De lustige nachtegaal

Een nieuw lied, of meisjes-klagt, over het steken van de vlooijen.

Stem: ik ben een Amsterdamsch matroosje.

1.

Kaatje buur ik moet u klagen,

Hoe dat ik nu wordt gekweld,

Van de vlooijen in deez' dagen,

Hoe is het met u gesteld?

[p. 77]

 

Het jeukt mij hier, het jeukt mij daar,

 

Het jeukt mij ja ik weet niet waar,

 

Ik heb mijn heupe afgelaten,

 

Want ik dacht het zou mij baten,

 

Waar in dat nestjen dit gebroet,

 

Het geen mij dikwijls waken doet.

 

 

 

2.

 

Trijntje meid ik heb mededoogen,

 

Met uw druk en vlooije-pijn,

 

Och! dat wij eens vinden mogen

 

Hier voor een medecijn,

 

Want ik ben van vlakken bont,

 

Maar als ik deez' kunst verstond,

 

Om dit gedierte te verdrijven,

 

Wij zouden gaauw wel klanten krijgen,

 

Meest van het vrouwelijk geslacht,

 

Het geen nu moet jagen dag en nacht.

 

 

 

3.

 

Geen vreugden kunnen ons vermaken,

 

Van deez' aangename tijd,

 

Wij moeten dag en nachten waken,

 

Voor het gestadige gebijt,

 

Van dat zwarte Nikkers goed,

 

't Geen uitzuigt ons beste bloed,

 

Ik loop nu hier al zonder rokken,

 

Hoe ik zal daar niet om jokken,

 

Mijn baatje heb ik uitgedaan,

 

Tot de wintertijd komt aan.

 

 

 

4.

 

Wilt toch maar geduldig wezen,

 

Na deze komt een ander tijd,

 

Ik heb laatst in de krant gelezen,

 

Hoe uitgevonden heeft een meid,

[p. 78]

 

Om te maken eenen val,

 

Waar in zij vlooijen vangen zal,

 

Doch wat kan ons dit nu baten,

 

Zou ik mij langer steken laten,

 

Ik zal mijn waschen met azijn,

 

Dit is goed voor vlooije-pijn.

 

 

 

5.

 

Nu schiet mij ook te binnen,

 

Een goed raad van een oud wijf,

 

Dit zal ik aanstonds beginnen,

 

En dient ook tot uw gerijf,

 

Zij sprak doen gelijk als ik,

 

Neemt maar wat Schoenmakers Pik,

 

Bestrijkt hier mede dan de plooijen

 

Van uw broek waar in de vlooijen,

 

Dan wel ligt in raken vast,

 

Ziet dan zijn zij wel verrast.

 

 

 

6.

 

Oorlof meisjes wilt onthouwen,

 

Deze uitgelezen raad,

 

Dan hoeft ge u zoo niet te krouwen,

 

Gij weet hoe lelijk dat het staat,

 

Dat gij gaat met vlak bij vlak,

 

Is dat niet een groot ongemak?

 

Wilt uw schoonheid niet verliezen,

 

Gaat dan deze middel kiezen,

 

Dit zegt ik u voor het lest,

 

Gebruikt het is probatum best.