| |
| |
| |
Barber van de Pol
Leve de deadline
zaterdag 27 september Vanmorgen voorlopig voor het laatst met zaterdagochtends houten hoofd naar 't Colofon, de Schrijversvakschool, diep in de Amsterdamse Jordaan. Ik zet op verzoek een tak essayistiek op voor ouderejaars. Meteen bij binnenkomst de conciërge gevraagd of ik in december, als de lessen weer beginnen, mijn auto op het terrein kwijt kan, want het is best fietsen langs de grachten, deze extreem mooie septembermaand, maar straks valt dat vast tegen. Is het bluf? Ik zal tegen die tijd toch wel een andere auto hebben? Wie die geen geld heeft, krijgt nu een ongeluk met als gevolg dat haar auto total loss is?
Onderweg een opdracht voor de studenten bedacht, zodat ze aan het eind van de drie uren praten die we te gaan hebben ook nog even iets schrijven. Dat is een aardig onderdeel van de lessen geworden. Mocht het volgend jaar doorgaan, dan houd ik het erin. We beginnen met lezen en bespreken wat ze thuis hebben gemaakt naar aanleiding van een door mij geopperd onderwerp. Het gaat vooral om het hoe.
Wat zijn ze verschillend. De een is zo objectief dat ze het woord ‘ik’ niet uit haar pen krijgt, de ander neigt naar vitale, scènische kost, weer een ander plaatst kwetsbare poëtische bespiegelingen naast elkaar in de hoop op meerwaarde en de melancholiekste zoekt, zegt ze, haar identiteit en heeft niet in de gaten hoe mooi licht ze vaak schrijft.
Het onderwerp voor thuis was deze keer ‘Het boek der boeken’. Daar hebben ze zich vorige keer al een kwartier over gebogen met het verzoek drie per se persoonlijke ervaringen met de bijbel te beschrijven. De deadline heeft ze gedwongen tot resultaten. Deze ochtend laat ik hen in de schamele resterende minuten, na een introductie op het thema, schrijven over ‘Mijn virtuele vriend’. Vier lezen nog even voor wat ze hebben gewrocht. We lachen, want dat is niet gek.
Ze vertrekken ieder met een individuele opdracht. Het resultaat bespreken we in december, als de lessen weer beginnen. Dat duurt
| |
| |
lang. Zou het leven hen niet overnemen? Uiteindelijk hebben ze geen stok achter de deur, alleen een juf die iets verwacht en die heeft gezegd dat ze niks verplicht stelt, dat het hun keus en verantwoordelijkheid is. Maar de juf is wel benieuwd.
Thuis, in het vroegmiddaglijke uur na de gedane arbeid het Cultureel Supplement van gisteren gelezen, met mijn bespreking van Mastreta erin. Ik lees ook de boekenbijlage van de Volkskrant en merk hoe de geïnterviewde Willem Jan Otten zwalkt op zijn gang naar God. Hij lijkt te geloven dat hij iets te zeggen heeft waar wij botteriken niet op zijn gekomen. Zijn vroegere koketterie, goddeloos en helder, is me liever. Hij is een van onze beste essayisten, maar nu gaat het zichtbaar bergafwaarts.
Midden op de dag nog wat proberen te werken aan het vertaal-essay of essayboek, waarvoor ik geld heb gekregen van het Amsterdams Fonds voor de Kunst en dat langzamerhand af moet. In- en uitlopende kinderen houden me echter aangenaam van het werk. Daarna wachten er vrienden.
Deze zaterdag achteraf gezien alleen maar gepraat. ‘Het hoofd wil niets,’ noem ik dat, de schuld delegerend. Wie zichzelf beter doorgrondt, mag zijn vinger opsteken.
zondag 28 september Deze ochtend zal ik gebruik maken van de handigheid en aardigheid van Stephen, die me met mijn apparatenellende wil helpen. Mijn koelkast is stuk en we gaan met zijn busje een tweedehands ophalen in de Pijp. Een uur voor het zover is, verschuif ik de koelkast om de vloer vast schoon te maken en ik steek de stekker voor de grap in een ander stopcontact.
‘Floep,’ zegt er iets. Het is niet moeilijk te concluderen dat de vriezer weer werkt en om te kijken of de tragere rest het ook doet, zet ik glaasjes water op en in de koelkast. Na een half uur kan ik vaststellen dat mijn Bauknechtje mag blijven. Had ik hem op een haar na bij de lantaarnpaal gezet voor een lelijke Philips!
