| |
| |
| |
De Zuid-Afrikaanse dichteres en journaliste Antjie Krog volgde voor de radio de hoorzittingen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika. Het indrukwekkende boek dat ze hierover schreef, Country of My Skull, verschijnt later dit jaar in een Nederlandse vertaling. De hier afgedrukte tekst is een verkorte en bewerkte versie van de lezing die zij eind vorig jaar in Leiden uitsprak tijdens een seminar over de Waarheidscommissie.
Robert Dorsman, die samen met Adriaan van Dis een bloemlezing samenstelde uit de Zuid-Afrikaanse poëzie, O wye en droewe land, selecteerde een aantal gedichten uit het werk van Antjie Krog.
| |
| |
| |
Antjie Krog
De waarheidscommissie
Forum van menselijkheid
De verwachtingen rond de Waarheidscommissie waren hoog gespannen. Vanuit politiek oogpunt was de Waarheidscommissie een middel om amnestie te verlenen. Tegelijkertijd speelde ook morele verontwaardiging mee, of zelfs wraak: het idee dat we op z'n minst wilden kunnen zeggen dat we het niet vergeten waren. In elk geval moest rekening worden gehouden met de politieke vertegenwoordigers van de daders. Die waren weliswaar bereid de macht te delen maar alleen als ze het privilege van de ont-kenning behielden. Als je een beetje cynisch bent ingesteld, kun je deze bepaling beschouwen als een immorele, politieke deal, ver-momd als een moreel verdrag en verkleed in bewoordingen als ‘niet wraak is nodig, maar begrip’. Je kunt echter ook stellen dat de clausule er blijk van gaf dat men terdege besefte wat Zuid-Afrika nodig had om de machtsovergang te overleven: het verleden onschadelijk maken zonder het heden te destabiliseren.
De verwachtingen van de slachtoffers liepen uiteen van de wens dat de daders bestraft zouden worden tot de wens dat de waarheid nu eindelijk aan het licht zou komen. De Waarheidscommissie noemde dit laatste constructieve gerechtigheid in plaats van bestraffend recht. Men besefte dat het ideaal van het bestraffende recht slechts een droom was en dat de waarheid voor veel slachtoffers het enige was waar ze op mochten hopen. En dan waren er nog de morele verwachtingen. Waar de een de verwachting koesterde dat politici verantwoording zouden afleggen voor hun daden, zag de ander een kans om een cultuur te kweken waarbij mensenrechten als norm gelden en er regels zijn die schendingen van mensenrechten in de toekomst moeten voorkomen.
Van het begin af aan is het morele aspect de motor achter de Waarheidscommissie geweest. Zo schreef de schrijver/academicus Mjabulo Ndebele: ‘De keuze voor verzoening is geen alternatief voor rechtvaardigheid of wraak, maar een verrijking van het menselijk gedrag.’ Het hele proces lang liet aartsbisschop Tutu, onder wiens lei- | |
| |
derschap de commissie haar werk deed, zich leiden door zijn geloof in de biecht en de kracht van het woord van de anonieme massa. De morele verwachting was dat de slachtoffers hun ervaringen zouden vertellen en dat hun integriteit de daders ertoe zou brengen om zich en masse te melden, de waarheid op te biechten en om vergeving te vragen. Geen van deze verwachtingen is uitgekomen.
| |
Slachtoffers
Toen men nog volop bezig was om kantoren op te zetten, getuigen te horen en dagelijkse procedures vast te stellen, werd de commissie voor het eerst voor de rechter gedaagd. Verrassend genoeg waren het geen daders, maar slachtoffers die de zaak aanspanden: de familie van Steve Biko. Dit bracht de daders behoorlijk in verwarring: dit kon wel eens gunstig voor hen zijn. Terwijl andere slachtoffers zeiden: ‘Zij hebben het volste recht de commissie niet te erkennen, maar zij zijn beroemd, iedereen kent hun verhaal, niemand heeft ons verhaal gehoord.’
De prioriteit van de hoorzittingen lag bij de slachtoffers en om die reden hadden ze een ritueel karakter. De commissieleden kwamen altijd onaangekondigd binnen. Als ze allen aanwezig waren, vroegen ze het publiek op te staan en kwamen de slachtoffers binnen. Die kregen de prominenste plek in de zaal. Zo ging het ook toen het eindrapport werd overhandigd aan Mandela. De Waarheidscommissie zat aan de ene kant, de politici aan de andere en toen de slachtoffers werden aangekondigd, moest iedereen opstaan.
Het ritueel van de Waarheidscommissie hield ook in dat de hoorzittingen plaatsvonden in een officiële ruimte: het stadhuis. Dit betekende dat de dienstdoende verkeersagent de leden van de overwegend zwarte commissie naar de zaal bracht en de zwarte slachtoffers bescherming bood ten overstaan van de blanke bevolking in een stad die nog steeds voornamelijk blank is. Hierdoor werd respect afgedwongen voor de slachtoffers, overwegend vrouwen, overwegend zonder opleiding, overwegend oud. Het slachtoffer werd gevraagd naar het podium te komen. Ze werd op haar gemak gesteld. Ze kreeg uitleg over de vertaling via de hoofd telefoon, ze werd toege- | |
| |
sproken in haar moedertaal, ze werd met alle egards behandeld. Ze werd verwelkomd.
Vervolgens dwong het ritueel ruimte en respect voor intimiteit af doordat de eerste vraag meestal zoiets was als: ‘Vertel eens iets over Vusi, wat voor kind was het? Wat staat je van hem bij?’ Vaak werd het slachtoffer hierdoor overrompeld. Ze kon onmogelijk voorbereid zijn op zo'n vraag, omdat de toon er meteen zo persoonlijk door werd. Het was een uitnodiging om het persoonlijke toe te laten binnen het verhaal. Gewoonlijk was dit het moment waarop de tranen kwamen. Dan vertelde ze wat er was gebeurd. Haar verhaal werd zelden onderbroken voor het vermelden van feiten die het verhaal moesten onderbouwen. Het verhaal vlocht zijn eigen samenhang en waarheid. Hierop werd het slachtoffer gevraagd om de gebeurtenis te duiden en aan te geven wat ze vermoedde dat er precies gebeurd was en waarom. Ten slotte nam de voorzitter het woord - vooral Tutu was hier erg goed in - en plaatste het verhaal in de context van samenleving en natie. Intuïtiefvoelde Tutu de stemming en het verdriet van het slachtoffer aan en door het betreffende incident in verband te brengen met de strijd voor de vrijheid in Zuid-Afrika maakte hij het tot een ervaring die het persoonlijke ontsteeg.
Al deze stadia komen overeen met die van het godsdienstige ritueel: het bepalen van een plaats, het betreden van deze plaats, de individuele intieme beleving van die plaats, de voorbereiding op de boodschap, de persoonlijke duiding van de boodschap en de link met een breder kader. Dit was geen vooropgezet doel, zo is mij verzekerd. Men had alleen afgesproken een soort inleiding te houden, het slachtoffer haar verhaal te laten doen, haar bepaalde aspecten nader te laten verklaren en haar dan te bedanken.
Terwijl de zwarte gemeenschap de getuigenverhoren met grote aandacht volgde en op de publieke tribune massaal haar steun betuigde, keek blank Zuid-Afrika naar cricket. Het staat me nog goed bij dat ik na twee weken hoorzittingen totaal getraumatiseerd thuiskwam en daar mijn familie aantrof. Ze zaten vrolijk te eten en kletsen, met de cricketwedstrijden op de buis.
| |
| |
| |
Daders
Wat me nog steeds verbaast, is dat er tijdens het proces precies op het goede moment vaak iets onverwachts gebeurde. Ook de verhoren van de daders begonnen precies op het juiste moment, niet zozeer omdat dit gepland was, als wel vanwege allerlei administratieve en juridische rompslomp. Het was alweer vier maanden geleden dat de slachtoffers waren gehoord, en de algemene stemming onder de zwarten was: hoe zit het met de daders? De blanken dachten op hun beurt dat er niet al te veel geloof moest worden gehecht aan de slachtofferverklaringen. Die waren niet geverifieerd, het kwam allemaal van horen zeggen en bovendien ging het de nabestaanden om schadeloosstelling. Daarna kwamen de daders aan de beurt en wat die te zeggen hadden bleek nog oneindig gruwelijker dan de verklaringen van de slachtoffers. Opeens luisterden ook blanken naar de uitzendingen, ineens maakten blanke advocaten zich er druk om hoe ze hun cliënten moesten verdedigen. De politie luisterde aandachtig of er collega's werden genoemd. Vervolgens kwamen P.W. Botha en Winnie Mandela, die in haar eentje de hoogste kijk- en luistercijfers behaalde. Iedereen, blank èn zwart, wilde weten wat zij te zeggen had.
Toen kwam het eindrapport. Wie had een ontroerender schouwspel kunnen bedenken? De breekbaarheid van het moment lag in de manier waarop Tutu en Mandela hun toespraken hielden. Beiden staan erom bekend dat ze nogal eens afdwalen van hun geschreven teksten, maar die dag lazen ze hun tekst regel voor regel voor zoals die was geschreven en aan de pers uitgedeeld. Het was alsof ze aanvoelden dat dit moment zo fragiel was dat het kapot zou gaan als een van hen een onzichtbare grens zou overschrijden. Weinigen van ons weten nog wat er die dag precies is gebeurd, behalve dat we hen zagen dansen: Mandela als een bokser met gebalde vuisten en Tutu als een township skollie met gebogen hoofd en zijn armen langs zijn knieën zwaaiend. Voor het eerst kregen we weer wat lucht. Niet omdat het proces voorbij was, maar omdat de Waarheidscommissie consequent drie jaar het land overhoop had gehaald en Mandela, ondanks de enorme druk, nog steeds bovenop lag.
| |
| |
| |
Trots
De Waarheidscommissie heeft openlijk toegegeven dat ze de verwachtingen van de slachtoffers niet heeft ingelost. De commissie heeft toegegeven dat ondanks alle voorstellen niemand kan garanderen dat deze ook zullen worden uitge-voerd. Zelfs uit oogpunt van recht of waarheid is er te weinig naar buiten gekomen om te kunnen zeggen, ja, we hebben amnestie ver-leend, maar dat heeft ons in elk geval de waarheid opgeleverd. Som-mige slachtoffers hebben de waarheid gehoord, over de doden, de stoffelijke resten of de doodsoorzaak. Maar de meesten staan met lege handen. Meer dan twintigduizend mensen die verklaringen hebben afgelegd, blijven met niets achter. Sommige organisaties be-schuldigden de commissie ervan oude wonden open te rijten en men-sen opnieuw te traumatiseren zonder fatsoenlijke nazorg te bieden. Er heerste enorme woede omdat er zoveel mensen weigerden amnestie te vragen en er zoveel stemmen zijn om hen niet te vervolgen en een algehele amnestie af te kondigen.
Toch heeft de Waarheidscommissie ook bijval geoogst onder zwarte mensen, weliswaar minder luid dan in blanke kringen, maar velen zijn enorm trots op wat er is bereikt. De mensen die ik heb gesproken, zeggen allemaal dat er bij hen thuis nu voor het eerst over bepaalde dingen wordt gepraat, dat nu voor het eerst bepaalde dingen worden toegegeven binnen de familiekring. Velen zijn trots op het humane gedrag van de slachtoffers, dat zoals in de bijbel staat, elk begrip te boven gaat. Sommigen wijzen erop dat de expertise van de Waarheidscommissie tegenwoordig wordt gebruikt in Den Haag, sommigen beweren zelfs dat het hele denken over mensenrechten is veranderd door wat de commissie heeft losgemaakt. Volgens mijn vriend Sandile Dikeni is dit de eerste keer dat wordt toegegeven dat de Europeanen iets kunnen leren van Afrika.
| |
Verraad
Op de dag dat het rapport van de Waarheidscommissie werd vrijgegeven, kreeg een journalist een telefoontje van een van de schenders van mensenrechten: ‘Tot nu toe u heb ik het allemaal nog wel kunnen verkroppen, maar dat F.W. de
| |
| |
Klerk eist dat de halve pagina over zijn rol uit het rapport wordt geschrapt, vind ik te walgelijk voor woorden. Wij worden maandenlang aan een grote vernedering onderworpen, door jan en alleman verketterd en geminacht, en die hufter laat gewoon even een paar regels schrappen. Niet eens omdat het over ons of de Afrikaner bevolking gaat, nee, het gaat over hem zelf. Hij wil natuurlijk gewoon met zijn maitresse in het buitenland kunnen gaan stappen.’
Dit is het leitmotiv van de afgelopen drie jaar: de Afrikaner is verraden door de oude leiders, in de steek gelaten door de huidige.
Het is nu tijd voor een Nieuwe Nationale Partij, zegt de oude Nationale Partij, en verandert haar naam. Hoe het kan dat degenen die bij het oude zijn betrokken zomaar ineens bij het nieuwe horen, wordt niet gezegd. Als NP-voorman Marthinus van Schalkwyk met veel poeha verklaart dat in de toekomst niemand die mensenrechten heeft geschonden, een openbare functie mag bekleden, dan vraagt niemand zich af waar die lieden dan wel thuishoren. Onlangs merkte een zwarte academicus in een artikel in de Engelstalige pers op: ‘We hebben Mandela zien oproepen tot verzoening, we hebben Tutu zien oproepen tot verzoening - waar is die witte prins der verzoening?’
Heeft iemand ooit geprobeerd om de verwarring onder de Afrikaners te doorgronden? Is er ooit geprobeerd om Afrikaners opnieuw te integreren die dagen achtereen in hun eentje voor de amnestiecommissie zaten, met hun gezin ergens ondergedoken om de schande voor hen niet nog groter te maken. Wie is er voor hen verantwoordelijk?
Tevergeefs hebben we gewacht op de politieke leider die opstond en zei: ‘Ik mag dan niet alles geweten hebben, maar ik was de leider van miljoenen en neem de verantwoordelijkheid op me. Ik heb hen die op mij rekenden in de steek gelaten, want onder mijn leiding en de leiding van mijn voorgangers zijn er dingen gebeurd die het verstand te boven gaan. Zij die nu gehoord worden door de Waarheidscommissie hebben tijdens de verkiezingen op mij gestemd, hun broeders hebben ervoor gezorgd dat ik in hun kranten de voorpagina haalde, hun ouders applaudisseerden voor me op politieke bijeenkomsten, zij hebben me privileges en macht gegeven zodat ik mijn werk in alle
| |
| |
vrijheid kon doen. Ik neem de verantwoordelijkheid op me, ook in hunnaam.’
| |
Motieven
In het eindrapport wordt ook nader ingegaan op de redenen, motieven en overtuigingen van de schenders van mensenrechten. Militaire acties worden besproken. ‘We waren verwikkeld in een oorlog, een nieuw soort oorlog,’ zegt generaal Constand Viljoen. Dat in die oorlog een kloof gaapte tussen de overheid en uitvoerders, blijkt uit allerlei uitspraken. F.W. de Klerk: ‘er gebeurden dingen waarvoor nooit toestemming was gegeven, zaken die niet behoorden te gebeuren of waar we ons niet van bewust waren... Ik heb nooit grove schendingen van mensenrechten door de vingers gezien... en werp elke suggestie dat dit het beleid is geweest van mijn partij of regering verre van me.’ Overheidsdienaar Eugene de Koek: ‘Ik heb het meest moeite met voormalig staatshoofd F.W. de Klerk... omdat hij niet de moed heeft gehad te verklaren: “Ja, wij hebben op het hoogste niveau door de vingers gezien wat de geheime diensten in onze naam hebben gedaan... En als we dan niet het bevel hebben gegeven, hebben we toch de andere kant op gekeken. We hebben verzuimd hemel en aarde te bewegen een eind te maken aan deze gruwelijkheden. Laat het voetvolk daarom vergeven zijn.”’
Alleen een uitzonderlijk persoon komt in opstand tegen onrecht. De gemiddelde mens is bang. Die maakt zich zorgen om zijn eigen welzijn. Maar van je leiders mag je toch verwachten dat ze uitzonderlijk zijn?
De Nationale Partij-leden die na 1948 aan de macht kwamen, wáren van uitzonderlijk kaliber, mensen die voor hun principes streden zonder dat het ze om persoonlijke macht te doen was. Maar met de jaren werd duidelijk dat de kwaliteit van de politici achteruitging. Als je de foto's van het kabinet in de jaren tachtig bestudeert, valt op dat de meeste ministers eruitzien als derderangs voormannen op een boerderij of als huis-aan-huis-verkopers van huishoudelijke apparaten. Het is dan ook niet toevallig dat uit die tijd de eerste berichten over ernstige corruptie stammen. Het is duidelijk dat de integere
| |
| |
Afrikaner in de jaren tachtig vooral geld verdiende buiten de politiek. Rustig vergaarde hij zijn fortuin terwijl hij de politiek liet aan geheime Broederbond-bijeenkomsten. Het was een politiek van tweederangs mannen, waar ook voor eersteklas vrouwen geen plaats was. De Afrikaner vrouw moest haar bijzondere organisatietalent en eersteklas opleiding inzetten voor bijeenkomsten van boerenvrouwen, bijbelstudie, leesclubs en liefdadigheid. Uiteindelijk waren dit de machtigste organisaties van het land, met vrouwen als voorzitter bij wier speeches die van de dominee verbleekten.
In het eindrapport van de Waarheidscommissie wordt R. Baumeister, een befaamde expert op het gebied van geweld, aangehaald. Hij stelt dat geweld ingebakken zit in de menselijke natuur. Maar hoe kan er dan al zo lang vrede zijn in sommige gemeenschappen, vroeg de commissie zich af. Theodor Adorno's Authoritarian Personality wordt ook genoemd. Adorno stelt dat iemand die in een gezin met een sterke autoritaire inslag en een traditie van lijfstraffen opgroeit, eerder is geneigd de mensenrechten van de ander te schenden. Dit individu voelt zich door zijn ouders afgewezen en projecteert zijn haat op de zwakkere of gestigmatiseerde medemens. Autoritaire figuren hebben meestal een voorkeur voor bepaalde etnische groepen en discrimineren jegens buitenstaanders. Ze zijn doorgaans anti-democratisch, conservatief en fascistoïde.
Volgens het rapport zijn er binnen deze sociale en gezinscontext nog twee essentiële elementen die bijdragen tot het optreden van schendingen van de mensenrechten. Punt één is het verlies van de individuele identiteit. Dit houdt in dat de persoonlijkheid van het individu wordt afgebroken, bijvoorbeeld in het leger, bij de politie of in een terreurcommando, en dat het individu niet meer autonoom functioneert. Het andere centrale punt is de ontkenning van de menselijkheid van de ‘ander’. Tot zover het rapport.
De ontkenning van andermans mens-zijn is al jarenlang een onderdeel van onze cultuur. Zwarten voelen geen kou, zwarten voelen geen pijn. Blanke kinderen mogen oudere zwarten met hun voornaam aanspreken. Het gevoel, de emotionele diepgang en de intelli- | |
| |
gentie van zwarten staan op een lager niveau dan die van ‘de mens’. En zo telt het doden van een zwarte even zwaar als het jagen op dieren, het mishandelen van zwarte vrouwen of het in elkaar slaan van homo's. Gecombineerd met de sterke discipline binnen het gezin, op school, de universiteit en in het leger vormde de algehele racistische cultuur waarin we zijn opgegroeid een vruchtbare voedingsbodem voor de schending van de mensenrechten.
De commissie stelt tevens de vraag welk verband er is tussen mannelijkheid en geweld. ‘Een gevoel van bedreigde mannelijkheid, nauw verweven met een geradicaliseerde identiteit en een sterk ontwikkeld militairisme, vormt een explosief mengsel... In combinatie met een religieuze, etnische en politieke identiteit die mensen zonder al te veel nadenken in staat stelden om zich moorddadig te gedragen uit egoïstische overwegingen en trots.’
Hier komen de politici in beeld. Je leider houdt je voor dat je voor de toekomst moet strijden. Je commandant draagt zorg voor je oplei-ding, waarin je persoonlijkheid desintegreert en je uiteindelijk geen verschil ziet tussen een gruwelijke moord en de woorden van de premier.
| |
Reacties
De reacties onder Afrikaners op het proces van de Waarheidscommissie kan in vier categorieën worden verdeeld. Je hebt mensen die zeggen dat ze geschokt zijn, dat ze nooit hebben geweten dat dit allemaal gebeurde. Dat er altijd alleen maar blanken te zien waren op de eindeloze witte stranden, kwam toch doordat zwarten bang zijn voor de zee? Dat er alleen maar blanke kinderen in een klas zaten, kwam toch doordat zwarten liever naar hun eigen scholen gaan? Hoe diep de verderfelijke gewoontens gingen, wisten we misschien niet, maar iedereen wist dat ergens vreselijke dingen moesten gebeuren om te kunnen leven zoals we leefden.
Je hebt ook mensen die vinden dat ze bij het verzet tegen de apartheid hoorden. In een land waar slechts de doden mogen zeggen dat ze alles gegeven hebben om een einde te maken aan de onderdrukking, gaan stemmen op die beweren: ‘Wij hebben ons steentje bijgedragen.’
Dan heb je nog de racisten, zowel de verstokte als de pas bekeerde. Ze
| |
| |
hebben patent op minachtende opmerkingen over de onbekwaamheid van de nieuwe regering, alsof zwarten zomaar ineens opleiding en ervaring zouden hebben opgedaan. Zo denkt het Afrikaner mannenkoor zich niet te hoeven verantwoorden voor hun individuele verantwoordelijkheid of collectieve schuld door de Waarheidscommissie bij herhaling af te schilderen als emotioneel. Lastige vragen wimpelen ze af door Tutu in spotprenten af te beelden als medicijnman of gangsterleider inclusief donkere zonnebril.
De vierde groep bestaat uit degenen die zeggen: ‘Ik heb de slachtoffers gehoord en te weinig gedaan. Wat ik bezit, heb ik verkregen ten koste van anderen. Ik probeer de nieuwe samenleving te dienen met hard werken en met wat ik heb. Niet uit liefdadigheid, maar uit verantwoordelijkheid voor het verleden.’ Veel mensen hebben voor de amnestiecommissie verklaard: ‘Ik ben tegenwoordig a-politiek. Ik doe wat ik kan om het land voor iedereen op te bouwen.’ Zo maken zij het meest politieke statement van hun leven. Waarom is er geen leider (politiek, religieus, moreel) die deze groep een stem probeert te geven? Omdat de Afrikaners door hun leiders in de steek zijn gelaten.
| |
Ziel
Een van de bepalingen in het rapport is dat er aanbevelingen zullen worden gedaan om te voorkomen dat toekomstige regeringen de fouten uit het verleden herhalen. Gebleken is echter dat veel van de fouten die we van het oude regime kenden, reeds gebakken zaten in het nieuwe. Het meest tekenend is de geheimhouding van chemische en biologische wapens, eerst door de oude en nu door de nieuwe machthebbers. Terwijl de Waarheidscommissie de verschrikkingen van de dodencellen openbaarde, drong de bevolking erop aan die opnieuw in te voeren. Als je midden in het radiojournaal viel, wist je soms niet of de nieuwslezer verslag deed van gruweldaden uit het verleden of het heden. De beschuldigingen dat het parlement niet op de hoogte was gesteld van de acties in Angola, werden gevolgd door een actie van het nieuwe Zuid-Afrikaanse leger in Lesotho, een actie waarvan het parlement pas twee weken later op de hoogte werd gesteld.
| |
| |
In eerste instantie spookten me de voortdurende smeekbeden van Tutu door het hoofd die de blanken vroeg vergeving te vragen. Soms was het gewoon pijnlijk hem te zien pleiten. Ik herinner me dat hij eens sprak voor een groep mediavertegenwoordigers waarbij nauwelijks Afrikaners aanwezig waren. Hij smeekte tot het zweet hem langs het gezicht liep, met trillende handen en mondhoeken. Hij smeekte de Afrikaners om het zwarte volk de hand van de verzoening te schudden. Maar op een gegeven moment wees iemand me erop dat de kerken om vergiffenis hadden gevraagd en dat de meeste politici dit al eerder hadden gedaan. Of het nu oprecht was of niet, ze hadden het gedaan, evenals vele daders en vertegenwoordigers van het Afrikaner bedrijfsleven. Van wie wilde Tutu het eigenlijk horen? Zocht hij een specifiek gebaar? Wilde hij een bepaalde volmacht? Of is het zo dat niets of niemand ooit dat diepe verlangen zal kunnen stillen? Dat het niet uitmaakt hoeveel blanken vol wroeging zijn en zich verantwoordelijk voelen, hoeveel ervan goede wil zijn en spijt betuigen. Het kunnen er nooit genoeg zijn. Je kunt nu eenmaal niets doen dat de pijn van het verleden verlicht.
Stel dat de morele verwachting iets anders behelst, dat die meer te maken heeft met een definitie van nationale eenheid en dat de term ‘nationaal’ slaat op de ziel van een natie, dan ontleent het hele proces daar zijn bestaansrecht en betekenis aan. Want te midden van alle leugens, beschuldigingen en uitgestoken vingers, al het politiek gekonkel en gedraai, de ijdelheid en de morele arrogantie, kortom, in al onze tekortkomingen, heb ik de ziel van mijn land horen klinken in de stemmen van degenen die hebben geleden. En elke keer als ik dat hoor, weet ik dat ik hier thuis ben, dat ik per se in de dampkring van die kracht wil verkeren. Zelfs als ik zelf nooit volledig word erkend als onderdeel van die kracht, ben ik onlosmakelijk verbonden met een bepaalde menselijkheid, een menselijkheid waarvoor de Waarheids-commissie de afgelopen drie jaar een forum was.
Vertaling: Frans Hempen
|
|