| |
| |
| |
Christine Otten
Ask the angels
‘Lig je goed?’
‘Gaat wel.’
‘Gaat wel?’
‘Je tante praat met doden.’
‘Alleen met haar dochter.’
‘Hoor je wat je zegt?’
‘Wat?’
‘Ik ga slapen. Tot morgen.’
Geraldine draaide zich om. Een paar minuten later hoorde ik haar ademhaling zwaarder en regelmatiger worden. We lagen in een smal tweepersoonsbed op de zolderkamer van mijn tante. De kamer was apart van haar woning en je moest drie trappen beklimmen voor je er was. In Deventer had je dat soort huizen niet. Mijn moeder had de slaapplaats bij tante Anna voor ons geregeld. Wanneer we een slaapplaats hadden mochten we van haar naar het concert van Nico in de Melkweg in Amsterdam. Het was een zondagavond in februari. 1974. Ik was twaalf. Geraldine drie jaar ouder.
Mijn vriendin snurkte. Haar lange donkere krulhaar kriebelde in mijn gezicht. Ik draaide me op mijn zij en voelde de warmte van haar rug tegen de mijne. Ik probeerde onze ademhaling synchroon te laten lopen, om zo in slaap te kunnen vallen, maar ik was veel te opgewonden. Voor de zoveelste keer speelde ik de film van het concert eerder die avond in mijn hoofd af. In de drukke rokerige zaal stond ik dichtbij het podium. Ik keek naar het kleine harmonium, en het besef dat Nico dadelijk het instrument zou gaan bespelen, deed mijn hartslag sneller gaan. Ik rook de weeë geur van wiet. Geraldine dacht ik weg. Dit was mijn avond, een initiatie in een wereld die geheimzinnig was en opwindend en gevaarlijk. Ik sloot mijn ogen om de plechtigheid van het moment beter tot me door te laten dringen en toen ik ze na een poosje weer opendeed, stond Nico naast me. De mooie, aan heroïne verslaafde Duitse zangeres, die een paar jaar eerder nog in de Velvet Underground had gezongen, samen met Lou Reed en John
| |
| |
Cale, was groter en statiger dan ik me had voorgesteld. Daar stond ze, de gratie van een topmodel, kin omhoog, de zaal monsterend met een afstandelijke blik, alsof ze er zelf eigenlijk niet bij was. Haar oranjerood geverfde haar hing bijna tot op haar billen. Ze droeg een lang zwart gewaad dat met een touw rond haar middel gesnoerd zat en lompe zwarte laarzen. Niemand in de zaal leek haar aanwezigheid op te merken en het geroezemoes om ons heen ging onverminderd door. Nu speelde er een glimlach rond haar mond. Alsof ze besefte dat ze ongemerkt kon verdwijnen. Ze plantte haar handen in haar zij en zette één voet op het podium. Zo bleef ze staan, misschien wel een minuut, totdat een paar mensen verderop in de zaal aarzelend begonnen te applaudisseren. Nico stapte het podium op, kroop achter haar harmonium en begon te spelen.
Geraldine draaide zich om in haar slaap. Ze smakte en mompelde een paar onverstaanbare woorden. Ze drukte zich tegen me aan. Ik liet haar. Probeerde de muziek te horen. Het zware treurige gejengel van het harmonium. Het geluid van Nico's voeten die op de pedalen trapten. Het gepomp van de lucht die de doffe tonen genereerde. Haar stem. Gereserveerd en donker en melodieus. Onzeker.
Without a guide without a hand,/ Unwed virgins in the land/ Unwed virgins in the land/ Tied up on the sand.
De muziek in mijn hoofd deed me huiveren. Het verbaasde me dat ik de trage melodie en Nico's stem zo duidelijk en scherp kon horen; de muziek was dichterbij dan tijdens het concert of wanneer ik naar een plaat van haar luisterde. Ik rilde. Ik had geen idee waarover het liedje ging, maar hoe beter ik luisterde, des te meer het was alsof ik losraakte van mijn lichaam. Alsof ik een glimp opving van de toekomst, niet eens zozeer de mijne. Ik zag geen duidelijke beelden, alleen een vaag en ruig landschap dat me aan de woestijn deed denken. Ik hoorde de wind. Are you not on the secret side...