Stephen wil het stopcontact maken. Niet nodig: er was alleen een zekering stuk. Opgewonden bespreken we het wonder. Even later
| |
| |
gaan we op weg om de auto uit te proberen waarop na lang krantjes doorkijken mijn oog is gevallen. Als ik er een half uur in heb rondgereden, wil ik hem niet. Stephen zegt dat de auto uitstekend is en dat felrood niet erg is, maar mijn emoties spelen op. Ik mis mijn trouwe Visa, heb verdriet om de verloren onschuld, want het was ons eerste ongeluk, eind juli. Ik ben nog niet aan een andere toe. Niet aan deze andere.
Daarna samen met dochter Marjan met de trein naar de zonovergoten Gelderse Vallei om jarige broer Jan te bezoeken. We verlaten de Vallei weer en trekken de Betuwe in waar we op een droomplek pannenkoeken eten. Ik probeer niet trots naar Marjan te kijken nu ik bij Herman Brusselmans heb gelezen hoe hij moeders haat die trots zijn op hun dochters omdat ze denken dat iets van hun glans op hen afstraalt.
's Avonds thuis lees ik Marjans minutieuze reisverslag van drie maanden Midden-Amerika. Ze schrijft goed, denkt helder en wordt gedragen door liefde voor vriend Daan, die mee was, zodat dit reisverslag ook een letterlijk minuut-voor-minuut-liefdesverklaring is geworden.
Ik heb tranen in mijn ogen als ik het zwarte boekje dichtsla. Laat Brusselmans het niet merken. Ik lees zijn Logica voor idioten als eventueel Boek van de Maand voor De Groene Amsterdammer. Een neefje had het vanmiddag nog over hem. Hij is populair bij de jeugd. Marjan keek wat bezorgd toen ook ik me geestdriftig betoonde. Zij heeft het in haar zwarte boekje vaak enthousiast over schrijvers en boeken: Oliver Sachs, Cortázar, Onder professoren, De dood van Artemio Cruz. De wereld ligt aan haar voeten.
Vandaag niet gewerkt. Wel een beetje nagedacht.
Maandag 29 september Hoe schrijf je een essay? Watts een essay? De tips die ik mijn studenten geef, zijn velerlei, en vooral gebaseerd op wat ze zelf doen. Ik kan ze weinig leren, wel veel afleren en een beetje stimuleren. Het geheim is dat je begint en al doende zonder te veel sturing je ritme vindt. Het lukt me vaak
| |
| |
genoeg. De laatste week zit er echter de klad in omdat de fase waarin ik met dat essayboek zit de minst plezierige is, maar ook omdat ik me ervan bewust ben dat Anthony Mertens van uitgeverij Querido momenteel mijn nieuwe manuscript - fictie - leest. Op 9 oktober ga ik naar hem toe en dan oordeelt hij, hebben we afgesproken. Bij zo'n pasgebaard kind wordt al het andere wat wezensvreemd. Discipline kan helpen.
Ik hou van de maandag, als er weer post wordt bezorgd, als jongste dochter Johanna na haar weekend-escapades terugvalt in mijn ritme, 's Avonds na het eten - de hete bliksem die mijn moeder gisteren meegaf - naar koor. Er waren maar twee mannen, dus evenwichtig vierstemmig was het niet.
Dinsdag 30 september Mag je je vrienden bevoordelen? Volgens mij doe je dat niet. Tegen vrienden ben je kritischer omdat je anders huichelt. Bewonder ik een vriend, dan ben ik geneigd te denken dat ik niet voor niets met hem bevriend ben. Kortom, een van de boeken die ik vanmorgen tijdens de juryberaadslaging voor de Europese prijzen wilde nomineren, is de essaybundel De fatale cirkel van vriend Arnold Heumakers. Weer eens de enige die essays voorstelt. Twee jaar geleden Piet Meeuse, vorig jaar Willem Jan Otten, dit jaar Arnold Heumakers, 's lands interessantste criticus. Wie leest er essays? Vorig jaar haalde Willem Jan Otten met De letterpiloot, die ik ondanks zijn koketterie had voorgedragen voor de Amsterdamse essayprijs, de laatste Europese ronde niet. We gaan de komende maanden voorstellen bekijken en daarna wordt de keus bepaald. Dit is je ware snoepwerk: betaald praten, gratis boeken, dagje uit.
