Ondertussen hangt de engel schijnbaar doelloos om haar heen. Hij schijnt geen dringende boodschap te hebben en ook geen haast. Toch moet hij gezonden zijn door iemand van het Donker of het Licht, door een God of een Idee, of door een Zwerver, een Amazone, een Verhalenverteller, een Rattenvanger, een Dagdromer... Iemand moet die engel hebben gezonden, met een boodschap, niet om zomaar wat rond te hangen. Tenzij het niet een echte engel is, maar een acteur of actrice met aangeplakte vleugels. Maar dan nog, het blijft verwonderlijk dat de moeder niet even opkijkt en vraagt: ‘Hebt u niet iets beters te doen dan hier rond te hangen?’
‘Ik ben hier om u te beschermen,’ zal de engel misschien zeggen.
‘O, is het dat. U bent te laat, ik heb geen bescherming meer nodig. Dank u.’
‘Ha, ha, dat denkt u maar. U weet niet wat u nog te wachten staat.’
‘Ik heb het allemaal al meegemaakt. Door wie bent u eigenlijk gestuurd?’
Op die vraag van de moeder zal geen antwoord komen.
Waarschijnlijk is het daarom dat de moeder niet spreekt met de engel. Ze weet dat zo'n gesprek haar niets oplevert. Nog steeds kijkt ze voor zich uit. De schrijver volgt haar blik en ziet nu hoe een jonge vrouw zich door het publiek naar voren dringt. Voor het speelvlak aarzelt ze. Maar de belichter vangt haar in een spot. Er is geen terugkeer mogelijk. Iedereen kijkt naar haar. Eigenlijk is ze niet zo jong. Wel jonger dan de moeder die daar op het toneel zit. Ze lijkt op de moeder. Wacht even! Ze is de dochter van de moeder. De vader is onbekend. ‘Hoewel, misschien is de engel wel haar vader,’ suggereert de regisseur.
‘Nee zeg, kom, dat is onzin. Een engel kan geen kind maken. Dit soort opmerkingen zijn irritant en houden het verhaal op.’ De regisseur moet zijn mond houden.
De vader is dus onbekend. De moeder eigenlijk ook, als je het goed beschouwt. Ze staren elkaar aan, die twee vrouwen. Herkennen ze elkaar? De moeder staat langzaam op, alsof het haar veel moeite kost. Daarbij stoot ze haar hoofd tegen de engel, die snel een halve meter