trek naar Amerika of Israël en dat wat achter hen lag. Zij hadden gezien wat geen mens kan zien zonder krankzinnig te worden: de teutoonse god. De een kwam terug met lege ogen, de ander met een gevaarlijke, verwilderde blik. Sommigen hadden periodiek zweetaanvallen, gillende en krijsende nachtmerries. Maar de meesten wachtten en zwegen.
Niemand van ons verdroeg de anderen. Zoals alle overlevenden hadden wij geleden; zij die uit het oosten terugkwamen het meest. Maar allen, de kinderen, de volwassenen, de bejaarden, hadden wij in de afgrond van de dood door terreur gekeken. Wij waren oneindig verlaten en eenzaam geweest. Nu hadden wij behoefte aan jarenlange troost: een alles begrijpende, oneindig liefdevolle moedergodin, die ons opnieuw zou baren, die de geschiedenis ongedaan zou maken. Maar wie had dat kunnen zijn? Zij die de leeftijd der moeders en grootmoeders, der vaders en grootvaders hadden, waren er juist het ergste aan toe. Wij jongeren hadden nog het, weliswaar gebarsten en gebroken, pantser van onze jeugd.
Ook ik verdroeg de aanwezigheid slecht van zovelen in wat voor de oorlog een gezin van drie personen was geweest. Wij spraken met elkaar alleen over praktische, concrete zaken: over de eventuele verdere inrichting van de kamers; over de noodzaak van school, opleidingen, werk, geld; over ziekten en kwalen; over de bureaucratische struikelblokken voor wie wilde emigreren naar Amerika (zo ver mogelijk van de eeuwige moffen vandaan); of over misschien op alyah gaan naar Palestina, als de Engelsen ooit hun belofte van een eigen Joodse staat voor de statenloos gewordenen zouden nakomen.
De leraren op school verdroeg ik zo mogelijk nog slechter dan mijn tot afwezige, haastige vreemden geworden ouders, mijn rouwende grootouders, de wanhopig jaloerse weeskinderen die in ons gezin werden opgenomen, de zieke, ontredderde wrakken die uit de kampen waren teruggekeerd.
‘Ik wil dat jullie allemaal een gekartonneerd schrift bij je hebben, geen slap schrift’, zei de leraar wiskunde op het lyceum.
‘Zorg dat je een kantlijn van vijf centimeter aanhoudt’, zei de leraar Nederlands.
‘Denk eraan, dat je nooit met rode inkt schrijft, altijd met blauwe, anders kan ik je werk niet nakijken’, zei de lerares Latijn.
Wat was een gekartonneerd schrift? In de drie jaren van de onderduik was ik korte tijd, totdat ik weer moest vluchten, naar een boerenschooltje gegaan. Daar schreven wij in de hoogste klas met een griffel op een lei. Dan