Omdat ik nog geen auto heb met vriendin Nelleke meegereden naar de Raad voor Cultuur in Den Haag. Zij moet uit de jury, maar ze gaat erheen om bij het afscheid van de secretaresse te zijn. Die geven we mijn Don Quichot-vertaling, een geknipt geschenk in z'n mooie jas, maar het was niet mijn idee.
Over koketterie gesproken: in de groep van 't Colofon, die ik De
| |
| |
letterpiloot te lezen had opgegeven, had ik als eerste opdracht het uit een gesprek met Jan Kuijper overgehouden woord ‘sierdenken’, gebaseerd op gemengde gevoelens over Otten, als uitgangspunt genomen.
Terug rijd ik met Frans de Haan mee. Ik schrik als ik hoor dat hij nog in het bestuur van het Fonds voor de Letteren zit, want ik ding naar een functie daarin als poëziebeoordelaar. Ik ga er vanuit dat ik het niet word, toch zou ik graag meer denken over poëzie, als compactste genre. De gedichten die ik zelf schrijf, zoals de voetbalgedichten voor Hard gras, zie ik in het verlengde van een innige Sinterklaasliefde. In Nederland heeft het woord ‘dichter’ iets angstvalligs. Als medebestuurster van het Fonds zou ik subsidie voorbehouden aan een beperkt groepje want ik kan kunst van kunstig onderscheiden, toch zou ik willen dat hier een vrijer klimaat heerste. Leve de zondagspoëzie! Leve Sinterklaas!
Vandaag hoef ik geen boodschappen te doen of te koken, want dat doen Johanna en Tessa, een smakelijke dinsdagse gewoonte.
Omdat werken aan het essay niet lukt, maar wat Lorca vertaald. Ik zou liefst een poosje niet vertalen, want hart en hoofd zijn bezet. Na Don Quichot trekt vooralsnog alleen het vertalen van gedichten me, of van toneel, want spreektaal is mentaal goud. Ik heb bovendien meestal geluk met regisseurs.
's Avonds me ertoe gezet naar Ajax-Maribor te kijken: 9-1. Marjan en Daan, op de tribune, boffen. Ik kan moeilijk zolang vermaak aan, dus intussen een aanzet gemaakt tot een gedicht, waarin ik op Gods vraag ‘Wie ik zou willen zijn als ik jonger èn een jongen was’ antwoord: Jari. Jari Litmanen, Blind, Witschge, Rijkaard (das war einmal) - ik identificeer me met de rustigste smoelen. Later zegt Marjan dat Bergkamp ook in het rijtje hoort omdat hij boeken leest. Volgens Johanna is die inmiddels bij Arsenal uitgegroeid tot ‘God van Engeland’
Woensdag 1 oktober Zo weinig gedaan gisteren dat ik het bed niet uit kan komen met het vooruitzicht op weer dat tweeslachtige
| |
| |
gehang om de computer. Om acht uur Johanna gewekt, om negen uur Johanna uitgezwaaid, maar pas om tien uur opgestaan omdat de telefoon gaat. Het bad dat voor me klaar staat, is inmiddels lauw. Vandaag beginnen met minder drinken, want dit is niet normaal: ouder worden en dan toch steeds meer slapen. Nelleke was een poosje ter vervanging op tonic overgegaan en dat hielp, vertelde ze. Straks tonic kopen.
Leve de deadline. Alleen met een deadline verdwijnt het gedoe van de dag naar de achtergrond, gaan er gedachten en woorden in je hoofd naar elkaar op zoek en vormt zich het ritme dat een schrijfsel tot een eenheid maakt. Niets zo heerlijk als scherp-op-de-snede, improviserend, met een gelegenheidsdoel scheppen. Het is mijn stijl, het is de stijl van een journalist, al ben ik dat maar voor een klein deel.
Het schrijven van essays heeft een ander ritme. Meestal is ook daarvoor een deadline bepaald, door de redactie van een tijdschrift of de organisator van een lezing, die achteraf een essay wordt, maar die deadline is vaak zo lang van tevoren bekend dat het hoofd een tijdlang alleen preludeert. Ineens blijken dan, zonder dat je je ervan bewust bent, zo veel ideeën of formuleringen te zijn ontstaan dat je gaat zitten en begint. Uiteraard op het moment dat de deadline nadert.
