Lust en Gratie. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| ||||||
een bijl voor de bevroren zee in ons
| ||||||
[pagina 59]
| ||||||
De vraag is dus niet die van kwaliteit alleen, maar eerst en vooral welke soorten poëzie de meeste waardering krijgen en waarom. Voordat ik daar over iets ga zeggen, wil ik even terug naar het begin: Wie was Anne Sexton? | ||||||
BiografieAnne Sexton werd geboren als Anne Gray Harvey op 9 november 1928 in Newton, Massachusetts. Zij omschrijft zichzelf later als ‘een meisje dat een jongen had moeten zijn; de ongewenste derde dochter’. De herinneringen aan haar kinderjaren worden overheerst door gevoelens van afwijzing, fysieke en mentale vernedering. Op de middelbare school begint zij gedichten te schrijven waarin haar latere thema's, liefde, verlies, eenzaamheid, wanhoop en dood al zichtbaar zijn. Zij laat haar moeder, die zelf ook gedichten schrijft, haar werk lezen. Die beschuldigt haar van het plagiëren van de gedichten van Sara Teasdale en na die kritiek stopt Anne onmiddellijk met het schrijven van poëzie. In 1948, zij is dan twintig jaar oud, loopt Anne weg met Alfred Muller (Kayo) Sexton II en trouwt met hem. Er volgen jaren van een ‘normaal’ huisvrouwenbestaan. Zij krijgt twee kinderen (Linda, 1953; Joyce, 1955). In de eerste jaren van haar huwelijk treden steeds vaker emotionele stoornissen op. In 1954 wordt zij voor de eerste keer opgenomen in een psychiatrische inrichting. In 1956 volgen een tweede opname en een poging tot zelfmoord op haar verjaardag. In december van datzelfde jaar begint zij op aanraden van haar psychiater, Dr. Martin, poëzie te schrijven. U, dokter Martin, loopt
van ontbijt naar krankzinnigheid. Laat in augustus
rep ik me door de antiseptische tunnel
waar nog steeds de bewegende doden erover praten
met hun botten de druk van genezing
te keren. En ik ben koningin van dit zomerhotel
of de lachende bij op een stengel
van dood. (...)Ga naar eind2.
Het zomerhotel is de inrichting Westwood Lodge en bovenstaand fragment van een gedicht is uit de bundel To Bedlam and Part Way | ||||||
[pagina 60]
| ||||||
Back die in 1960 verscheen en een verslag geeft van Sextons waanzin. Geen voorzichtige aanloop, geen aarzelend debuut, maar meteen de bijl erin. Het schrijven wordt voor Anne Sexton overleven, een manier om orde in de chaos te scheppen. Zij publiceert meer bundels en wordt een alom gerespecteerde dichteres in de Verenigde Staten. Haar werk wordt diverse keren bekroond. Ondanks dit alles blijft het leven voor haar een probleem en trekt de dood. Zij wordt verschillende malen opgenomen en doet herhaald pogingen tot zelfmoord of dreigt daarmee. In 1973, na een huwelijk van vierentwintig jaar, laat zij zich scheiden van Kayo. Daarvoor leefde zij al maanden alleen. Het alleenzijn viel haar zwaar en zij eiste van haar vrienden dat zij de leegte zouden opvullen. Door haar zelfmoordneigingen, haar afhankelijkheid, haar buitensporige eisen (zij kon niet alleen naar winkels, niet alleen een brief posten) verwijderden haar vrienden zich van haar. Zelfs haar dochters en haar beste vriendin, de dichteres Maxine Kumin, trokken zich, uit zelfbescherming, langzamerhand terug uit haar leven. Op 4 oktober 1974, zesenveertig jaar oud, vergast Anne Sexton zichzelf in de garage van haar huis. | ||||||
