Lust en Gratie. Jaargang 6
(1989)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
de wanhoop om een onvindbare identiteit
| |
[pagina 9]
| |
Voor het Internationale Symposion Satisfiction dat in oktober plaatsvond in Rotterdam, vroeg men mij een overzicht te geven van de ontwikkelingen in het lesbisch schrijven van de laatste twintig jaar. Het publiek bestond voornamelijk uit mensen die nieuwsgierig waren naar mogelijke antwoorden op de vraag naar de aard van ‘lesbische’ dan wel ‘homoseksuele’ testen. Het merendeel las geen Nederlands en was niet op de hoogte van schrijftradities alhier. In de twintig minuten die de lezing mocht duren zou een ontwikkelingsschets neerkomen op namen en titels en ook al gaat het in de Nederlandse literaire lesbogeschiedenis niet om duizelingwekkende aantallen, ik zou toch niet verder kunnen komen dan een inventariserend rijtje. Niet alleen saai maar ook dubieus: een inventarisatie zou een aantal zeer verschillende tekstssoorten in een lesbisch paradigma bijeen brengen zodat in twintig minuten tijd ‘het Lesbisch Paradigma van de jaren zeventig en tachtig in Nederland’ uitgevonden zou worden. Om deze valkuil te vermijden, beperkte ik mij tot de bespreking van een werk waarop verschillende leeswijzen zijn toe te passen, zodat uitspraken over tekstuele strategieën aan sociale contexten gekoppeld konden worden. Ik koos hiervoor Niet wachten op ontspanning van Sjuul DeckwitzGa naar eind1., een werk dat te lezen is als sociaal tijdsdocument waarbij de representatie van de lesbische positie in de maatschappelijke werkelijkheid centraal staat. Niet wachten op ontspanning vraagt ook om een (inter)tekstuele benadering, zodat ik na kon gaan via welke strategieën ‘het lesbische’ is ingeschreven. Het volgende stuk is een vertaling van de lezing aldaar die ik voor deze gelegenheid, alhoewel niet in extenso in haar theoretische context heb geplaatst. Dancing
Zo is ons geen moeite teveel, om
voort te kunnen gaan. Wij zijn daar.
Het mocht knellen, het mocht steken, ons
arme lichaam - en ook is daar nog ons hoofd!
op de toren van ons lichaam. Maar,
wij zijn daar. Wij vragen te dansen
een meisje.
Bovenstaand gedicht staat ongeveer in het midden van Niet wachten | |
[pagina 10]
| |
op ontspanning (p. 55) als onderdeel van een burleske diversiteit van tekstsoorten: proza, poëzie, theater, reclameslogans, pentekeningen en moralistische essays, gepresenteerd in een gefragmenteerde layout. De verschillende genres zijn niet scherp van elkaar onderscheiden, wat onderstreept wordt door de inconsistente lay-out; deze voegt het visuele aspect toe aan het talige en vervormt de vormen. De lezeres nog niet bekomen van de gealfabetiseerde levensvisie van Alie Snoek moet zich wel afvragen of de daaropvolgende gedichten wel als serieuze lyriek zijn op te vatten:
A = aandacht B = bezit C = cement van het huwelijk D = Drank kan in een huwelijk een gezellige factor zijn. Je kookt iets fijns, en geeft er een wijntje bij. Je krijgt bezoek, en schenkt een likeurtje (bijvoorbeeld Snoeks ‘Amie de Pralinés’). Drank kan ook een ongezellige factor zijn, als er onmin is. De een drinkt dan wat meer dan de ander, en de ander kan dan 's nachts luisteren naar de geluiden uit de badkamer. Jannie heeft er een handje van, ongemerkt toch meer te drinken dan ik goed voor haar vind.
Niet wachten op ontspanning verscheen in 1985 en bevat een nieuwe ordening van oud en recent werk van Deckwitz. Terwijl de jaren zeventig in Amerika een groot aantal coming-out stories voortbrachten en terwijl Monique Wittig in Frankrijk een écriture lesbienne creëerde, ontwikkelde Sjuul Deckwitz een neoromantisch genre dat uitermate Hollands-realistisch en Amsterdams-lesbisch aandoet. De adaptatie van een typisch Hollandse literaire stijl maakt dat men zich vagelijk op vertrouwd terrein waant. Ik doel met ‘typisch Hollands’ op de stijl van auteurs als Annie M.G. Schmidt, Simon Carmiggelt en op die van een andere populaire schrijver, Kees van Kooten. Misschien is het een verrassing dit gezelschap verzameld te zien, maar hun werk heeft wel degelijk iets gemeenschappelijks. In hun verschillende schrifturen staat, om het zo algemeen mogelijk uit te drukken, de alledaagse botsing centraal tussen de enkeling en de onverschillige samenleving waarbij de humor als expressieve strategie is ingezet. Bovengenoemde schrijvers benaderen de tekortkomingen van het individu en van de samenleving met een soort vertederde compassie gekoppeld aan een stevig wantrouwen ten opzichte van diezelfde mens en wereld. Sjuul Deckwitz transformeert deze hoogst populaire conventie van Hollands-humoristisch schrijven in een specifiek lesbische hu- | |
[pagina 11]
| |
mor, waarmee ik niet wil zeggen dat elke lesbolezeres zich aangesproken zal voelen. Desondanks is Niet wachten op ontspanning te plaatsen in en lesbisch gecodeerde traditie en noem ik de tekst lesbisch. Deze uitspraak zal ik moeten verantwoorden, alhoewel dit niet de plaats is om de problematiek van de lesbische tekstualiteit uitgebreid te behandelen. Hoe kom ik erbij Niet wachten op ontspanning een lesbische tekst te noemen? Met welke maatstaven begrens ik het lesbische in een tekst? Welke vooronderstellingen spelen hierbij een rol? In de moderne literatuurwetenschap is het ten strengste verboden biografische gegevens aan te dragen als bewijsmateriaal. En hoewel ik vind dat die strengheid niet altijd effectief is en met name bij de speurtocht naar het ‘lesbische’ al te rigoreus is, ben ik in dit geval van mening dat gebruik maken van mijn bekendheid met Deckwitz haar levenswandel niet verhelderend zal werken. De thematiek van de tekst is in het verleden en ook nu nog wel als van doorslaggevende betekenis gezien bij het bepalen van het lesbische gehalte. Kate Stimpson (Skin, blood, breast, bone)Ga naar eind2. bijvoorbeeld koos daarbij de vleselijke omgang als definitorisch principe en Adrienne Rich (lesbisch continuüm) nam ‘gedeelde levenservaringen door de eeuwen heen’.Ga naar eind3. In Stimpsons uitgangspunt is seksualiteit te beperkend, dat wil zeggen genitaal opgevat en als we het genereuze standpunt van Rich zouden innemen blijkt een zeer groot aantal teksten onder de noemer ‘lesbisch’ te vallen die met dezelfde argumenten ‘vrouwelijk’ te noemen zijn. Goed, noch biografische gegevens van de auteur, noch haar intenties, noch thematiek kunnen dienen als uitsluitend criterium. Maaike Meijer introduceert ‘de mobilisatie van een lesbisch interpretatiekader’ in de pas verschenen | |
[pagina 12]
| |
handelseditie van haar proefschrift De lust tot lezen.Ga naar eind4. Door dit interpretatiekader in te zetten bij het lezen zouden lesbische betekenissen aan een tekst worden toegekend zonder dat er gelet hoeft te worden op zogenaamde objectieve teksteigenschappen. Míjn voorlopige hypothese is dat het lesbische van een bepaalde tekst geactualiseerd wordt in het dynamische leesproces, om precies te zijn in de dialectiek van de herinnering van de ‘lesbische’ lezeres enerzijds en teksteigenschap anderzijds.Ga naar eind5. Dat betekent kortweg dat ik aanneem dat de grenzen van het lesbische niet alleen te bepalen zijn door het interpretatiekader van de lesbische lezeres maar ook, en in even sterke mate door tekstualiteit. In mijn interpretatie van Niet wachten op ontspanning, laat ik mij dus behalve door mijn herinnering aan lesbische ervaringen sturen door ‘lesbische (inter)teksttekens’. Zoals elk ander schrijven is Niet wachten op ontspanning volgens bepaalde codes en technieken gestructureerd. De codes die verweven zijn in deze tekst zijn specifiek in de zin dat zij sporen, tekens achterlaten die Niet wachten op ontspanning interpretabel maken voor een lesbische lezing. Behalve dat zij een specificiteit bezitten, vormen de tekens ook een conventioneel systeem: sinds Sappho keren steeds bepaalde constructies en woorden terug die (maskerend) verwijzen naar het lesbische.Ga naar eind6. Zij vormen als het ware een geheimtaal die slechts door ingewijden te ontcijferen is, door hen die de codes ‘weten’ en de maskerende signalen opvangen.Ga naar eind7. Vooral bij het interpeteren van teksten die het effect van het grote taboe hebben ondervonden heeft de analyse veel weg van ‘Het Geheim Ontsluierd!’. Echter de sporen zijn sporadisch: het lesbische is | |
[pagina 13]
| |
immers vooral dat wat verzwegen is, dat wat de geschiedenis verborgen houdt omdat lesbische seksualiteit niet of als perversiteit in de verschillende discoursen is opgenomen. De teksten refereerden dan ook aan eenzaamheid, dronkenschap, noodlot, lijden, zelfvernietiging, en naar het verstoppen van het zelf en van seksualiteit.Ga naar eind8. Pas de laatste twintig jaar lijkt het zwijgen over de lesbische liefde doorbroken te worden. De jaren zeventig en tachtig brachten een nieuw en vitaal élan. Tijdens de tweede feministische golf ontstonden binnen de stadsculturen op verschillende plaatsen in Amerika en Europa lesbische subculturen die een groot effect hadden op het zelfbewustzijn.Ga naar eind9. Het lesbisch-radicalisme maakte een eind aan het isolement, opende kasten, vereenvoudigde dubbellevens, beleefde de sluiting van de butch-femme bar Tabu in de Amsterdamse Leidsekruisstraat en een lesbisch luilekkereiland leek in het verschiet te liggen. In het verlengde daarvan verschenen er steeds meer teksten op de markt waarin zich een andere beeldvorming manifesteerde. Een realistisch schrijven waarin de representatie van lesbische identiteit centraal stond en waarin lesbische personages zelfbewust werden verbeeld op een wijze die een makkelijke identificatie tot stand bracht. Maar betekende deze snelle kentering van onderdrukking en taboe naar representatie en openlijk uitkomen een wezenlijke verschuiving? Ligt het ontsluierde geheim op straat nu de noodzaak is verdwenen om het lesbisch verlangen te verstoppen of het in code over te brengen? Verdween de verhulling en maskering in de tekst met het verschijnen van identificerende verbeelding?