Het onderwerp bij essays is altijd op jou afgestemd of je zet het naar je hand. Er wordt niet anders verwacht, want een essay is een persoonlijk gekleurde beschouwing. De zoektocht die voor het oog van de lezer wordt verricht, is jouw zoektocht en alle tijden en culturen liggen voor je klaar om uit te putten, precies zoals dat in jouw kraam te pas komt. Een essay is een avontuur van de geest. Er komen altijd verhalen terecht in mijn beschouwingen, misschien uit ongeloof in te veel getheoretiseer. Vandaag hoorde ik dat professor Bronzwaer aangenaam veel ventilatiegaten in mijn werk constateert. Mooi zo, al heeft een weldenkend mens de neiging oordelen van anderen, ook lovende, te weerspreken. Wie laat zich nu vangen door een definitie!
De fase waarin ik zit: een eenheid - een lang essay of een bundel -
| |
| |
maken over het vertalen van Don Quichot; wat er aardig aan is, heb ik echter al gedaan. Er liggen zes, zeven lezingen en verhalen klaar vol overlappingen. Het zou dwaas zijn opnieuw te beginnen, maar het metselwerk van hier iets weghalen en daar wat stapelen is tegennatuurlijk. Wel heb ik nog twee reisverslagen geschreven, waarin ik nieuwe dingen kwijt kon, toch moet het voegen eens beginnen. Niet omdat de deadline dodelijk is, maar ik moet geld verdienen. Dit geürm geschiedt in de baas z'n tijd, en die baas ben ik zelf.
Gelukkig wat telefoontjes met een semi-werkkarakter - er komen een paar nieuwe leden bij onze critici-leesclub - zodat de schijn wordt opgehouden. Een onvruchtbare dag, maar zie: Ronja, de poes van dochter Laura, heeft één (!) jonkie gekregen. We zijn een poezenfamilie. Ik koop hart voor de moeder, en er sluipt een aangename roezigheid in huis.
Bij het boodschappen doen vanmiddag weer eens vergeten de flessenbon te trekken. Soms trek ik hem wel, maar dan vergeet ik hem in te leveren, en vorige week vond ik in mijn jaszak een bonnetje dat ik niet herkende en dus maar heb weggegooid. Als ik tegen Johanna zeg dat ik vergeetachtig begin te worden, zegt ze: ‘Dat heb je toch altijd gehad? Je bent gewoon een verstrooide professor.’
Weer even voetbal gekeken op de tv. Het is spannend, maar ik kan me niet concentreren. Zou dat toch komen doordat Ajax er niet bij was? Heb ik last van plaatsvervangend chauvinisme omdat Marjan en Daan, en Johanna, met Ajax dwepen? (Wat kan mij PSV of Barcelona schelen?)
Donderdag 2 oktober Filter, tijdschrift voor vertalen en vertaalwetenschap valt op de mat met een speciaal Spanje-nummer. Ondanks verminderd alcoholgebruik toch weer pas na het arriveren van de post om tien uur opgestaan. In bad in Filter gelezen. Eerst een stuk van Javier Marías, de mooiste schrijver uit Spanje van dit moment. Er staat ook iets van mijzelf in, over het vertalen van de titel en de
| |
| |
eerste zinnen van Don Quichot. Het zal deel gaan uitmaken van ‘Het Hessay’. Ik besluit daar vandaag op z'n minst een paar uur aan te werken. Eerst wat andere werkjes, zodat er een bodem onder de dag ligt.
Daar komt opnieuw niets van. De post bracht nog minstens een uur actie met zich mee. Daarna auto's gescreend in twee stadsblaadjes. Er komt geld aan, hoorde ik zojuist door de telefoon, dus laat ik toch maar snel een auto kopen. Morgen ga ik er een bekijken, opnieuw samen met Stephen. Misschien kunnen Johanna en ik in de herfstvakantie even weg, het geld verder opmaken. Vandaag is het kouder, ook binnen. Zelfs mijn neus is koud. Gelukkig staan er kleurige bloemen op tafel. De herfst zij geprezen.
Gisteren begonnen met twee glazen wijn in plaats van vijf per dag. Met wat gesmokkel - jenever in de tonic - lukte dat. Vandaag gaat dat ook lukken.