Confessional poetry en de literaire traditieAnne Sextons poëzie wordt wel omschreven als ‘confessional poetry’. Aan die term werd meestal een pejoratieve betekenis gekoppeld. In 1956 komt Sexton terecht in een poëziewerkgroep van John Holmes. Hij verafschuwde de openhartigheid in haar gedichten en schreef haar het volgende: ‘Ik wantrouw de eigenlijke bron en het onderwerp van een groot deel van je gedichten... Het aan bod laten komen van je ervaringen in ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen lijkt mij erg egoïstisch - een dwingen van anderen om naar je te luisteren. Er wordt niets gegeven aan de luisteraars, niets dat hen iets leert of hen helpt... Het verontrust mij dat je poëzie op deze wijze gebruikt. Het is een bevrijding voor jou, maar wat betekent het voor anderen behalve een schouwspel van iemand die bevrijding ervaart?’Ga naar eind3. John Holmes lijkt een beroep te doen op objectieve criteria over hoe en wat poëzie behoort te zijn en veroordeelt daarmee de kwaliteit en de integriteit van de gedichten van Anne Sexton. De wereldliteratuur staat echter bol van werken die de lezers niets leren, die hen niet helpen, en die een beeld geven van een wereld die voor de schrijver | ||||||
[pagina 61]
| ||||||
De Sextons, juni 1961
| ||||||
[pagina 62]
| ||||||
uitzichtloos is. Het zou eerlijker zijn geweest van John Holmes als hij zichzelf in zijn oordeel had gewantrouwd, en ronduit had toegegeven dat hij Sextons openhartigheid en directheid onverdraaglijk vond. Door de biografische gegevens van Holmes komen zijn opmerkingen in een ander licht te staan: zijn vrouw pleegde op gruwelijke wijze zelfmoord en zelf had hij een geschiedenis met alcoholisme. De kritiek van Holmes slaat Sexton niet terneer. Zij vervat haar antwoord in een gedicht ‘voor John, die mij smeekt niet verder te vragen’, waarin zij zegt dat haar persoonlijke waarheid boven het persoonlijke uitstijgt: ‘Eerst was het privé./ Toen was het meer dan mijzelf;/ Jij was het, of jouw huis/ of jou keuken.’Ga naar eind4. Haar antwoord vinden wij eveneens terug in het motto van Schopenhauer dat zij aan de bundel To Bedlam meegaf: de filosoof moet als Oedipus zijn die alles onderzoekt, ook al brengt dat gruwelijkheden aan het licht. ‘Maar de meesten van ons dragen in ons hart de Jocasta die Oedipus smeekt om Godswil niet verder te onderzoeken...’ De persoonlijke mening van John Holmes paste evenwel uitstekend in het toenmalige literaire klimaat waarin dichters, het recht voor de raap schrijven over het eigen leven en de eigen ellende, niet in dank werd afgenomen. De dichtkunst was meer kunst naarmate de afstand tussen schrijver en gedicht groter was. Eind jaren vijftig ontstond er echter in de Verenigde Staten een breuk in deze traditie.Ga naar eind5. De bekende en gerespecteerde dichter Robert Lowell publiceerde in 1959 zijn bundel Life Studies, waarin de dichter onder andere verslag deed van zijn waanzin. Er werd met gemengde gevoelens gereageerd op deze ommezwaai van Lowell maar de critici werden nu wel min of meer gedwongen, juist omdat Lowells vroegere werk binnen de traditie paste, hun opvattingen over de poëzie te herzien of uit te breiden. In 1960 verschijnt de eerste bundel van de dan nog onbekende Anne Sexton, die bovendien in een schrijfwerkgroep bij Robert Lowell had gezeten. Wat lag dus meer voor de hand dan te concluderen, zoals in veel recensies gebeurde, dat zij schatplichtig was aan Lowell. In werkelijkheid was het niet Lowell, maar W.D. Snodgrass' Heart's Needle, ook een sterk autobiografische bundel, die Anne Sexton inspireerde om verder te gaan op de door haar reeds ingeslagen weg. Zij neemt contact met hem op en Snodgrass wordt de eerste gevestigde dichter die haar aanmoedigt en van haar werk houdt. Op aanraden van hem was zij bij Lowell gaan studeren. Zij had toen al een | ||||||
[pagina 63]
| ||||||
groot gedeelte van To Bedlam af en liet Lowell die gedichten lezen.Ga naar eind6. Anne Sexton heeft het geluk gehad in een tijd te publiceren waarin Lowell en Snodgrass vanuit hun gevestigde reputaties een bres hebben kunnen slaan in de toenmalige poëzietraditie. Ik vrees dat dat een debutant, en bovendien een ongeschoolde middle class huisvrouw als Anne Sexton, in haar eentje nooit was gelukt. Opvallend is echter wel dat tot op heden Lowell en Snodgrass, zeker buiten de Verenigde Staten, een grotere bekendheid genieten dan Anne Sexton.
