Lust en Gratie. Jaargang 12
(1995-1996)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
[pagina 35]
| |
ISo, I must love you still, but none must guess
That you love me, or falter still my name
When to my arms you give your loveliness,
And sigh, and burn against me like a flame.
No, though I see you naked in the dawn
After a night more heady than red wine,
Your dark eyes shadowy, your breath indrawn,
And all your body asking still for mine,
Then I must let you go, and when we meet
Next in the common day I must not cry
‘Could you but know how fair she is, how sweet,
When in the night against me she doth lie!’
No, when I see you by another's side,
Mine is the bitterness, and his the pride.
1-12-1927 | |
IDus, ik moet van je bluven houden, in 't geheim
Hoewel je mij liefhebt, en mijn naam nog stamelt
Wanneer je aan mijn omhelzing je bekoring schenkt,
En zucht, en heet tegen me aan ligt als een vlam.
Nee, terwijl ik je naakt zie in het ochtendgloren
Na een nacht nog koppiger dan rode wijn,
Je donkere ogen doezelig, je adem ingehouden,
En je hele lichaam vraagt nog om dat van mij,
Moet ik je laten gaan, en als we elkaar vervolgens
In de gewone dag tegenkomen, mag ik niet schreeuwen
‘Weet gij hoe mooi zij is, hoe zoet,
Als zij naastaan mij ligt in 't beddegoed!’
Nee, als ik je naast die ander zie,
Voor mij de bitterheid, voor hem de gloed.
| |
[pagina 36]
| |
IIWhat solace then am I to find for this?
Proud love rebels against such dark eclipse.
Last night I marked your shoulder with a kiss,
And bruised your breast beneath my arrogant lips.
And shall you, gliding in your silken shirt,
Deny the hidden bruises of your flesh,
Come; if they fade, I'll brand you deep afresh.
Oh, walk demure, and twist concealing silk
Around your throat, and still our love deny,
But still those wounds shall stain your body's milk,
And you shall wear my purple livery,
And if your clothes should slip and you uncover,
The world shall read the cypher of your lover.
1-12-1927 | |
IIHoe kan ik hier soelaas voor vinden? Trotse liefde
Komt in opstand tegen zulk een barre duisternis.
Vannacht heb ik je schouder met een kus gemerkt,
En schrijnde ik je borsten onder mijn arrogante lippen
En zul je, als je in je zijden blouse glijdt,
De verborgen kneuzing van je vlees ontkennen,
Niet pochen op de blauwe eretekens van je wonden?
Kom; als ze vervagen, ik zal er diepe nieuwe schroeien.
Oh, loop maar ingetogen en wring de zijde die verbergt
Rondom je keel, en ontken maar onze liefde,
En toch, het melkwit zal verkleuren door die wonden,
En dragen zul je het, mijn purperen livrei,
En als je kleding van je afglijdt en je onthult,
Dan leest eenieder de signatuur vane je geliefde: mij.
| |
[pagina 37]
| |
IIII fondly thougt that jealousy had died
With youth in me; that, saddened, I had come
Safe through the years of false and angry pride,
And hoped that chord in me henceforth was dumb.
Able musician, you have struck the mute
Strings that return to their complaint again;
Played on my passions as upon a lute
That gave at your command the rending strain.
Now am I helpless, since my mortal foe
Is one I cannot meet on equal ground;
He has advantages he does not know;
His hands are free; my hands by thongs are bound.
But most, by this: in our unequal strife,
He is your life; I cannot wreck your life.
1-12-1927 | |
IIIIk dacht naief dat jaloezie met jeugd in mij
Gestorven was; hoewel bedroefd, ik veilig
De jaren van vuige en ijdele trots verlaten had,
En hoopte dat dit akkoord niet meer zou klinken
Vaardig muzikant, geraakt heb je de stile
Snaren die opnieuw een oude klacht herhalen,
Bespeelde mijn passies als een luit
Die op jouw bevel gekweld haar klanken weende.
