Lust en Gratie. Jaargang 12
(1995-1996)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Ernst & Mijmering | |
[pagina 83]
| |
Alkeline van Lenning
| |
[pagina 84]
| |
bestaat. Het gaat om het feminisme uit de jaren zeventig, waarin begrippen als onderdrukking en patriarchaat centraal stonden, talloze vrouwen de diagnose behept met een vals bewustzijn gesteld kregen en de meeste mannen gewoon male chauvinist pigs waren. In het genre van Wolf en de haren wordt de draad opgepakt alsof er geen kwart eeuw verstreken is. Ze staan op diverse terreinen een erg ouderwetse en karikaturale complottheorie voor. Zo wordt vrouwen, volgens Wolf, een onmogelijk slankheidsideaal voorgehouden waardoor ze zich massaal op futiliteiten als lijnen en fitness storten - terwijl de mannen gniffelend onderling de macht verdelen. Het is verbazingwekkend dat dit achterhaalde denken met veel tamtam als jong, powerfull en nieuw wordt aangekondigd. Ook van de tweede variant verwacht ik geen vernieuwing. De vrouwen die luidkeels proclameren het feminisme voorbij te zijn, komen als ze gedwongen worden om zélf iets te bedenken, met ouderwets feministische ideeën op de proppen. Zoals gelijke rechten of anticonceptie of de riedel ‘de verzorging van kinderen is toch ook een mannenprobleem’. Zeer terechte voorstellen, maar het moet toch te denken geven dat deze als nieuw en oorspronkelijk gepresenteerde ingevingen al een kwart eeuw geleden naar voren zijn gebracht. Intussen wordt in de laatste variant voortdurend de suggestie gewekt dat het feminisme niet meer actueel is. Dit gebeurt door te refereren aan een achterhaald feminisme in combinatie met de opvatting dat het nu mooi is geweest met de emancipatie. Het is tijd voor vrolijke flinkheid en wie nog klaagt over ongelijkheid is een ouwe zeur die van geen ophouden weet. Hindert niet dat de opvatting dat ‘het nu welletjes is met de emancipatie’ net zo oud is als het verschijnsel emancipatie zelf. Hoe luidde het refrein ook alweer na de invoering van het vrouwenkiesrecht in 1919; en na het erkennen van de vrouw als handelingsbekwaam in 1956; en na de verandering van de bijstandswet; en na de succesvolle acties voor gelijk loon in de jaren zestig? ‘Nu hebben vrouwen toch alles wat ze zich kunnen wensen.’ Al vanaf de allereerste schrede op de weg naar iets als ‘gelijke rechten’, heette het dat de emancipatie nu wel voltooid was en wie nu nog niet ophield met zeuren, had echt geen recht van spreken meer. De verdedigers van dit standpunt anno 1995 lijken gespeend van elk historisch besef en menen dat ze iets nieuws en sensationeels naar voren brengen. Het is wonderlijk dat het inderdaad als zodanig door de media wordt opgepakt. Het verontrustende is dan ook niet zozeer dat iemand - met een gezicht of ze de stelling van Pythagoras weerlegt - zegt het oude feminisme voor- | |
[pagina 85]
| |
bij te zijn en vrolijkheid en succes propageert. Wat me zorgen baart, is dat er zo gretig op gereageerd wordt. Waarom vallen deze woorden in zulke vruchtbare aarde? Het kan niet zijn vanwege de nieuwe inzichten die deze vrouwen verwoorden: Paglia wil slechts provoceren; Denfeld klaagt dat de oude vertegenwoordigers zo extreem zijn dat jonge vrouwen zich niet aan kunnen sluiten; en Van Hintum is alleen maar boos. Hoewel hun verhaal doorgaat voor positief en krachtig, overheerst de bovenmatige en bittere woede op het feminisme. Deze vrouwen slaan een bijzonder gekrenkte toon aan, ze zijn buitensporig kwaad en missen elke relativering of gevoel voor humor. Kortom, ze zijn verongelijkt en dat is precies het beeld dat zij van het feminisme schilderen: een beweging van verongelijkten. Belangrijker dan hun persoonlijke motieven is dat bittere sentimenten over het feminisme worden gedeeld door vele anderen, ook door veel mannen. Want menig man heeft niet alleen positieve ervaringen met de vrouwenbeweging van de jaren zeventig. Het feminisme was een tegenbeweging en in die tijd weinig zelfreflexief. Tegenspraak werd niet geduld en een kritische positie kon niet worden ingenomen zonder verketterd te worden. Zo gaat dat met tegenbewegingen. Men moest door een ongelooflijke barrière van common sense-opvattingen breken en dat ging gepaard met het mobiliseren van verontwaardiging jegens de andere sekse en de seksistische samenleving. Menig man vond de manier waarop hij als onderdrukker werd afgeschilderd wat al te gortig, maar zijn verdedigende opmerkingen konden steevast rekenen op sarcasme. Vandaag de dag is dat veranderd, het feminisme voert niet meer de boventoon en een kritische positie ten opzichte van het feministische gedachtengoed is weer bon ton. En de heren die zich destijds monddood gemaakt voelden, lenen de spreekbuis die het ouderwetse feminisme hekelt, een gewillig oor. De groeiende invloed van de media enerzijds en de afkalving van politieke ideologieën en afbrokkelende sociale bewegingen anderzijds, stimuleren een bolkesteinachtige stijl van aandacht trekken. Het vervelende van een dergelijke stijl is dat er razendsnel schade kan worden aangericht. Men speelt in op wijdverbreide vooroordelen, bevestigt deze en succes is verzekerd. De criticaster neemt zelf geen verantwoordelijkheid, doet geen serieus voorstel en verdedigt geen positief geformuleerd standpunt. De eigen visie bestaat slechts uit kritiek en is dan ook nooit vernieuwend. Tegen zoiets is het lastig vechten. Het is een vervelende klus, maar het is wel nodig.Ga naar eind1 | |
[pagina 86]
| |
Politieke koketterie, zo noemt Irene Meijer de openbare flirt van de mopperkonten van het feminisme. De dames zijn volgens haar politiek koket door zich af te zetten tegen andere vrouwen die met het etiket politiek correct definitief tussen de mottenballen worden gelegd: zeurkousen met standpunten die passé zijn. Interessante inzichten hoeven we uit de kokette hoek waarschijnlijk niet te verwachten. Naar mijn idee is feministische vernieuwing veeleer te vinden in het werk van vrouwen die feministische ideeen combineren met deskundigheid op een vakgebied. Dit gebeurt met name in de wetenschappen en in de filosofie, zowel binnen als buiten de muren van de universiteit, maar ook op ministeries, in het bedrijfsleven, in allerlei onderwijsinstellingen en in de kunst. Zo is in de afgelopen kwart eeuw het feminisme geprofessionaliseerd en geinstitutionaliseerd, en heeft het inhoudelijk een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Ik ben dan ook niet van plan me het F-woord te laten ontnemen en wil het graag hoog houden. |
|