gekke Kent. Maar geen van de personages komt er zonder kleerscheuren vanaf. Zij herinneren zich en vergeten weer. Zij ontdekken god niet dan na veel lijden. Zij zijn, ik moet die dame op de voorste rij gelijk geven, bijna nooit gelukkig. En volmaakt zijn zij helemaal nooit. Maar dat jongetje achter de piano in De litteraire salon dan? Die weet toch van ‘het goddelijke gouden licht dat in strepen en flarden door de onpeilbare, donkere ruimten gaat’? Die weet toch dat hij ‘een volwassen geest is, die tijdelijk, even in een kinderlichaam is gevangen’?
Jawel, maar hij is ‘tussen de vijf en zeven jaar oud’ en ‘zijn beentjes in de korte broek bungelen ver boven de pedalen en de grond’. Als hij ouder is en zijn benen op de grond staan, als hij in een volwassen lichaam is gevangen en helemaal aan de aardse materie is gebonden, zal hij vergeten wat hij weet.
Wanneer ik alleen thuis ben, omringd door mooie muziek, bloemen en boeken, kost het mij geen enkele moeite in alles en allen god te zien en van liefde voor de mensen vervuld te zijn. Maar ik ben op zaterdagmiddag nog niet de deur uit om boodschappen te doen, of ik mopper al binnensmonds op die oude mevrouw die niet snel genoeg oversteekt, op de massa mensen die de supermarkt bevolkt, op de kassajuffrouw die traag en óók chagrijnig is. Ik ben zelfs te ongeduldig om mijn mantra te zeggen.
Soms gaat het ietsje beter. Soms, als ik in Amsterdam in de tram zit en naar de mensen op straat kijk, zie ik in ieder lichaam een ziel, in ieder mens iets goddelijks, en ik zie dat wij allemaal samen een mensheidslichaam zijn met één grote, goddelijke ziel. Maar als er op straat dan een vechtpartij uitbreekt, stap ik heus niet uit om mijn medeziel te helpen. Dan ineens zie ik iedereen als separate entiteiten, van elkaar en van mij gescheiden, en ik red mijn hachje door te blijven zitten waar ik zit.
Zodra ons spirituele weten door de aarde heengaat, verandert het, onmiddellijk, van karakter, of raakt zoek. Er móét zoveel op aarde, dingen die noodzakelijk zijn, of lijken, wanneer je daar bent. In jouw romans vind je dat terug.
Je personages moeten hun identiteit vinden. Ze moeten hun Ik leren kennen voordat ze er een Zelf van kunnen maken. Ze moeten onderduiken omdat het oorlog is. Ze moeten hun intellectuele honger stillen. Ze moeten de Arabische wereld van het sekse-fascisme bevrijden. Ze moeten ‘Beyond Reductionism’ schrijven. Ze moeten twaalf ambachten beoefenen en dertien ongelukken maken. Ze moeten zeventien jaar oudpotteus getrouwd zijn.
Is het dan zo vreemd dat zij niet ook nog de wereld verlossen? Het is al een