Nu ben ik machteloos, omdat mijn aartsvijand
Er een is waar ik niet als gelijke mee kan vechten;
Hij heeft voordelen die hij niet kent,
Hij heeft zijn handen vrij; de mijne stijf gebonden
Maar vooral door dit in onze ongelijke strijd
Is hij je leven; ik kan je leven niet verwonden
| |
[pagina 38]
| |
IVSuch love has he, - this is my sharpest pain, -
Such love for you, I cannot use my steel
To stick him in the back and see him slain
Ignobly, to a sorry weapon reel,
No, let me lacerate my very soul
With truth on paper, let me now confess
That in his place I'd show no more control,
But still would hold you to myself, no less:
I'd hold the keys of my won citadel,
Had I the right, as he has, custom-given;
I'd be content to watch another's Hell
If I might keep my legislated Heaven.
Yet do I know, through all my bitter cast, (plight)
That love, not marriage, keeps you to him fast. (tight)
1-12-1927 | |
IVHij heeft zo lief - dat steekt mij nog het scherpst -
Zozeer heeft hij je lief, ik kan mijn krachten
Niet gebruiken om hem in de rug te raken, en hem
Laaghartig door een ellendig wapen afgemaakt te zien
Nee, laat mij mijn ziel, mijn eigen ziel maar openrijten
Met de waarheid op papier, laat me nu bekennen
Dat in zijn schoenen, ik me niet zo zou beheersen,
Maar je voor mezelf zou houden, zonder meer
De sleutels zou behouden van de overwonnen citadel,
Had ik het recht, als hij, gebruikelijk gezien;
Ik zou tevreden kijken naar een ander's Hel
Om mijn bij wet gegeven Hemel te behouden
Maar ik weet wel, ondanks mijn benarde bitterheid,
Om liefde is het, geen plicht, dat je bij hem blijft
| |
[pagina 39]
| |
VNow I am tired, with passion all outworn;
I cannot feel, and bless my brief reprieve.
So sorely am I hurt, so sorely torn,
That I could even see you, I believe,
Joint in another's arms, and feel no pang
Save a vile curiosity of sex
To see you lie in love, without the fang
Of snarling jealousy that vily wrecks
The most determined generous hypocrite.
Yet, in this mood, into the darkened lanes
I chanced to go, and saw your window lit,
And suddenly was swept by hurricanes.
‘What vile betrayal, and what base desire
Wakes her?’ I cried, and wept beside my fire.
1-12-1927 | |
VNu ben ik uitgeput, door hartstocht gans versleten;
Ik voel niet meer, en zegen mijn kortstondige respijt
Zo zeer ben ik verwond, zo pijnlijk opengereten,
Dat het me lijkt, dat ik je zelfs zou kunnen zien
Verenigd in de armen van de ander, zonder spijt,
Behalve een schunnige nieuwsgierigheid naar seks
Je de liefde zien bedrijven, zonder de klauwen
Van de snerpende jaloezie die inktzwart ruineert
Zelfs de meest verstokte, genereuze hypocriet.
En toch, in deze stemming, waagde ik in het donker
Door de laan to gaan, en zag je raam verlicht,
En werd bij donderslag door een orkaan getroffen.
‘Welke lage lusten, welk vuil verraad
Wekken haar?’ kreet ik, en weende bij de haard
| |
[pagina 40]
| |
VIWe both have known your beauty, both enjoyed
Your passion, as a shared and secret thing;
On that account, each other we avoid
Who both have tapped your passion at it's sprang.
Is this a reason? should we not more truly
Meet in our common love that is your due?
Across your body not discover newly
A bond the deeper for its source in you?
If you were ill, I know that we should tend
You on your sick-bed with no rivalry,
And think each other ally if not friend,
In selfless competition both to vie.
But ah! what force has jealousy to blind
The reason, and the instinct, and the mind!
1-12-1927 | |
VIWij beiden kenden je schoonheid, genoten beiden
Van je passie, als een gedeeld geheim,
Daarom is het, dat we elkaar mijden
Die beiden dronken van je hartstocht aan de bron
Is het niet beter elkaar eerlijk tegemoet te treden,
Komt ons beider liefde je niet rechtens toe
Via jouw lichaam een nieuw verbond ontdekken
Des te dieper omdat het uit jou ontstond?
Zeker weet ik, dat als we aan je ziekbed samen
Moesten waken, er geen plaats was voor rivaliteit,
We als bondgenoten, zo niet vrienden,
Zouden wedijveren in onzelfzuchtigheid.
Maar ach! blind is de kracht die jaloezie geeft
Aan het hart, het hoofd en aan de geest!
| |
[pagina 41]
| |
VIIBetween two poets, you, a scurrying mouse,
Hurry with news of harsh satiric verse
Written in virulence, from house to house,
Yet I believe your interest is perverse.
For I must pity you, because you take
Half-human and half-literary scraps
Of rage and hatred written for your sake
By your divided lovers; but perhaps
My pity's wasted, for you, being a woman,
And consequently vain, must surely wonder
Which half is literary, and which human,
Since you're the wedge which cleaves us both asunder,
Since we both love you, can that hate be true
Which so divides us, on account of you?
1-12-1927 | |
VIITussen twee dichters, ren jij, de rappe muis,
Haast je je met nieuws van een wrang satirisch vers
Uit venijn geschreven, steeds van huis tot huis,
Maar volger s mij is je belangstelling pervers.
Wat moet ik je beklagen, omdat je heen en weer sjouwt
Met vodjes, deels persoonlijk en deels literair
In razernij en haat geschreven voor en over jou
Door je opgehitste minnaars, maar wellicht
Verspil ik mijn medelijden, want jij als vrouw,
En bijgevolg een ijdel wezen, vraagt je zeker af
Welk deel nu literair is en welk dan uit het hart,
Jij bent de bijl die onze vriendschap splijt
Als wij beiden van je houden, is dan de haat terecht
Die ons zozeer verdeeld houdt, wil je dat echt?
| |
[pagina 42]
| |
VIIIThat was a lovely evening late in May
When first I saw you, with your feline tread
Steal out into my garden, as the day
Stealthily died across the west in red.
And you wore black and red, I well remember,
Matching your gipsy hair and gipsy mouth,
Though that was May, and this is bare December,
And now the wind blows north, and then blew south.
And you were strange to me, but half unfolded
Yourself as we sat talking in the dusk,
And, though I knew it not, my life was moulded
There in the garden to the scent of musk.
Were you unconscious? was I unaware?
Was some faint music stirring in the air?
1-12-1927 | |
VIIIDat was een lieflijke avond einde mei
Toen ik je zag, voor 't eerst, en je tijgergewijs
Mijn tuin kwam binnensluipen, zoals de dag
Wegsloop om in het westen rood to sterven.
En jij droeg rood en zwart, ik herinner het me goed
Passend bij je zigeunermond en je Naar met de zigeunergloed
Maar dat was mei en dit is schraal december
Nu stormt de wind uit noord en toen uit zuid
En jij was vreemd voor mij, maar deels openbaarde
Je jezelf toen we in de schemering samen spraken.
En, hoewel ik het niet wist, werd mijn Leven vormgegeven
Daar in die tuin, van muskusgeur vervuld
Was jij nietsvermoedend? Was ik onbewust?
Trilde er een vleug muziek ver weg in de lucht?
| |
[pagina 43]
| |
IXThen followed days when stealthily you came
Always in black and red that swathed your grace,
And tapped upon my door, and called my name,
And I observed the strangeness of your face:
Your pallid brow, your hair like a black flag,
Your curving mouth, as sensuous as your curls,
Your dark eyes leaping like a startled stag,
Your body slender as an Indian girl's;
Yet always I was cool and cavalier;
We spoke of Marvell and we spoke of Donne;
I never seemed to know that you were near;
I scarcely knew it until you were gone.
So passed three months and more of wasted time:
An octet and a sextet rich in rhyme.
1-12-1927 | |
IXToen volgden de dagen dat je heimelijk kwam,
Altijd het zwart en rood dat je gratte flatteerde,
En klopte op mijn deur en riep mijn naam,
En ik het onbekende van je gelaat observeerde
Je bleke voorhoofd, en de zwarte vlag van haar,
Je gewelfde mond, sensueel als die lokken,
Je ogen dansend, een ondeugd op pad, opgeschrokken,
Je lichaam, tenger als een Indiaans meisje,
Maar altijd was ik beheerst en luchthartig galant,
We spraken van Marvell, en we spraken van Donne,
Ik had je nabijheid nooit in de gaten,
Ik merkte het amper, totdat je me had verlaten
Zo gingen drie maanden en meer tijd verloren:
Een octet en een sextet in rijmrijke woorden.
| |
[pagina 44]
| |
XThen when the days were shorter, and the high
Summer had passed, at an unwonted hour
You sought me out. I see the roses lie
Still in their bowl, the candle on the flower,
And high-lights on the silver and the glass,
And on the table with its polished grain.
We must have been approaching Michaelmas.
‘Come out’, you said, ‘with me into the lane.
‘Come out; the harvest moon is at the full,
The fields are misty; I could not resist
Calling you out, it was so beautiful,
Into the lanes, the moonlight, and the mist.’
I came, but still our silence was unbroken:
The moon dipped low; no dangerous word was spoken.
1-12-1927 | |
XToen de dagen korter werden, hoogzomer al voorbij,
Kwam je, op een ongebruikelijk uur,
Me weer bezoeken, ik zie nog de rozen drijven
In hun schaal, het kaarslicht glanzen op het blad,
En de schitteringen op het zilver en het glas,
En op de nerf van de geboende tafel in de was
Het moet wel eind september zijn geweest, St Michelsdag.
‘Korn mee’, zei je, ‘met mij op pad
Kom mee, de volle oogstmaan is zo rond,
De velden zijn zo mistig, ik kon het echt niet laten
Je uit te vragen, het was zo schitterend,
Op pad, het maanlicht en de mist’
Ik kwam, maar nog was ons zwijgen ongebroken
De maan dook weg, geen onvertogen woord werd er gesproken.
| |
[pagina 45]
| |
XIAh, had I known how near to me you were!
Had but our hands once touched within the wood,
I should have taken you and kissed you there,
And dreamed you mine forever as you stood.
I should have had no thought of other bonds,
But while the dabchick scurried in the stream,
And while the elms raised up their stencilled fronds
Against the moon, for one night had my dream.
The night was still, and in that vaporous
Silence of mist that floated as a veil,
What could you do, raising your luminous
Dark eyes to mine, if once I saw you pale?
But offered moments are as soon withdrawn,
And I lay wakeful in the misty dawn.
1-12-1927 | |
XIAch, had ik maar geweten hoe nabij je was!
Hadden onze handen elkaar durven raken in 't bos,
Ik had je moeten nemen en kussen op je mond,
Je voor altijd mijn to dromen, waar je stond.
Dan was niet van belang wat je aan anderen bond,
Terwijl de fuut zich haastte in de stroom, de olmen
Hun gevederd blad geetst tegen de maan verhieven,
Omdat ik voor die ene nacht mijn droom bewaarheid zag.
De nacht was roerloos, en in die wazige
Stilte van de mist, die dreef als voile,
Je kon niets doen, dan met je lumineuze, donkere
Ogen naar me kijken, toen ik je verbleken zag
Maar die geboden ogenblikken verdwenen als ze kwamen,
En slapeloos lag ik in de nevel van de dageraad.
|
|