Waanzin en zelfmoord trekken meer aandacht dan stil geluk en een lang leven. Na de dood van Anne Sexton ontstond in sommige kringen een haast ziekelijke aandacht voor haar werk en leven. Enkele weken na de dood van Anne Sexton publiceerde de dichteres Denise Levertov daarom een kritisch artikel over Sextons poëzie en haar zelfmoord en het romantiseren ervan door de media.Ga naar eind7. | ||||||
Genius en gekteHet verdriet over de zelfmoord van Anne Sexton wordt bij Levertov vermengd met gevoelens over hoe deze tragedie andere levens zou kunnen beïnvloeden. Elke zelfmoord kan bij anderen sluimerende zelfmoordgevoelens wekken. Zo hoorde Levertov veel verhalen over zelfmoord en pogingen tot zelfmoord na de dood van Sylvia Plath in 1963.Ga naar eind8. Zij zag nu, na de dood van Sexton, een nieuwe golf aankomen. Bovendien wijst zij op nog iets anders: het idee dat creativiteit, zelfvernietiging, depressie en waanzin direct verband zouden houden met elkaar. Deze romantische visie ziet zelfs nog iets creatiefs, iets artistieks in zelfmoord. En vooral jongeren, zo zegt Levertov, met hun onvermijdelijke getob, identificeren zich maar al te graag met het beeld van de tragische kunstenaar. De verhouding tussen de creatieve en destructieve impulsen van een kunstenaar is complex. Levertov spreekt over de grote gevoeligheid en kwetsbaarheid van een kunstenaar waardoor bij haar of hem het creatieve vaak samengaat met het destructieve. Maar dit verband is niet causaal. Neiging tot zelfdestructie is een handicap voor een kunstenaarsleven en niet het omgekeerde, een voorwaarde. De fabel dat artistieke prestaties zijn te danken aan vroegere trauma's van een schrijver, is hardnekkig. Even hardnekkig is de fabel dat therapie, analyse of wat voor bewustwording van die trauma's dan ook, de creativiteit zouden doden. | ||||||
[pagina 64]
| ||||||
Alice Miller maakte hierover in haar boek Gij zult niet merken behartenswaardige opmerkingen in verband met het werk en het lijden van Franz Kafka.Ga naar eind9. Miller schrijft: ‘Het is natuurlijk vrijwel ondenkbaar dat een mens die niet in staat is tot lijden een groot werk kan scheppen. Het vermogen tot lijden is echter niet het gevolg van traumatisaties, maar beide verschijnselen zijn het gevolg van een zeer hoge sensibiliteit. (...) Het vermogen de ondergane pijn te bewaren, deze in het innerlijke leven en de latere fantasieën te integreren en vervolgens getransformeerd tot uiting te brengen, garandeert het overleven van deze gevoelens.’ Wie gelooft in de genoemde fabel ziet het als een geluk dat grote schrijvers zo'n moeilijke jeugd hebben gehad maar wie, zoals Miller, daar niet in gelooft, denkt ‘dat deze schrijvers alleen andere boeken zouden hebben geschreven, werken die even imposant hadden kunnen zijn voor zover zij ook aan het onbewuste waren ontsproten. Het onbewuste is eindeloos, het is als een zee waaraan wij tijdens de analyse misschien hooguit een glas vol kunnen ontnemen, namelijk dat gedeelte dat de mens ziek heeft gemaakt. Een groot kunstenaar zal des te vrijmoediger uit die zee kunnen putten naarmate hij (!) zichzelf minder moet beschermen tegen de vergiftiging die dreigt vanuit het glas.’ Waarom is het relevant hier op het probleem van de creativiteit en de destructie in te gaan? Levertov wijst op het belang dat de maatschappij erbij heeft haar slachtoffers te romantiseren en roept critici en uitgevers ter verantwoording, die door het werk begeleidende of introducerende teksten de romantische hebzucht van het publiek kunnen aanwakkeren. Door dit romantiseren wordt de aandacht van de werkelijke problemen afgeleid. Levertov gaat echter nog verder en roept Sexton zelf alsnog ter verantwoording. Levertov ziet Anne Sextons werk, haar verhaal, als een verhaal van een slachtoffer. Zij zegt er dan nadrukkelijk bij: niet omdat zij een vrouw was, maar omdat zij niet in staat was haar depressie en haar obsessie met de dood te scheiden van de poëzie zelf. Haar meest enthousiaste lezers en critici moedigden dit juist in haar aan. Hier komt Levertov dicht in de buurt van de opmerkingen van John Holmes.
Denise Levertov zegt zeer beslist dat Sextons vrouwzijn geen rol heeft gespeeld, maar dat betwijfel ik ten zeerste. Door haar poëzie | ||||||
[pagina 65]
| ||||||
bovendien te betitelen als het verhaal van een slachtoffer, doet Levertov mijns inziens tekort aan de kwaliteit en de kracht van Sextons gedichten. Een nadere beschouwing van Sextons autobiografische werk en haar plaats in de vrouwelijke traditie, die de laatste jaren duidelijker is geworden door de feministische literatuurkritiek, kan ons wellicht verder brengen. | ||||||
Autobiografie en feministische literatuurkritiekHoe persoonlijk, hoe individueel, hoe privé, zijn de gedichten van Anne Sexton? In haar antwoord aan John Holmes heeft Sexton al gezegd dat haar persoonlijke leven, het opschrijven ervan, het privé-domein overstijgt. En zo lees ik Sextons gedichten ook. Als vrouwen geen geschiedenis hebben, althans geen geschiedenis die door henzelf is opgetekend, dan zijn verhalen over vrouwenlevens de bouwstenen van die geschiedenis. Carolyn Heilbrun wijst in haar mooie boek Writing A Woman's Life op het belang van autobiografie voor vrouwen.Ga naar eind10. In een hoofdstuk spreekt zij over de generatie Amerikaanse dichteressen, geboren tussen 1923 en 1932, waartoe ook Anne Sexton behoort. Ik citeer enkele namen die Heilbrun noemt: Denise Levertov, Jane Cooper, Carolyn Kizer, Maxine Kumin, Sylvia Plath, Adrienne Rich en Audre Lorde. De grote verdienste van deze schrijfsters is dat zij, vóór de opkomst van het georganiseerde feminisme, hun verleden ontmaskerden en de woede en agressie over wat hen was aangedaan de vrije loop lieten. In ons land behoort de dichteres Ankie Peypers tot deze categorie dichteressen. De meesten van deze auteurs begonnen met die ontmaskering op middelbare leeftijd. Terwijl de mannelijke dichters van hun generatie treurden over het verlies van hun jeugd, de ellende van hun bestaan, de tanende invloed van hun geschriften, brak voor de hier genoemde vrouwelijke dichters juist een nieuwe fase aan: zij begonnen openhartig en direct te spreken over zaken waar in die tijd nauwelijks over mocht of kon worden gesproken. Zij werden op oudere leeftijd rebellen en verjongden zich door te ageren tegen hun onderdrukking. Uit een interview met Anne Sexton: ‘Tot mijn achtentwintigste (het jaar 1956, I.v.M.) had ik een soort verborgen zelf, dat dacht dat het alleen maar witte saus en luierbaby's kon maken. Ik had geen | ||||||
[pagina 66]
| ||||||
weet van mijn creatieve diepten. Ik was een slachtoffer van de Amerikaanse Droom, de burgerlijke middle class droom. Ik wilde maar een klein stukje van het leven: getrouwd zijn, kinderen hebben. Ik dacht dat de nachtmerries, de visioenen, de demonen, zouden weggaan als er maar voldoende liefde was. Ik stelde alles in het werk om een conventioneel leven te leiden, want zo was ik opgevoed en dat was wat mijn echtgenoot van mij wilde. Maar je kunt geen kleine witte hekjes bouwen om de nachtmerries buiten te houden. De buitenkant scheurde open toen ik ongeveer achtentwintig was. Ik had een psychotische instorting en probeerde mijzelf te doden.’Ga naar eind11.
En zo komt haar ervaring in een gedicht terecht: Huisvrouw
Sommige vrouwen trouwen huizen
Het is een ander soort huid; het heeft een hart,
een mond, een lever en stoelgang.
De muren zijn stevig en roze.
Zie hoe zij de hele dag op haar knieën zit,
zichzelf trouw wegspoelt.
(...)Ga naar eind12.
Het huis en het huwelijk worden in veel van haar gedichten ervaren als een gevangenis. Woede en agressie zijn de middelen om hieruit te ontsnappen. Bij Sexton zien we dat haar woede zich vaak tegen zichzelf keert in de vorm van verlangen naar de dood. Het toelaten van agressie en woede is eveneens op uitzonderlijke wijze te vinden bij fictieschrijfsters en met name bij zwarte schrijfsters zoals Toni Morrison en Alice Walker. Carolyn Heilbrun citeert in dit verband Toni Morrison. Het grootste verschil zou volgens haar niet liggen tussen vrouwelijke en mannelijke schrijvers, maar tussen zwarte en witte vrouwen. ‘Volgens mij is er een enorm verschil tussen het schrijven van zwarte en witte vrouwen. Agressie is niet iets nieuws voor zwarte vrouwen, dat is zij wel voor witte vrouwen. Zwarte vrouwen lijken in staat nest en avontuur te combineren. Zij zien geen conflicten op bepaalde gebieden, zoals witte vrouwen die wel zien. Zij zijn zowel veilige haven als schip; zij zijn zowel herberg als het pad. Wij, zwarte vrouwen zijn beide. Wij vinden deze plaatsen, deze rollen, niet wederzijds uitsluitend. Dat is een van de verschillen. | ||||||
[pagina 67]
| ||||||
Vaak vinden witte vrouwen het feit dat zij hun man verlaten en de wereld ingaan, een bijzondere gebeurtenis. Als zij genoegen nemen met de voordelen van het huisvrouwzijn, dat een carrière uitsluit, dan is het voor hen trouwen of een carrière, niet beide, niet en.’Ga naar eind13.
Een ander belangrijk verschil dat Morrison niet noemt, lijkt mij te liggen tussen de hetero- en homoseksuele schrijfsters. Om even terug te gaan naar onze dichteressen: van de genoemden zijn Audre Lorde (zwart/lesbisch) en Adrienne Rich (wit/lesbisch) het verste gegaan, niet alleen in de verbeelding en de ontmaskering van het verleden, maar ook in de verbeelding van een nieuwe toekomst. Die verbeelding hangt mijns inziens in niet geringe mate samen met het feit dat zij lesbisch zijn, dat zij hun aandacht primair richten op vrouwen, op hun eigen geschiedenis. Anne Sexton lijkt zo vastgeklonken te zijn geweest in haar verleden dat zij zich een eigen toekomst nauwelijks kon voorstellen.Ga naar eind14. Die toekomst hoeft niet per se een lesbische te zijn, maar de eigen identiteit en autonomie van vrouwen hangt volgens mij in belangrijke mate af van de kracht van hun vrouwenvriendschappen. Anne Sexton had belangrijke vrouwenvriendschappen, onder andere met Maxine Kumin en met Sylvia Plath. Zij had een bijzondere band met haar oudtante Anna Ladd Dingley en met haar dochters. In haar gedichten vinden wij deze vrouwen regelmatig terug. Er is zelfs een gedicht, ‘Rapunzel’ dat wel als lesbisch wordt geïnterpreteerd. Dit gedicht begint met de mooie woorden: ‘A woman/ who loves a woman / is forever young.’ Het gaat over een oudere vrouw, Mother Gothel, en een jongere vrouw, Rapunzel: ‘They are tender as bogmoss./ They play mother-me-do/ all day.’ Maar de idylle wordt verstoord door een prins en hij en Rapunzel leven lang en gelukkig: ‘proving that mother-me-do/ can be outgrown/ like fish on Fridays.’Ga naar eind15. In het door Sexton opnieuw vertelde sprookje lijkt de liefde tussen de twee vrouwen echter een kinderachtig spel, een Freudiaanse overgangsfase naar de heteroseksuele volwassenheid. Jan Montefiore spreekt in haar boek Feminism and Poetry in verband met dit gedicht over een deprimerende fabel voor lesbische feministen.Ga naar eind16. Maar als het gedicht, evenals de andere bewerkte sprookjes in Sextons bundel Transformations, te maken heeft met het oedipale familiedrama in haar leven, dan vervlakt een discussie over het wel of niet positief lesbische karakter van het gedicht de complexere inhoud ervan. De intensiteit van Sextons tragische kinder- en jeugdervarin- | ||||||
[pagina 68]
| ||||||
gen verklaart misschien waarom haar vriendschappen met vrouwen niet voldoende waren om te blijven leven. Het leven van Anne Sexton is complexer geweest dan louter een huisvrouwenbestaan. Haar problemen begonnen al eerder. Het gedicht ‘De Doodsbaby’ is een van de vele gedichten die hierover verhalen.Ga naar eind17. Zij spreken over geschonden vertrouwen in beide ouders, de incestueuze verhouding met haar vader, de ambivalente relatie die zij tegenover haar ouders blijft houden, de wens, het hevige verlangen de schade te herstellen, de schuldgevoelens, het zich besmet voelen, de waanzin, het doodsverlangen. Anne Sexton heeft het uitgeschreeuwd en dat maakt veel van haar gedichten, zelfs als je al wat gewend bent, schrijnend. Maar hoe hard moet je schreeuwen om te worden gehoord, hoe expliciet moet je zijn opdat de woorden doordringen, hoe duidelijk moet de taal zijn opdat de lezer er niet aan kan ontsnappen? Hoewel het familiedrama in Sextons gedichten duimendik aanwezig is, zijn het pas de feministische critici geweest die er voor het eerst aandacht aan schonken. Zo pijnlijk kan de waarheid zijn dat zij in de kritieken van voor de jaren zeventig volledig ‘over het hoofd werd gezien’. Een schrijver wil gehoord worden en als je niet tot de dominante groep behoort, komen bij grote repressie de niet wenselijke ervaringen vermomd, gecodeerd in de literatuur terecht. Maar zodra de repressie afneemt of niet meer wordt geaccepteerd, verschijnen zij vaak bijzonder expliciet. Wie niet tot de dominante groep behoort, wordt sowieso meestal niet gehoord. Het is dan ook niet toevallig dat in de ‘subculturele’ literatuur het expliciete, het openhartige, het directe, het extravagante, het voor mijn part exhibitionistische, breed liggen uitgestald. Niets te verliezen en daarom minder bang.
De grote kracht in het leven en werk van Anne Sexton, en dat geldt ook voor veel van haar collega-schrijfsters, met name voor Sylvia Plath, is niet haar zelfmoord, niet haar drang tot zelfvernietiging waarmee haar talent zou samenhangen, maar het feit dat zij door haar kunstenaarschap zichzelf zo lang in leven heeft gehouden; dat zij geen slachtoffer was, maar een overlever; dat zij door haar autobiografische thema's de kwellende geheimen van vrouwen heeft bevrijd uit de kerker van het persoonlijke; dat zij beelden en woorden heeft gegeven aan de zwartste kanten van het bestaan; dat zij door haar gedichten de poëzie heeft opengebroken. Zij is net als veel andere vrouwen een pionier en die lopen altijd | ||||||
[pagina 69]
| ||||||
meer gevaar dan iemand die er niet op uittrekt. Want wie gaat er nu eigenlijk eerder dood? De vrouw die haar hele leven geen woorden, geen namen, geen beelden heeft kunnen geven aan haar zogenaamde persoonlijke geschiedenis met haar martelende geheimen, of Anne Sexton die in 1974 een einde aan haar leven maakte, maar zichzelf in leven hield met haar poëzie en daarin nu nog voortleeft? Een verhaaltraditie geeft geschiedenis, geeft een eigen verleden en daardoor toekomst. Anne Sexton was zo'n verhalenvertelster. Zij vertelde haar leven in de vorm van gedichten. Maar zij deed meer. Het is niet zo dat je haar leven als een doorzichtige plaat over haar gedichten kunt leggen. Goede poëzie is altijd meer, zij geeft vleugels, verwoordt in beelden meer dan louter de feiten. Beelden hebben de kracht tot in het diepste van de ziel door te dringen, zij hebben het vermogen verleden en toekomst samen te laten vallen in het heden. ‘Zoals de Afrikaan zegt;/ dit is mijn verhaal dat ik heb verteld,/ of het mooi is,/ of niet mooi is,/ neem ergens wat mee heen en laat wat naar mij terugkeren.’Ga naar eind18. | ||||||
[pagina 70]
| ||||||
Geraadpleegde Literatuur
| ||||||
[pagina 71]
| ||||||
Anne Sexton, zomer 1974
| ||||||
[pagina 72]
| ||||||
De doodsbaby1. DromenIk was een ijsbaby.
Ik werd hemelsblauw.
Mijn tranen werden twee glazen kralen.
Mijn mond verstijfde in een stom gejank.
Ze zeggen dat het een droom was
maar ik herinner me dat verharden.
Toen mijn zusje zes was
droomde ze elke nacht van mijn dood:
‘De baby veranderde in ijs.
Iemand stopte haar in de koelkast
en ze werd zo hard als een ijslolly.’
Ik herinner mij de stank van de leverworst.
Hoe ik op een schaal gelegd werd en
neergezet tussen de mayonaise en het spek.
Het ritme van de koelkast
was verstoord geraakt.
De melkfles siste als een slang.
De tomaten braakten hun magen uit.
De kaviaar veranderde in lava.
De spaanse pepers kusten als cupido's.
Ik bewoog me als een kreeft,
trager en trager.
De lucht was ijl.
Er was niet genoeg lucht.
| ||||||
[pagina 73]
| ||||||
* Ik was op het hondenfeest.
Ik was hun bot.
Ik was in hun hok opgediend
als een verse kalkoen.
Dit was wat mijn zusje droomde
maar ik herinner me dat vierendelen;
ik herinner me de ziekbedlucht
van de vloer met zaagsel, de roze ogen,
de roze tongen en de tanden, die nagels.
Ik was naar buiten gedragen als Mozes
en verborgen door de poten
van tien Boston bullterriërs,
tien boze stieren
die opsprongen als enorme kakkerlakken.
Eerst werd ik afgelikt,
ruw als schuurpapier.
Ik werd heel schoon.
Toen was mijn arm weg.
Ik viel uit elkaar
Ze liefkoosden me tot
er niets meer van me over was.
(...)
(Anne Sexton) |
|