Voor wie een dermate grote gelaagdheid kan verwoorden, bestaat het leven uit een bredere scala van groeistadia dan welke wij terugvinden in de alledaagse ontwikkelingspsychologie.
De poëtische spanning die de bovenstaande zinsneden een bijna spreekwoordelijk karakter verlenen, laat zich verklaren uit de opeenstapeling van woorden die het begrip ‘leven’ een tragische connotatie verlenen. Verlies, verdriet, herinnering, dood. Leven is alleen denkbaar op grond van het dringende advies: laat de trapeze van het verdriet niet los.
De stapsgewijze afdaling van de ene herinnering naar de andere is een katabasis (afdaling) in het eigen bewustzijn dat op zoek is naar de kern van het verlies - de geliefde? - omhuld door de schimmen van het verleden. Het beeld, de topos van deze tocht naar omlaag, is zo oud als onze beschaving. De hoop op een ‘opstijgende reeks’ in de tweede helft van het traject is dat ook.
In de laatste zang van de Paradiso heeft Dante in zijn taal, zijn poëzie, de abstractie van louter klank, louter stem en trilling aangenomen. Hij is daar op zijn visionaire hoogtepunt, colui che somniando vede ‘gelijk iemand die dromende ziet’, che dopo il sogno la passione impressa, rimane ‘en bij wie na de droom de herinnering aan al het doorleefde blijft bestaan’.
Zijn visioen van de omgekeerde, sneeuwwitte roos bestaat uit een oneindige schakering van licht: de versmelting van ‘Sustanzia ed Accidente’, en wel zodanig dat er sprake is van een enkelvoudig licht: un semplice lume.
Alleen dankzij de groeiende en bewust doorvoelde afstand ‘van herinnering tot herinnering’ krijgt het wijde, lichte, voorgeboortelijke land van herkomst een teleologisch karakter.
Ziedaar de Werdegang van wie het verlies als uitgangspunt heeft durven kiezen. Niet alleen als oriëntatiepunt voor de herinnering aan het verdriet, maar als een dynamisch, realistisch, streng levensbeginsel.
Wij worden met deze strengheid geconfronteerd overal waar de gedachtenwereld van Andreas Burnier zich toespitst op een ethische stellingname. Juist waar het verlies (van leven, van relatie, van waarden) in het geding is, houdt zij vast aan de wellicht laatste verbindingsdraad. Aan de vorm van intimiteit die geen inbreuk, laat staan regelgeving kan gedogen. Natuurlijk, de discussie kent een eindeloos getal van nuances en men kan diepgaand van mening verschillen.
Maar niet over de spankracht van de trapeze.
Evenmin over de vangkracht in de uitgestoken handen van de trapezewerker die deze kwetsbare zaken verwoordt.