Tweeënhalf uur gewerkt in de middag, 's Avonds wilde ik naar een Vara-quiz kijken, maar ik stuitte op een programma met Willem Jan Otten; alsof de duvel ermee speelt. De première van zijn nieuwe toneelstuk is gekraakt. Otten zegt zo vaak ‘eh’ en zwijgt zo hinderlijk veelbetekenend, of zoekend, en tussendoor praat hij zo onsamenhangend en vooral pedant dat ik afhaak. Wat denkt hij wel? Dat hij beter of gevoeliger is dan niet-godsdienstigen? Alsof je zonder God of expliciet christelijke begrippen, zoals erfzonde, geen waardevolle ethiek of rituelen kunt hebben. Daar is weer het oude misverstand in het geding dat cerebraliteit emotieloos zou zijn, alleen nu vertegenwoordigd door een verrassende exegeet. Geef mij maar Huub Oosterhuis. Ik heb hem een poosje uit angst voor bevoogding gemeden, maar hij doet tenminste niet alsof hij het ei van Columbus uitvindt door anno nu christelijk te zijn. Willem Jan Otten mag in eigen ogen winnen, zijn verlies als schrijver is evident.
Vandaag was Johanna een beetje somber, maar daarover is ze niet mededeelzaam. Tijdens het eten staart ze wat weg. Als ze terugkomt van pianoles kijkt ze nog steeds lijdzaam, alsof je het leven
| |
| |
maar te nemen hebt zoals het komt. Pas als vriendin Heleen belt, fleurt ze op. Leeftijdgenoten lossen zaken voor haar op waar ik buiten sta, en dat is goed.
Nog even in Brusselmans gelezen met een glas tonic bij de hand en daarna slapen. Morgen in ieder geval voor de post er is opstaan, want we gaan al vroeg de nieuw uitverkoren auto bekijken. Een auto staat voor mij voor vrijheid. Ik heb pas zes jaar een rijbewijs, vandaar misschien.
Vrijdag 3 oktober Een zachte herfstdag. Stephen staat bij mij voor de deur terwijl ik bij hem voor de deur sta. Hannie, zijn vrouw, maakt zich zorgen over zijn vergeetachtigheid. Na een poosje tuft zijn bus zijn straat weer in. Op en neer naar Badhoevedorp, auto - een witte Citroën ax - geprobeerd en gekocht, nog eens op en neer, maar nu op de fiets, om cheques te brengen. Stephen moet me overhalen voor die fietstocht. ‘Jij moet meer fietsen’ - alsof ik dat niet al maanden doe. Borrel op de goede afloop. Jammer genoeg een afspraak met Laura, die me een mooie man wilde laten zien, gemist.
In NRC Handelsblad een twee-paginalang stuk van Kees Verheul over Don Quichot. Ik weet dat het een half jaar geleden gepland was, maar toen schreef een ander over mijn nieuwe vertaling omdat Verheul zijn stuk niet afhad. De redactie moet met de handen in het haar hebben gezeten, want Verheuls stuk moest natuurlijk worden aangepast, ont-actualiseerd, en het is inderdaad losgezongen van de verschijning van de nieuwe vertaling. Hij zegt wel iets onvoorwaardelijk superlatiefs, te weten dat ik het boek ‘voor het eerst met de rake motoriek’ heb vertaald, maar dat is het.
Omdat ik zelf over het boek dien te reflecteren, leg ik het stuk weg voor later.
Een afspraak vervalt, dus 's avonds tijd om de openbare les voor de NRC-Taaldag voor te bereiden, die morgen plaatsvindt in de Oudemanhuispoort. Mijn medejuryleden bij de vertaalwedstrijd zullen er 's ochtends geen van beiden zijn. Maarten Steenmeijer,
| |
| |
die naar Spanje moet, heeft - trouw als hij is - wat materiaal opgestuurd. Hij belt nog even; hij is mijn compagnon bij menig project, en een heel goede vriend. Jean-Pierre Rawie zal er 's middags pas zijn, bij de tweede openbare les.
Mijn drankjes van deze vrijdag geteld: een borrel, een bier, een wijn. Dat gaat goed.
Zaterdag 4 oktober De hele dag Taaldag. Vooral 's morgens geanimeerde les. De winnaar van de - anonieme - vertaalwedstrijd bleek aanwezig: een rijzige intellectueel met enige faam, al had ik nooit van hem gehoord. Woont dan ook ver in het Noorden.
