De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Op een aangename wijs.
1.
Ach Philis lief! mijn harte dief,
Komt bij mij in dit Laantje,
Op dat mijn hert, getroffen werd,
Bij 't schijnen van het maantje,
2.
Hier woont de rust; hier leeft de lust,
Hier dertelen de goden,
En kruid en blad, met dauw bespat,
Om strijd ons herwaards nooden.
3.
Geen mensch kan hier, ons jeugdig vier,
Bespieden of besnappen,
Hier vrijd het al, in 't jeugdig dal;
En niemand weet van klappen.
4.
Gij kunt met mij, hier zij aan zij,
Gezeten bloemtjes plukken:
En in het groen, de wellust doen,
En hart aan harte drukken.
5.
De Nachtegaal, fluit in zijn taal,
Hier het Geitje op Linden takken;
Hier schuilt de Haas, schuw voor 't geraas
Der Winden en der Brakken.
| |
[pagina 49]
| |
6.
Kom Ionkstertje, kom Pronkstertje,
Kom bij mij dartel wichtje,
Zingt gij een lied, voor Bosch en vlied;
Terwijl ik maak een dichtje.
7.
Gij kunt hier gaan, op roze-blaan,
Vol levendige geuren,
Uw blonde hoofd: met bloem en ooft,
Optooijen schoon van kleuren.
8.
En krijgt gij vaak, met zoet vermaak;
Kunt gij in 't gras hier rusten,
Daar 't water stroomt; want die hier droomt,
Droomt steeds van minnelusten.
9.
Een windje koel; zoo frisch als zoel,
Speelt hier op zilver' baartjes;
Dat zal uw hals, en borstjes malsch,
Doorwrocht met bleek blaauw aartjes
10.
Verzoeten zacht, kom lief ik wacht,
Rust hier op Madelieve;
Kom herwaards aan, de min zal staan,
Op schildwacht t' uw gerieve.
|
|