 
Ga naar margenoot+Eer wi dit dichten neder leggen
 
Willic met corten warden seggen
 
Hoe vrindelike in staden stoet
 
Die maget edel ende goet,
5345[regelnummer]
Sent dat si schit van erterike,
 
Hen allen, die getrowelike
 
Hare helpe sochten ende op hare
 
Kraijrden stille ochte oppenbare.
 
Wildi dan horen van Lutgarden
5350[regelnummer]
En lettel noch, met corten warden
 
Salic u seggen hoe si sent
 
Hare helpe sendde in dat convent,
 
Ende ere nonnen wel geboren
 
Die men met rechte wel tevoren
5355[regelnummer]
In din gedichte noemen mach,
 
Willic tevoren don gewach;
 
Dat was van Raevie BeatrijsGa naar voetnoot1,
 
Die was gerakt in alre wijs
 
Na welgerakder vrowen sede,
5360[regelnummer]
Want si was goet ende hovesch mede.
 
Van derre nonnen segt die brif,
 
Dat si din closter al verhif
 
Met haren patrimonigoede
 
Van commere ende van ermoede
5365[regelnummer]
Daer hi verladen mede was;
 
Want si lit varen dat gedwas
 
Ga naar margenoot+Van erterike ende es gecregen
 
T Aiwires in der silen plegen.
 
Daer poegde so na har gewin
5370[regelnummer]
Die nonne ie sider, dat sire in
 
Tin Godes dinste gheechent wart,
 
Dat si met groter eeren tart
 
Din graet op sent van dire abdiën;
 
Want ons die vrowen daer verliën
5375[regelnummer]
Dat sise in haren ijoncsten dagen
 
T Aiwires sent abdesse sagen.
 
Van derre nonnen salic u
 
Vertrekken, wildijt horen, nu
 
En schone exempel ende en waer,
5380[regelnummer]
Dat noch die vrowen plegen daer
 
Vertrekken, ende ons es van din
 
Verlijt die sagen dat geschin.
 
Der nonnen, dire ic doe gewach,
 
En groet geswel verheven lach
5385[regelnummer]
Omtrent den hals op enen tijt,
 
Sent dat die magt gebenedijt
 
Gescheeden was van desen live.
 
Nu hoert, eer ic u voert bescrive
 
Van din exemple din proces,
5390[regelnummer]
Hoe dit geswel genamet es
 
Ende hoegedaen es die nature
 
Van din antracenGa naar voetnoot1. Die die cure
 
Van wonden ende van geswellen
 
Bestaen te dragene ons vertellen,
5395[regelnummer]
Dat het karbonkel es genamt.
 
Oc seggense alse het es gekramtGa naar voetnoot2
 
Ga naar margenoot+Ochte op die hant, ochte op din voet,
 
Ochte elre daert Got wassen doet,
 
Dat het voert ane in dandre lede
5400[regelnummer]
Sendt een geschot, so dat si mede
 
Oc moten plechten an dat seer:
 
Dos wekert het ilanc so meer
 
Ende inwert sinkt met groten staden
 
So lange, dat het comt gewadenGa naar voetnoot3
5405[regelnummer]
Ter herten toe; dan eist volgaen,
 
Want nit ne mach der doet onstaen,
 
Alse het ter herten es gerakt,
 
Die mensche, want alse het genakt
 
Der ssegenGa naar voetnoot4 van der livechheiden,
5410[regelnummer]
Des menschen leven, dat verbeiden
 
En can sijns wedersaken nit,
 
Ontfaert der herten ende ontflit.
 
Aldos hadde oc al sonder were
 
Van din vermaledijden swere
5415[regelnummer]
Die welgerakde Beatrijs
[pagina 200]
[p. 200]
 
Har lijf verloren, mar dat sijs
 
Der Godes brut, der vriër magt,
 
Lutgarden, heft die noet geclagt,
 
Die sijs verdroech met groten vare.
5420[regelnummer]
Want doe die nonne wart geware
 
Der groter vreesen die gelach
 
An dat geswel, dat men ne mach
 
Met cirurgijen niet verijagen,
 
Began si karmen ende clagen
5425[regelnummer]
Ende driven ijammer harde groet,
 
Want sire af waende bliven doet.
 
Ga naar margenoot+Doch vant si selve in haren rade
 
Dat si op trowe ende op genade
 
Lutgarden soude har ongeval
5430[regelnummer]
Bevelen daer si ave qual.
 
So dede si sent met goeder trowen;
 
Want enen wijl, die van der vrowen
 
Was bleven hare, heft si gesochtt
 
Ende din omtrent den hals geknochtt,
5435[regelnummer]
Daer die karbonkel ane wis;
 
Want groet geloeve ontfinc si dis
 
Int herte binnen dat si soude,
 
Waert dats hare onderwinden woude
 
Lutgart, die vrowe, in corter stont
5440[regelnummer]
Genesen sijn ende al gesont.
 