Tijdens de lunch en de afsluitende borrel gelachen en gedronken met vrienden, kennissen, vakgenoten. Met een groepje naar idioot druk want populair café Zwart, maar meteen gevlucht; ik wilde niet meer drinken. Op instigatie van ex-vriend met z'n tweeën gaan eten, niet lekker - tomatenpuree-achtige spaghetti puttanesca - wel plezierig. Overigens niet slim, zo'n etentje, want ik heb hem jarenlang door mijn geheugen laten fictionaliseren tot wie hij is in mijn nieuwe boek, dat dus bij Anthony Mertens ligt. Expres vroeg naar huis met het gevoel of ik twee petten op heb, toch voelt het niet beroerd.
's Avonds pas de post bekeken, waaronder het filosofenblad Krisis, dat opent met een lezing die ik deze zomer tijdens een filosofen-weekend heb gehouden, lichtelijk gespannen vanwege het nieuwe onderwerp - de vermenigvuldiging of opheffing van het ik. Ik ben immers geen filosoof. Ik maak met retorische en dramatische middelen een sluitend ding van een lezing, een artikel, of wat het is, terwijl filosofen stapje voor stapje, volgens een schijnbaar niet speculatieve denklijn, te werk gaan. Ik kom daar doorgaans aan te kort.
In de krant de advertentie met de namen van degenen die de regering kapittelen vanwege de bestaande bio-industrie. Onder hen J.J. Voskuil, en ik. Het is dierendag, dat was ik vergeten. Vandaag geen vlees gegeten, of ja toch, een broodje rosbief. Eerlijk gezegd
| |
| |
geen seconde aan gedacht; het was zo honderd procent mensendag. De katten een extra portie vlees gegeven, want hun dierendag is anders van perspectief dan de onze.
René Jacobs met Couperin beluisterd, wat ik al weken dagelijks doe, en nog wat muziek. Late tv hopeloos, op Pulp Fiction na. Geen zin die film voor de tweede maal te zien, op zo'n schermpje. De eerste keer zag ik Pulp Fiction in Buenos Aires ongeveer met het pistool op mijn borst, want Laura en vriendin Willemijn, die me vergezelden, beiden negentien toen, kenden hem al en als ik hem niet goed vond, zou dat stellig liggen aan het feit dat ik te oud word. Ik hou ervan het met mijn kinderen eens te zijn, maar ik streef er niet naar.
In bed nagedacht over Brusselmans. Die scheldt iedereen uit, dus wie ben ik om als lezer een kongsie met hem te vormen. Fijn dat ik over zijn boek ga schrijven, want ik weet nog niet wat het wordt. Het wordt zo'n artikel ‘dat me zoekt’, om het deftig te zeggen.
Zondag 5 oktober Rustig weer, zonloos. Me verplicht tot een paar uur vertalen, stijl: in drie uur tijd zoveel bladzijden, wat neerkwam op een duwpartij. Deprimerend. Alles vandaag obligaat, zelfs het piano spelen. Het is of ik op iets wacht.
Tekstje voor een uitgeverij gemaakt en doorgefaxt, wat me opbeurde. Voor mezelf gekookt - een lekkere spaghetti om die van gisteren in het restaurant goed te maken - en alleen gegeten; de kinderen zijn naar hun vader. Die is morgen jarig en dat vieren ze nu. Ik heb mijn essaybundel Alles in de wind voor hem meegegeven, daar heeft hij wel eens naar gevist.
's Avonds, in de Kleine Zaal van het Concertgebouw, verder de put ingeduwd. In plaats van Felecity Palmer met Poulenc was er Nancy Argenta met blijmoedige Duitse natuurkul, waar godbetert een mandoline in voorkwam. Schubert en Mendelssohn zijn mooi, maar niet alles van Schubert en Mendelssohn is mooi. Zelfs een Mozart, een lange vrijmetselaarsslogan, was ongenietbaar. Op een gegeven moment hoorde ik beslist gejodel. Toen vond ik niets
| |
| |
meer leuk. Gauw naar huis. Met Johanna gepraat, die er weer was. Net zo vroeg als zij naar bed gegaan, maar na drie uur wakker geworden en een slaappil genomen. Onzin, want ik heb geen depressie. Het is meer dat onbestemde gevoel van wachten.
Maandag 6 oktober Telefonisch op het bedrag voor de auto afgedongen, geld bedongen voor schade die werklieden aan de tuin hebben berokkend, kortom, vanochtend bellend rijk geworden. Is dat niet ook een vorm van werken? Auto op mijn naam laten overschrijven. Het oude kenteken had vooraan de medeklinkers van mijn achternaam, middenin de leeftijd van mijn geliefde, en achteraan zijn medeklinkers. Nu is mijn kenteken sl-03-pp geworden. Laten we zeggen dat dat staat voor nog 3 - hoe onbarmhartig, die o ervoor! - geliefden van wie er een s, een l en een p heet. Die laatste p ben ikzelf.
Twee regels tegengekomen waarvan ik een voetbalgedicht tegen Willem Jan Otten kan maken, twee vliegen in een klap: ‘Wie in de eeuwigheid wil toeven, kijke niet verder dan de dag van vandaag.’ Ze stonden in een artikel dat ik ooit schreef over de dichter Jorge Guillén en al lijken het brave ware regels, ze spreken me opnieuw aan.
Dinsdag 7 oktober De verjaardag van oudste broer Kees. In bad Brusselmans uitgelezen. Wat ik vannacht ook gedacht mag hebben, ik vond het nu weer prachtig. Aan Lorca gewerkt. Auto met zenuwen opgehaald. Daarna met Laura en vriendin Mieke Groen en haar man bij Dal Barone gegeten. We bleken geïnviteerd te zijn, wat ik kras vond want Mieke heeft ons in Spanje van de zomer al zo gefêteerd! Ik deelde met Laura een schotel allerhande vis, vooral inktvis en schelpen, en daarna nam ik tonijn met een provencaalse saus en zij reuzengamba's. Onthouden voor het kookboekje dat ik samen met Elly Kamp ga maken. Heerlijke wijnen.
| |
| |
Met Mieke afgesproken dat ik voor haar tijdschrift Roodkoper zal schrijven over ‘Kiefer in mijn leven’ of eigenlijk over de logica van het toeval. Hij had mijn leven bijna drastisch bepaald, maar er kwam iets tussen. Ik ben blij met het verzoek; het betekent enkele dagen met een deadline werken aan een speculatief onderwerp. Ook afgesproken te gaan wandelen in een nader te bepalen land, wellicht Spanje.
Bij het nazitten begon Mieke, niet ik, over Willem Jan Otten. Laura bleek zeer geïnteresseerd; zij heeft discussies met een vriendin in wie ze nu ineens Otten weerspiegeld zag. De bewuste irrationaliteit van die vriendin maakt haar soms radeloos. Ik heb beloofd materiaal voor haar te zoeken, kan ze erover lezen. Wonderlijk, die parallellie.
Zorgen over de autoradio die vastzit, dus niet uitgenomen kan worden bij stilstand (zo noemen ze dat in die branche). Achter camouflageklepje aan, morgen. Nog even Paul de Leeuw gekeken en flard opgenomen film, maar slaperig, dus naar bed. Midden in de nacht wakker en hup: slaappil. Zonder enige bedenking. Nu zijn ze op, gelukkig.
Woensdag 8 oktober Uitgerust wakker. Johanna ook. Ze heeft 's ochtends geen school. Ik verheug me op de herfstvakantie volgende week, onder andere vanwege dat zorgeloze opstaan, een van de potentiële vreugdes van een freelancer.
Echt herfst vandaag. Regen, wind, een sfeer van afsluiting. Voor het eerst sinds de zomervakantie weer naar pianoles geweest. Veel te gezellig. Ik wil dit jaar beslist uit de sonatines raken, dus iedere dag studeren. Daarna huizen bekeken. Droomhuis op het Harmoniehof; ik schrijf in, ondanks de hoge huur. Nemen we er gewoon een student of een man op kamers bij! Maar ik vrees dat mijn ledennummer bij de woningcoöperatie niet laag genoeg is.
Iedereen wil dit huis: bijna een villa met rondom tuin, in een centraal hof in Amsterdam.
| |
| |
Het verschalken van een autoradioklepje lukt niet. Ze zijn uit de handel vanwege faillissement. Wat nu? Berusten in het feit dat junks zo'n armzalig radiootje niet eens willen en dat ze tegenwoordig sowieso eerder uit zijn op parkeerschijven?
