uithaal naar mijn moeder niet meer konden velen. Wij sloegen plotseling - verenigd door een vreemde verbijstering over zoveel moed - samen terug en toen sloop HIJ weg met een rood hoofd.
We hebben het er niet meer over. We zwijgen nu al weer jaren. Vader heeft ons in 1967 meegenomen naar Duitsland om te laten zien waar hij toen werkte. Ik kan me er nauwelijks meer iets van herinneren, we waren allemaal zenuwachtig. En op een andere vakantie in Tsjecho-Slowakije moesten we aan de rand van kamp Theresienstadt een tentoonstelling zien van kindertekeningen die daar in de oorlog gemaakt waren. Dom genoeg liep ik de verkeerde deur uit en verdwaalde toen tussen de barakken. Er was geen mens te zien. Dom genoeg zag ik een oude houten paal met richtingaanwijzers en zocht het woord ‘uitgang’. Het was erg warm en de grond onder mijn voeten was okergeel. Verwilderd trof ik bij een gebouw met verbrandingsovens (er lagen rozen op de as) een Frans echtpaar. Ze beloofden me naar de uitgang te leiden, maar eerst heb ik in hun gezelschap operatietafels en een stukje zeep, gemaakt van mens, gezien.
‘Verdwaald in het kamp, dat moet HAAR gebeuren’, riep mijn moeder kwaad toen ze me zag aankomen.
Ik was het jarenlang vergeten, tot ik ooit, met mijn moeder op de bank gezeten, in een televisiedocumentaire datzelfde stukje zeep weer zag.
‘Dat heb ik gezien!’ riep ik.
‘Welnee’, zei mijn moeder.
Enfin.
Mijn broer vertelde me niet lang geleden dat hij binnen tien minuten gereed kan zijn voor vertrek ‘mocht er iets gebeuren’. Bij het geringste vertoon van krijgsgeweld in de Noordhollandse duinen (hij woont mooi) zal hij zijn jonge gezin inladen om, als het maar enigszins mogelijk is, vluchteling te worden. Hij wil niet meeschieten. Hij heeft me verleden week overgehaald om lid te worden van de Dierenbescherming.
Zo staat het er voor met de oorlog in mijn kleine wereld. Op de televisie zijn nu zo veel oorlogen door elkaar heen te bezichtigen dat ik zelfs van de Eerste Wereldoorlog meer heb gezien dan ik voor mogelijk hield.
De meningen die elke keurige socialisties-pacifist (laatje toch nakijken) er op na houdt, zal ik de lezers besparen. Ik ben de laatste jaren blij dat mijn ouders beiden te jong zijn overleden. Mijn vader zou nu wel acht brandende sigaretten in de asbak deponeren en mijn moeder, heus waar, zou gewoonweg flippen als ze Sarajevo zag of, zoals haar zo geliefde BBC het zegt: ‘The Tjetsjen capital, Grozny’.