De lustige nachtegaal
(ca. 1800)–Anoniem Lustige nachtegaal, De– Auteursrechtvrij
[pagina 28]
| |
Op een aangename wijs.
1.
Komt vrienden staat een weinig stil, ha ha.
En hoort eens wat ik zingen wil, ha ha.
Al van den Oogst van Nederland,
En neemt de wapens in de hand, ha ha ha.
2.
De knecht die bouwt de boer zijn land, ha ha.
En neemt de Ploegstaart in de hand, ha ha.
Daar spant hij dan drie Paarden voor,
Die trekken daar zoo lustig door, ha ha ha.
3.
Als het de knecht dan heeft gebouwd, ha ha.
Dan wordt het van de Boer beschouwd, ha ha.
Wat dat op ieder land moet staan,
Na dat hem dunkt dat best zal gaan, ha ha ha.
4.
Dan zaait hij 't wel na zijne zin, ha ha.
Maar hij weet van geen goed gewin, ha ha.
Maar onze God die eeuwig leeft,
Die in het zaad den wasdom geeft, ha ha ha.
5.
De boer al met zijn sterke hand, ha ha.
Die legt de Eggen op het land, ha ha.
Daar spant hij dan de Paarden voor,
Die trekken daar zoo lustig door, ha ha ha.
| |
[pagina 29]
| |
6.
Het is aan 't zwarte slijk betrouwd, ha ha.
En wordt ook dan niet weer gebouwd, ha ha.
Voor dat men ook de vruchten maalt,
En dan weer ander koren zaait, ha ha ha.
7.
De Koren-oogst die komt nu aan, ha ha.
Dat wij het koren maaijen gaan, ha ha.
Dan maaijen wij ook zeer verblijd,
Als onze Zigten dan maar snijdt, ha ha ha.
8.
Is het gemaaid het leid er neer, ha ha.
Een ander komt en bind het weer, ha ha.
En als het binden is gedaan,
Dan moet men aan het rigten gaan, ha ha ha.
9.
En onze schoven zijn gesteld, ha ha.
Tot regte tijlen door het veld, ha ha.
Om uit te droogen door de wind,
Dan komen wij ook heel gezwind, ha ha ha.
10.
En halen 't weg naar onze Schuur, ha ha.
Het is ook maar van korten duur, ha ha.
Dan halen wij 't ook weerom neer,
En leggen 't op den Dorschfloer neer, ha ha ha.
11.
Wanneer men dorscht het koren af, ha ha.
Of scheidt het koren van het kaf, ha ha.
Of maakt het klaarder met de wan,
Of een ander werk doet an, ha ha ha .
| |
[pagina 30]
| |
12.
Wanneer de wintertijd genaakt, ha ha.
Dat ieder een aan 't dorschen raakt, ha ha.
En slaat er met den vlegel op,
Dat hem het zaad vliegt om den kop, ha ha ha.
13.
Daar moeten knechts en meiden aan, ha ha.
Somtijds ook wel de vrouw en man, ha ha.
Dat klopt en dorscht dan door malkaar,
Of het Soldaten hekvuur waar, ha ha ha.
14.
En als men het dan heeft afgeklopt, ha ha.
Dan schudt men 't met den Gaffel op, ha ha.
En werpt het Stroo de Beesten voor,
Die eten daar zoo smakelijk door, ha ha ha.
15.
Dan wordt het aan een hoop geschopt, ha ha.
De klok heeft acht de Vrouw die roept, ha ha.
Komt Iongens! komt nu allegaar
Wat eten, want de Pap is gaar, ha ha ha.
16.
Dan wascht men zich ook alle knap, ha ha.
En eet dan gaauw de buik vol Pap, ha ha.
En dan weer na de deele toe,
En wetert Paard en Os en Koe, ha ha ha.
17.
De Kafmool krijgt men voor den dag, ha ha.
En scheidt het koren van het kaf, ha ha.
En maakt het klaar met Wan en Zeef,
Dat daar ook geen onrein in bleef, ha ha ha.
| |
[pagina 31]
| |
18.
Dan meet men 't netjes in den zak, ha ha.
De boer die haalt de wagen strak, ha ha.
En rijdt er dan mee steewaard in,
Zoo gaat het na de boer zijn zin, ha ha ha.
19.
Dan is den boer ook wel gesteld, ha ha.
Dan komt hij met een zak vol geld, ha ha.
Dat legt hij in zijn kaste neer,
Bij 't andere geld of hij heeft niet meer, ha ha ha.
|
|