sumptie naar hotel/station. Aangemoedigd door de wijn stelde ik nu voor om met het gezelschap dat zich aan haar vastgeklampt had en dat ik kende, noch durfde af te poeieren, de bloemen buiten te zetten.
Een of andere wet had mij ervan weerhouden om als partner van Philip op zoek te gaan naar de (bij mijn weten) enige gay bar die de stad rijk was. De goden waren mij evenwel gunstig gezind, want ik slaagde erin om het gezelschap linea recta naar ‘The Queen’ te loodsen. Gelukkig bleek het daar zo druk en lawaaierig, dat Andreas liever inging op Mariannes verzoek om ‘bij haar thuis nog wat te drinken’.
Naast elkaar gezeten op het bed, dat ook als bank fungeerde, met de rest van het (afgunstige? verlegen?) gezelschap van meisjes in een eerbiedige kring om ons heen, informeerde ‘Andreas’ (ik durfde dit nu ook uit te spreken) of ik een Vriendin had. De vanzelfsprekendheid die in die vraag was besloten en de directheid ervan maakten dat verleden, heden en toekomst in een verpletterend bewustworden in de matrix van mijn gecompliceerde hoedanigheid vielen.
De intellectuele façade waarachter ik mijn onvermogen tot menselijke communicatie had weten te verbergen en het hooghartige dédain, waarmee ik mezelf buiten de werkelijkheid had geplaatst, kregen een nieuwe dimensie. Nimmer was iemand in staat gebleken door mij met het stellen van een simpele vraag te confronteren met de kern van mijn wezen.
Wij werden zeer dronken en de voorzitter van de litteraire club, het wachten nu meer dan moe, sommeerde het gezelschap ‘op te breken’, zodat Andreas aan haar welverdiende nachtrust kon toekomen (in het bed van de voorzitter, zoals later bleek). De pijnlijke stilte die daarop volgde werd verbroken door de schrijfster die ons, meisjes, de Toekomst, op haar beurt sommeerde om toch vooral ‘de wetenschap’ in te gaan.
Zwijgend volgde ik haar door de gang, waar ze haar jas pakte en mij haar shawl overhandigde (‘het gebaar van de koningin’, zoals iemand later typeerde), met de mededeling dat het haar een genoegen zou zijn, indien ik die als aandenken wenste te accepteren. (De shawl bleek eveneens van uitmuntende kwaliteit, zoals ik pas later constateerde toen ik hem, gekrompen tot de helft van de oorspronkelijke lengte en volkomen vervilt, uit de wasmachine viste. Begeerte maakt blind!)
‘Marianne, heb je nog wijn daar?’
Als zij straks mijn studeerkamer binnenkomt, mooier dan ooit, dan laat ik haar dit verhaal lezen. En wij hoeven elkaar maar aan te kijken om al het gezeur