onbegrijpelijk zijn in de landen waar hij nu is. Praat alleen over actuele, concrete dingen, heeft een zachte stem, en een bruine, glanzende blik.’
Dit is de enige blijvende ik-voorstelling die de ik van het verhaal ‘Volgend jaar in Jeruzalem’ uit de Verschrikkingen van het noorden als achtergrondbeeld bij alle wisselingen in gedrag, stijl en overtuiging heeft behouden. En even verder in het verhaal staat ‘wie zich eenduidig vastlegt wordt gedood of affectief verraden, hadden de Germanenterreur en de bevrijding daarvan mij geleerd.’
De ik uit het verhaal verklaart zo haar behoefte zich uit te breiden in een veelheid van studies, beroepen, godsdiensten en politieke standpunten.
Zoals de droom een brug is tussen dag en nacht volgens Gustav Meyrink in Het groene gezicht, zo zie ik fictie als een mogelijke brug tussen het bewuste en onbewuste van de schrijver. In je essays lees ik wat er niet staat, in je fictie zie ik wat er staat.
Als er een beeld is dat ik altijd als achtergrondbeeld heb bij al je ‘grilligheden’ dan is het het beeld van de brug (concreet bijbehorend beeld: de Chinese brug geschilderd door Van Gogh). Zowel in je fictie als in je essayistische en wetenschappelijke werk probeer je te verbinden wat geen verbinding lijkt te hebben: Oost en West, vrouwelijke en mannelijke identiteit, spiritualiteit en dagelijks leven, de heimwee naar het licht en kippesoep, deze en gene zijde, wetenschap en kunst, ratio en gevoel, hoofd en hart.
De brug die er lag maar die je al die jaren niet kon betreden zonder angst en negatieve gevoelens is die van je joodse verleden en het jodendom. In 1986 zei je nog (‘Het joodse levensgevoel’ in Essays 1968-1985) dat je weinig met het jodendom had, in Opzij van oktober 1990 spreek je je er openlijk over uit en alsof het in de lucht zit heb je nu ook van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 de Verzetsprijs 1991 gekregen.
Zo lang duurt de bevrijding van de Germanenterreur en dat is iets dat ik mij als naoorlogs kind vooral realiseer omdat ik er via jou zo direct mee wordt geconfronteerd.
Je hebt je nu ‘eenduidig vastgelegd’, je positieve joodse identiteit teruggevonden maar ik denk dat dat je identiteit van de ‘van alles wat’ niet zal wegvagen. Van alle gebieden die je hebt verkend, van alle omzwervingen die je hebt gemaakt, heb je altijd ervaringen meegenomen en ongetwijfeld zullen wij vroeg of laat hiervan sporen terugvinden in je toekomstige werk.
Jaren geleden heb je mij Het groene gezicht voorgelezen, in die magische salon komt alles samen. Alles is al geschreven en voorzegd maar wij kunnen niet lezen. Het gaat erom dat de lichten worden omgezet. Dat je leert denken met je