Ik schudde mijn hoofd en was weer terug in de zolderkamer. Mijn ogen waren inmiddels gewend aan het donker en nu pas vielen me de talloze foto's op die tante Anna her en der op de vergeelde muren had geplakt. Allemaal portretten van haar dochter Fietje. Ik knipte het
| |
| |
schemerlampje naast het bed aan, en in het flauwe gele licht leek Fietje wel een filmster. Ze moest een jaar of achttien zijn. Ze had blond halflang haar en over haar huid lag een zijdeachtige waas. Haar lippen waren vol en donker, waarschijnlijk had ze lippenstift op toen het portret werd gemaakt.
Mijn moeder had me het verhaal van Fietje verteld. Hoe ze daags na de bevrijding in 1945 samen met haar vriendin over de Dam huppelde en plotseling ineenkromp en languit op de grond viel. Een verdwaalde granaatscherf was in haar buik terechtgekomen en ter plekke was Fietje doodgebloed.
‘Noodlot,’ had mijn moeder het genoemd en ze vertelde erbij dat tante Anna (en op dat moment in het verhaal klonk er opeens ironie door in haar stem), die eigenlijk een tante van mijn vader was, nog dagelijks met haar dochter sprak.
‘Slaap je?’
Ik herkende de stem niet onmiddellijk en verstijfde over mijn hele lichaam. Geraldine boog zich over me heen. Ze wreef de slaap uit haar ogen.
‘Ik droomde,’ zei ze met een hese stem.
‘O.’
‘Is dat die dochter?’ Geraldine wees naar een van de foto's.
‘Fietje.’
‘Wat een rare naam.’
‘Nico,’ zei ik.
‘Wat bedoel je?’
‘Niks.’
‘Ga nou maar slapen.’
De zolderkamer van tante Anna is in mijn herinnering de verbindende schakel tussen mijn liefde voor de muziek van Nico en die van de New Yorkse zangeres Patti Smith.
Twee jaar later namelijk, ik was inmiddels veertien, zou Smith met haar band optreden in Paradiso. Ik vroeg mijn moeder of ze tante Anna wilde bellen, aangezien ik het vermoeden had dat mijn moeder
| |
| |
opnieuw voorwaarden zou stellen aan een nachtelijk bezoek aan Amsterdam.
‘Tante Anna is ziek,’ zei ze afgemeten.
‘Maar Patri Smith treedt op.’
‘Al trad James Brown himself op.’
‘Wie?’
‘Laat maar. Het gaat niet door.’
Stampvoetend en scheldend denderde ik de kamer uit. Huilend zat ik op de trap in de gang mijn nederlaag te verwerken, terwijl ik mezelf kwelde met levendige voorstellingen van Patri Smith die er in haar strakke spijkerbroek en shabby sexy T-shirt uitzag als een jongen en klonk als een heks. Ze spuugde op het publiek en banjerde met grote passen heen en weer over het podium. Horses, horses, comin' in, in all directions. White. Shiny. Silver...
Vijfentwintig jaar later pas, toen Smith voor het eerst sinds zestien jaar weer rondtoerde, dat was kort na de dood van haar echtgenoot, de oud-MC5-gitarist Fred ‘Sonic’ Smith, werd een oude belofte ingelost en zag ik haar optreden. In de Rai in Amsterdam. Ze had haar oude band bij zich, met Lenny Kaye op gitaar en Day Jee Daugherty op drums. Het was een wonderlijke ervaring. Hoewel Smith geen enkele poging deed haar leeftijd te verhullen, leek ze nauwelijks veranderd. Haar zwarte haar was inmiddels zilverachtig en haar huid grover en rossiger, dat was alles. Ze zette een leesbril op en begon voor te lezen uit Piss Factory, een explosief gedicht over de tijd dat ze in een kinderwagenfabriek in New Jersey werkte, waar op een dag haar excentrieke gedrag (het lezen van gedichten van Rimbaud tijdens de pauze) door collega's werd afgestraft en ze met haar hoofd in een gore wc-pot werd geduwd.
Voorlezen is een verkeerde omschrijving van een performance van Smith. Ze spuugt de woorden uit met haar scherpe gedragen stem, steeds sneller en ritmischer, waardoor de betekenis oplost in een bezwerende melodie, een eindeloze hypnotiserende drone, totdat ze plotseling stopt, bam, en de gitaar invalt en de drums en Smith er wat verloren bijstaat in haar te wijde jasje, ze luistert naar de slepende be- | |
| |
gintonen van ‘About a Boy’. Ze zingt: Toward another/ he has gone/ to breathe an air/ beyond his own/ toward a wisdom/ beyond the shelf/ toward a dream/ that dreams itself...
Het liedje gaat over Kurt Cobain, de Nirvana-voorman die zelfmoord pleegde, maar zou net zo goed kunnen gaan over haar gestorven echtgenoot, of over haar broer Todd die ze ook pas had verloren, of over haar hartsvriend Robert Mapplethorpe, de beroemde fotograaf, die ze jaren eerder al naar het graf had moeten dragen. De dood was dichtbij die avond. In de keurige sfeerloze zaal van de Rai was het alsof Smith met elk liedje dat ze zong de afstand tussen zichzelf en de geliefden die ze had verloren probeerde te slechten. Alsof ze een overwinning wilde behalen op het verstrijken van de tijd, plechtig en ingetogen, terwijl ze haar wanhoop en verdriet voor zichzelf hield, dat zag je en juist daardoor ontroerde het optreden me zo.
Onwillekeurig dacht ik terug aan de zolderkamer van tante Anna en aan de foto's van de dode Fietje en ik beleefde de vreemde sensatie die je hebt wanneer je plotseling met je verleden wordt geconfronteerd: alsof je terug bent in de tijd, weer veertien bent, maar dit keer draag je de bagage van de verstreken jaren bij je als een schild. Er kan je niets meer gebeuren.
Nico en Patti Smith waren in de jaren zeventig de enige vrouwelijke pophelden (zoveel anderen waren er trouwens niet) die een magische aantrekkingskracht op me hadden door hun muziek, maar minstens evenveel door hun verschijning en achtergrond. Ik bewonderde wel andere zangeressen, zoals de Engelse Sandy Denny van Fairport Convention, wier melancholieke liedjes me zo raakten dat ik uitsluitend in mijn eentje naar haar platen kon luisteren. Maar Sandy Denny was voor mij vooral een stem. Engelachtig, mysterieus en soms ook duister, maar een stem en niet een vrouw van vlees en bloed met ouders en (ex)minnaars en misschien ook kinderen, in ieder geval een geschiedenis, hoe kort ook, een verhaal. Ik weet niet waarom dat zo i was. Misschien wist ik domweg minder over Denny dan over Nico en Patti Smith, die ik in de loop der jaren als een soort familie ging be- | |
| |
schouwen. Mijn broer had me hun muziek laten horen en wist alles over hen (en over veel andere artiesten) omdat hij, behalve Oor en New Musical Express en Melody Maker, de meest obscure muziekblaadjes en boeken wist te bemachtigen. Argeloze losse opmerkingen van hem als ‘Weet je dat Nico een zoon heeft van Alain Delon, Ari heet hij’ of ‘Dat ze er nog zo kan uitzien met al die heroïne’, klonken als mededelingen over iemand die we goed kenden en zorgden ervoor dat ik de muziek nog intenser ging beleven. En zo vervingen de muziek en de wereld die erachter verborgen ging en waar wij ons steeds dieper in waanden, langzamerhand de werkelijkheid van alledag. Bezigheden als naar school gaan of met ouders aan tafel eten, schenen ons toe als vluchtige, onbelangrijke maar helaas noodzakelijke uitstapjes uit een enerverende maar duistere droomwereld.
Dat was in de tijd dat onze vader er steeds meer van overtuigd raakte dat hij ging sterven. Hij vertelde ons dat dagelijks en wanneer hij het per ongeluk eens een keertje vergat, suggereerde zijn oogopslag alleen al zoveel onheil en doodsdrift dat wij, zodra we thuiskwamen uit school, zo snel mogelijk naar boven vluchtten en ons opsloten in onze slaapkamer, waar we een plaat opzetten en de geluidsknop zo ver mogelijk naar rechts draaiden, alsof we zo zijn angsten konden overschreeuwen of wegblazen.
Het vreemde was wel, dat zie ik nu pas, dat de muziek waarin we onze toevlucht zochten, vaak muziek was die ik (en misschien mijn broer ook) op de een of andere manier associeerde met destructie en doodgaan. Ik heb het vooral over de liedjes van Nico. Soms verwezen ze direct naar de dood, zoals de composities op het album The End, genoemd naar het gelijknamige nummer van Jim Morrisson van The Doors, met wie Nico eerder een soort bloedbroederschap sloot. This is the end/ beautiful friend/ This is the end/ my only friend/ the end... (Later vertelde Nico over diezelfde Morrisson dat ze hem op 3 juli 1971 in Parijs in een taxi voorbij had zien komen. ‘Hij keek strak voor zich uit, facing death,’ zei ze. ‘Ik weet zeker dat het Jim was. Later hoorde ik dat hij die nacht in zijn bad was gestorven aan een overdosis heroïne. Ik weet dat zijn geest bezit van mij heeft genomen en dat dat
| |
| |
een ondraaglijke last was. Het heeft me niets dan pijn gebracht. [...] Ik geloof dat de heroïne toen mijn minnaar is geworden.’
Maar lang niet alle liedjes van Nico verwezen naar de dood. Sommige nummers klonken juist licht en poëtisch, ondanks de theatrale orkestratie. Zoals het liedje ‘Ari's Song’, dat ze voor haar zoon schreef. Het begint met een hoge piepende fluittoon die Nico (of producer John Cale) uit het harmonium wist te toveren en die herinnert aan de schalmei van een middeleeuwse stadsomroeper. Daarna hoor je vogelgekwetter en een ijle, vluchtige melodie, onbereikbare tonen die lijken op te lossen in wind, waardoor je ze amper kunt horen. Nico zingt: Sail away, sail away my little boy/ Let the wind fill your heart with light and joy/ [...] Let the wind sing you/ a fantasy/ of the ancient silver sea. En even later: Now you see that only dreams can send you where you want to be.
In ‘Ari's Song’ klinkt haar stem liefdevol en warm. Ik weet zeker dat ik dat vroeger ook al hoorde, net als de onschuld en het verlangen dat erin doorklinkt. De hoop. Maar juist omdat Nico en niemand anders dit liedje schreef en zong, en ik alles wist van haar tragische achtergrond (geboren in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, opgegroeid zonder vader, met een moeder die paranoïde was, haar zoontje waarvan ze meestal gescheiden leefde) en haar heroïnegebruik, kreeg het in mijn oren de urgentie en dreiging en gewichtigheid die ik zocht en nodig had om er troost in te kunnen vinden.
Ik weet niet was ik spannender vond: Patti Smiths stem of haar bonenstakerige, jongensachtige, bleke, brutale verschijning. In ieder geval straalde Smith iets uit wat Nico ontbeerde: seks.
Niet dat ik me dat op mijn veertiende realiseerde, absoluut niet. Want zoals ik probeerde te ontsnappen aan mijn vaders doodsdrift en alle negativiteit die hem omringde, zo drukte ik ook stelselmatig elk seksueel gevoel de kop in, uit angst dat die vreemde erotische sensaties die ik incidenteel ervoer, de baas zouden worden over mijn lichaam en geest, en ik alsnog zou eindigen als een verliezer - als mijn vader dus. Seks en dood waren voor mij al vroeg met elkaar verbonden, en hoewel ik voor beide op de vlucht was, zocht ik juist de dood op in het werk
| |
| |
van Nico, en vond ik de seks (en dus de levenslust) bij Patti Smith. Zo vond ik een nieuw evenwicht. En bovendien kreeg ik daardoor het heimelijke gevoel dat ik mijn vaders doodsdrift op de een of andere manier zin gaf. Alsof ik onbewust een verband legde tussen zijn destructieve verlangens en de schoonheid van de liedjes van Nico en Smith. De muziek bood me (op een onzichtbare en veilige manier) alles wat ik nodig dacht te hebben in het leven: angst, verlangen, liefde, wanhoop, geluk, lust, pijn en genot. Ze was een spiegel voor me. Zo geremd en bang en onwerelds als Nico klonk, zo streetwise en onopgesmukt en direct was het geluid van Patti Smith. En zo mooi en koel en onbereikbaar als Nico eruitzag, zo wild en hoekig en herkenbaar vond ik Smith. In haar stem klonk een schaamteloze emotie en lichamelijkheid door. En nog steeds is dat zo. In ‘My Madrigal’ van het album Gone Again zingt ze: We waltzed/ beneath/ motionless skies. Je hoort voortdurend een ingehouden snik, zonder dat die vals of sentimenteel klinkt. Het liedje gaat over haar huwelijk en de dood van haar man. Een simpele melodie onder een verstilde bleke lucht.
Door haar heroïnegebruik takelde Nico langzaam af. Veranderde, zoals John Cale het ooit treffend formuleerde, ‘van een mooie blonde ongenaakbare schoonheid in een zwarte ijsberg’.
Ik zag haar nog een keer optreden in 1986. In een klein zaaltje in Utrecht. Ze zag er verwaarloosd en opgezwollen en hulpeloos uit en de muziek klonk zo beroerd dat ik me er plaatsvervangend voor schaamde. Twee jaar later stierf ze, nadat ze op Ibiza van haar fiets was gevallen. In het ziekenhuis bleek ze overleden aan de gevolgen van een hersenbloeding.
Patti Smith was inmiddels getrouwd met Fred Smith en moeder van twee kinderen, zoon Jackson en dochter Jesse. In de beslotenheid van haar gezinsleven werkte ze af en toe aan gedichten en liedjes en leerde ze (van haar man) gitaar spelen.
Waar Nico al bij haar leven een icoon werd, ontpopte Smith zich tot surviver. Om haar heen stierf de ene na de andere geliefde, maar zij bleef overeind en kwam terug, na een periode van zestien jaar waarin
| |
| |
ze zich had opgesloten in een huwelijk met een man van wie ze hartstochtelijk hield, maar wiens destructieve natuur en alcoholisme uiteindelijk niet te verdragen bleken.
In de biografie die Vicktor Bockris in 1998 over Smith schreef, staat: ‘Niemand kan verklaren waarom ze zo gelaten Freds zelfvernietiging accepteerde. Misschien was ze gewoon moe, en zag ze geen andere uitweg uit de situatie dan hem te laten sterven. En inderdaad, iedereen die hem ontmoette zag dat hij stervende was.’
Later, toen ze weer volop rondtoerde en veel succes had, zei Patti Smith: ‘Mijn muziek is beter dan ooit. Mijn stem is sterker dan vroeger. Dat is de erfenis van mijn echtgenoot. Ik voel soms dat ik de beste krachten van Robert Mapplethorpe, van Richard Sohl (haar gitarist die overleed aan een hartstilstand) en mijn broer Todd binnenin me heb. Ik ben een rijker persoon omdat ik bijzondere eigenschappen van hen met me mee draag.’ Het zijn misschien niet de woorden die je verwacht van een rouwende weduwe, maar eerlijk en sterk zijn wél. Op de een of andere manier moet Smith de dood van haar geliefde ook als een bevrijding hebben ervaren, dat kan bijna niet anders. In de biografie beschrijft Bockris hoe Patti Smith zich tijdens haar huwelijk steeds meer isoleerde en van een sterke en creatieve vrouw veranderde in een zichzelf verwaarlozende huisvrouw. En dat allemaal uit liefde.
In ieder geval wist Smith de dood van haar man en andere geliefden te gebruiken voor haar kunst. Dat bedoel ik niet cynisch. Ik denk dat het de enige manier voor haar was te overleven en haar leven (en dat van haar kinderen) een positieve wending te geven.
Ik ben altijd trouw gebleven aan mijn liefde voor de muziek van Nico en Smith. En luisteren naar hun liedjes is voor mij nog altijd een intieme aangelegenheid die me herinnert aan de tijd die ik samen met mijn broer doorbracht in een zelfgemaakte muzikale schijnwereld. Juist de nabijheid van dood en destructie in die muziek, hielp me de angst die ik ervoor voelde, te overwinnen en om te zetten in levenslust. Meer dan wat ook heeft de muziek me geïnspireerd tot schrijven.
| |
| |
|
|