's Avonds gegeten met een fan van Alles in de wind. Mijn bedoeling was alleen een borrel, maar hij zei dat vergeten te zijn en hij wilde trakteren. Ik belde Johanna om te vragen of ze het vervelend vond alleen te eten. Ik hoorde aan haar stem dat ze het meende toen ze zei van niet, dus ik bleef eten - aspergesoep, lamscurry en appeltaart - en praten, want Thomas, de man in kwestie, is druk en erudiet. Wel raar, zo'n gesprek dat de neiging heeft vrolijk te zijn en ook wat showerig, over wat je weet en wat je vindt. Je kent elkaar niet genoeg om maar wat aan te doen.
Four Weddings and a Funeral, gisteren opgenomen, bekeken. Aardige verstrooiing maar niet het soort film dat je onthoudt. Prachtige hoofdrolspeler. Ik wou dat ik twintig jaar jonger was.
Wat in Irvine Welsh gelezen voor De Groene. Sterke verhalen, ook letterlijk, maar niet zo'n stijlschrijver als Brusselmans. Dat is mijn beroepsdeformatie door al het vertalen: ik lees proevend.
Donderdag 9 oktober Vannacht om vijf uur wakker. Waarom? Gelukkig zijn de slaappillen op. Eén strip in een half jaar vind ik genoeg als er eigenlijk geen reden is om ze te gebruiken. Na het ongeluk in Spanje, eind juli, taalde ik er niet eens naar, en dan nu wakker liggen uit opwinding over wat komen gaat?
's Middags naar het afscheidscollege van professor Havekate, zo'n petieterig betoog dat het hilarisch wordt wanneer je bedenkt op wat voor chaos het is bevochten. Hij weet het en hij speelde ermee; hij is niet alleen droog maar ook droogkomisch.
Nadien borrel. Kennisgemaakt met Harm de Boer, die vertelt dat hij college over Don Quichot gaat geven. Hij heeft, zegt hij, samen met collega's mijn vertaling aan de wegbezuinigde Havekate gegeven. Geprobeerd Francisco Lasarte te mijden en daarna geprobeerd ruzie met hem te maken omdat ik denk dat hij mijn
| |
| |
dierbare Maarten Steenmeijer een poets heeft gebakken, maar hij ontkent, legt uit, zoekt vriendschap. Hij biedt aan me over twee weken te helpen met het leiden van een forum waar ik tegenop zie. Sommige hispanisten koppiger gemeden vanwege de slechte herinnering die ze als docent blijvend hebben achtergelaten.
Half vijf. Buiten waait het nog steeds hard, maar het is één en al zon op de grachten. Ik heb een paar minuten over en koop in een tweedehandswinkel een rode maillot en perfecte bruine laarsjes. Dan op naar Singel 262, naar de afspraak met Anthony Mertens. Nu het erop aankomt, word ik lacherig, maar de zenuwen zakken als Anthony meteen roept: ‘Voor jou heb ik wel heel goed nieuws.’ Hij drukt mijn manuscript aan het hart met loftuitingen waarvan me bijblijft dat hij verrukt is van de lichte toon. Hij heeft met succes fragmenten voorgelezen aan anderen in het gebouw; enzovoort. Ik vraag verguld wat hij de mooiste hoofdstukken vindt, waarop hij opnieuw losbarst.
‘Weet je,’ zeg ik, als ik vertrek, ‘ik kan al twee weken, sinds jij het manuscript hebt, mijn draai niet vinden. Ik denk dat ik dit moest weten voor ik me tot iets anders kon zetten.’ Hij kijkt me vriendelijk aan. ‘Logisch,’ zegt hij dan, in zijn oneindige wijsheid.
We maken een nieuwe afspraak voor na de Buchmesse. Ik koop door het dolle champagne, een fluwelen dasje, mimosa. Thuis bericht van de anwb dat de restwaarde van mijn Visa-tje nihil was; ook ligt eindelijk de nieuwe Hard gras met twee gedichten van mij op de mat. Ik kijk, nieuwsgierig. In de verantwoording typeert de redactie mij als een anarchist met een poëtische ader en ‘altijd in verzet tegen tafelschikkingen’. Dat is leuk. Op het antwoordapparaat het verzoek van de NRC om een bespreking te maken van een boek waarvan ik al had bedacht dat ik dat wilde doen.
Dochter Johanna speelt piano. Ze is wel genegen champagne met mij te drinken, maar dan bij het eten. Alles valt op z'n plaats. Het leven gaat door. Daarop heffen wij het glas.
Vrijdag 10 oktober Aan het werk.
|
|