kunnen vinden, waarvan de kern voorkomt in het Eerste Boek van Mozes, genaamd Genesis, 1:26.
Nadat God op de vijfde scheppingsdag zijn voornemen om op de zesde mensen te maken had aangekondigd, vervolgde hij: ‘(...) en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee en over de gehele aarde en al het kruipend gedierte.’
Waartoe dat geleid heeft, is bekend. Het was haastwerk, een hele schepping in zes dagen; het werd later berouwd. Er werd ter correctie een zondvloed geschapen waarbij alles wat leefde werd gedood, behalve het gezin Noach en... de dieren. Hoe gemakkelijk had niet tegelijkertijd het besluit omtrent de absolute heerschappij herroepen kunnen worden. Niets daarvan.
Miljoenen gelovigen ter wereld, ook zij die de overige voorschriften uit hun heilige boeken allang aan hun laars lappen, weten dat zij zich geen enkele beperking behoeven op te leggen bij het uitoefenen van deze heerschappij. Als dieren niet straffeloos mishandeld konden worden, zouden er geen verenigingen bestaan die hen wilden beschermen. Het boeddhisme is vrij zeker de enige godsdienst die het kwellen en doden van dieren niet toestaat.
Mag het lot van een mishandeld paard en andere, minder edele (= kostbare) dieren niet zo tragisch lijken in een periode waarin mensen uit vier werelddelen pas bezig zijn geweest elkaar met donderend geweld de heerschappij over een stukje van de aarde te betwisten, het kan ook symptomatisch worden genoemd. Het ene kan niet bestaan zonder het andere. Haal maar een zweepje: opgetuigd, afgetuigd.
We zijn schijnbaar enigszins verwijderd geraakt van mijn wens naar een onderzoek of, en zo ja welke, fragmenten uit de wereldliteratuur voor een welbelezen schare na twintig, dertig jaar nog steeds onvergefelijk zijn en of de schrijvers dit hadden beoogd en gehoopt; of het hen heeft verbaasd, verrast of teleurgesteld, omdat zij zelf hun andere werk van meer belang vonden. Welnu, na het ontwerpen van een reglement waaraan alle deelnemers zich zouden moeten houden, zag ik bij herlezing met schrik, dat het even ambtelijk, even lang en even onbegrijpelijk was als een door juristen opgesteld reglement van het Fonds voor de Letteren; het woord ‘reglement’ alleen al druiste tegen alles in. Het ontwerp is vernietigd. Mijn wens was ijdel, in de zin van onvervulbaar. Maar ach, wat jammer.