Nu hoert miracle ende wonder:
 
Tirst dat si din antraes hadde onder
 
Din wijl bedekt ende hi genakt
 
Was din geswelle, alse ons wel makt
5445[regelnummer]
Die vite cont, ende ons verkinnen
 
Die vrowe selke van daer binnen
 
Die doe begeven waren daer,
 
So seggic u al over waer
 
Dat sonder beide ende altehant
5450[regelnummer]
Har selven so genesen vant
 
Die sieke nonne, ende so verdreven
 
Al dat geswel van daer teneven
 
Daert was geporret an din hals,
 
Dat si Lutgarden dis gevals
5455[regelnummer]
Genendelike ende sonder mide
 
Heft sent gedankt in allen tide.
 
Ga naar margenoot+Oc seggic u wat noch daer binnen
 
Geschide ere onderpriorinnen:
 
Ver Ode wanic dat si hit.
5460[regelnummer]
Dat goede wijf hadde een verdrit
 
Ende ongemac van enen swere
 
Op enen tijt, die sonder were
 
So lach verheven op hare hant,
 
Dat hi bekommerde ende bant
5465[regelnummer]
Al toten ellenbogen toe
 
Din arm. Nu hoert, ic segge u hoe
 
Si quite wart van din geswelle:
 
Doe si vernam dat sijn gestelle
 
Wart al te lanc ende al te breet,
5470[regelnummer]
Ende si ne conste al sonder leet
 
Verdragen langer nit die pine,
 
Heft si gesochtt die medicine
 
Die Beatrisen hals genas,
 
Dat van Lutgarden wile was
5475[regelnummer]
En heilegdom. Dat heft ver Oede,
 
Die wel gedegene ende die vroede,
 
Gebonden daer si dis geswels
 
Gevulde meest, alsonder els
 
Van cirurgijen it dar toe
5480[regelnummer]
Te doene. Ende alse quamen doe
 
Die twee contrarie over een,
 
Dat seer, dat daerlevoren scheen
 
So quadertiren, sonder beide
 
Al sijn stampijenGa naar voetnoot1 neder leide
5485[regelnummer]
Ende es gekregen van der hant,
 
So dat die nonne har selven vant
 
Ga naar margenoot+In corter stont schone ende wale
 
Genesen weder altemale.
 
Also gelike es oc genesen
5490[regelnummer]
Alse u vertrokken es van desen
 
Tin selven tiden een caplaen,
 
Die dat messambacht heft gedaen
 
Daer binnen lange in dat convent
 
Ende an din tide aldaer omtrent
5495[regelnummer]
Van goeden seden was vermart.
 
Genamt was hi mijn her Alart;
 
Aldos bescrijften ons die vite.
 
Die goede man hadde oc wewite
 
An enen dme van der hant;
5500[regelnummer]
Ende also schire alse hire ane bant
 
Lutgarden heilegdom, der vrowen,
 
So es die swere enwech gevlowen
 
Al sonder beide, ende hi genas,
 
So dats in sinen prise was
5505[regelnummer]
Wel vaste isent in allen tide
 
Lutgart, die Gods gebenedijde.

[tekstkritische noot]5402 l. woekert.
margenoot+
f.347ro.
voetnoot1
Deze Beatrijs stierf, volgens Tarlier en Wanters, in de maand Augustus 1263.
margenoot+
f.347vo.
voetnoot1
Antrace, antraes (vs. 5442), van gri. anthrax, kool; vgl. ndl. pestkool, benaming van een kwaadaardig gezwel, en Vgl. Mnl. Wdb. op carbonkel (en drawonkel).
voetnoot2
Van cramen hier gebruikt in de bet. opkomen (?). Vgl. cramen, 2) in Mnl. Wdb. en ald. de uitdr. vorwert cramen, naar voren komen, vooruit komen, veld winnen. Vgl. III, 5510 en 5622, en porren, vs. 5453.
margenoot+
f.348ro.
voetnoot3
Vgl. bij III, 1430, 5275.
voetnoot4
d. i. siege, siedse, zetel. Vgl. beneden vs. 5595. Over livechheit, levenskracht, zie bij II, 7189 en Vgl. III, 4152, 4166.
margenoot+
f.348vo.
margenoot+
f.349ro.
voetnoot1
Stampie, eig. een danslied (Maleg. 1057; Brab. Y. V, 641; Rein. II, 3499), staat hier in de bet. geweld, kracht, welke zich ontwikkeld heeft uit die van geweld, lawaai, rumoer. Nog heden hoort men in ndl. dialecten, b.v. ‘als de leeraar niet op zijn tijd komt, maken de jongens stampij.’ Volgens Schuermans, zegt men stampeis te St. Truiden en in Zuid-Brabant.
margenoot+
f.349vo.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken