het feit, dat er graven geruimd worden. Was de dame geconfronteerd met de ruiming van het haar zo dierbare graf en riep ze gegriefd: ‘Hier met dat hoofd, dat is het hoofd van mijn man’?
Moest dan alles teloorgaan, zelfs grafrust? Ja, alles moet teloor, maar ik fietste voor mijn leven - voor mijn geestelijke gezondheid. De man van die dame lag dus rustig aangekleed onder de grond te wachten, met hoofd, evenals oma Hoedeman en de vader van Tanja Schuit.
Het was mijn plicht voort te gaan, en me met een positieve grondhouding onder de mensen te begeven. Het risico dat de Heer mij op de dag des Oordeels terzijde zou wuiven met de woorden ‘Ach, dat is dat vrouwtje dat altijd liep te janken om mislukte liefdes’ wilde ik niet nemen. Qua medemensen vielen de fietsers mij het meeste op, omdat ik zelf ook fietste. Het waren bijna allemaal mannen en die mannen vielen in twee groepen uiteen.
Er was de groep terlenka: grijze broek (te strak), zonnebril, petje, beige jek, sandalen. De groep terlenka reed op een gewone fiets, met geruite fietstas aan de bagagedrager. Hoewel ik een positieve grondhouding nastreefde, dacht ik bij het zien van terlenka aan ooms die te hard in kinderen knijpen en zure chefs.
En er was de groep corduroy: flodderpantalon, coltrui, wildmoderne grijze lokken, fietshandschoenen. De groep corduroy reed op de niet-tuttige sportfiets, ja, zelfs racefiets. Geen zonnebril. Allemaal blauwe oogjes! Ik schatte ze in op olijke reclamejongen en hupse wetenschappelijk medewerker.
terlenka keek niet naar mij, hij wendde wel broeierig het hoofd nu en dan, maar door die zonnebril kon je niet zien hoe de ogen stonden. corduroy keek eerst uitbundig naar mijn T-shirt en dan naar mijn fiets. Dit moesten, gezien hun leeftijd, allemaal vervroegd uitgetreden werknemers zijn, prille zestigers, nog vol levenslust - maar ja, was er nog een doel? Het is niet alleen de jeugd meer, die langs de straat schuimt met een klein centje op zak.
Bij café Het Kalfje zat het terras vol blauwe blazers van beide geslachten. De bolle geluiden die er uit kwamen waren heel erg en ik kon dus maar een kopje koffie drinken en slechts vijftien minuten in het studieuze boek kijken. Toch waren het mensen, met leed en goede eigenschappen en families en geheime zonden. Mijn vriendin Mary Verver is net als ik ook heel gevoelig voor mensentypen. In de tram bijvoorbeeld zou ze het naast een bolle blazer niet uithouden, dan