Vanuit deze vraagstelling heb ik Deckwitz' werk gelezen. Niet wachten op ontspanning staat aan het voorlopige einde van een ontwikkelingsgang. De getourmenteerde tonen die Radclyffe Hall en Anna Blaman hebben laten doorklinken zijn langs de vanzelfsprekendheid van Andreas Burnier en de radicale ‘pottenidento’ verschoven naar de opgewekte galgenhumor van Deckwitz. Haar metaforen verwijzen naar het concrete leven van een moderne lesbo in Amsterdam - dat problematisch is - maar hebben niets van doen met het eenzame en fatale lot van de ‘verkeerde vriendschap’.Ga naar eind10. Ook bezigt Niet wachten op ontspanning niet de taal van ‘pot ontmoet pot’, noch is het het beschaafde lijden van een damesdichter, integendeel: Toujours... fumez... Lezbozy, cigarettes intoxicant.
Snoeks fortissima bloedvieux.
Wat Deckwitz doet is iets heel anders, ze herneemt het eeuwenoude | |
[pagina 14]
| |
verhaal van de enkeling die zich in de sociale orde dient in te voegen en plaatst de geschiedenis in een context van lesbische differentie. Haar uitgangspositie is het conventionele en triviale genre dat zich op een vrouwelijk leespubliek richt, zoals de feuilleton in het damesblad, ze gebruikt de levenswijze taal van het Amsterdamse volkstheater en buigt taal en genre om met behulp van de sensatiezucht van het zondagsblad tot geschikte media voor haar eigen taalspelletjes. Niet wachten op ontspanning voert een tekstuele oorlog enerzijds tegen het conventioneel-vrouwelijke zelfmedelijden en gezeur en anderzijds tegen de sociale druk van de normaliteit, metaforisch uitgedrukt in de normaliteit van sociaal drinken. (Bent u een eenzame thuisdrinker? wiens probleem is dat? niet het uwe! Laat maar praten! Stokerijen Snoek.) De thematiek is doodgewoon om niet te zeggen banaal: het gaat over het huwelijksgeluk en drinken, over onbeantwoorde liefde en drinken, over vrouwelijke fysieke ongemakken en drinken. Het soort dingen dat een middle-class huisvrouw uit een slaapwijk met de buurvrouw zou bespreken bij een glaasje sherry. Maar Deckwitz keert de banaliteit binnenstebuiten en de platitudes gaan een absurd effect sorteren doordat begrippen met een lesbische referentialiteit zijn geplaatst in een context van volkswijsheden. Ze speelt met lesbische clichés en fantasma's maar de verbeelding is niet helemaal uitgespeeld. Er wordt iets achtergehouden en na verloop van tijd gaat de lezeres zich ongemakkelijk voelen bij de gruwelijke opgewektheid die het werk doortrekt. Wat bij eerste lezing een beeld geeft van koele vastberadenheid en distantie krijgt geleidelijk aan een geheel andere toon wanneer de woorden doordringen. Onder elk grapje broeit iets. Deckwitz' stijl van ironie en cynisme blijkt iets verborgen te houden: identiteit, twijfel, emotionaliteit, passie. Zoals een geheime drinkster haar flessen verbergt, zo verbergt de tekst de hartstocht.
Om terug te komen op de vraag die ik mij stelde: ‘Verdween de verhulling en maskering in de tekst met het verschijnen van identificerende verbeelding?’ Het schrijven van Sjuul Deckwitz onthult ons dat de traditie van het lesbische schrijven, maskering, verborgenheid en geheime tekens nog steeds leeft, ondanks het openlijke bekennen tijdens de tweede feministische golf. In deze tekst signaleren de codes en metaforen echter niet langer het verstoppen of ontkennen van het lesbische maar zij verhullen lesbische hartstocht en verlangen als beschermende maatregel. Door middel van het bespotten en minimali- | |
[pagina 15]
| |
seren van elk groot gevoel maskeert Deckwitz' tekstualiteit lesbisch verlangen als om het te behoeden voor de banale realiteit van het alledaagse leven. En de metafoor voor deze behoedzame verhulling is die lichte roes die de geest bedwelmt na de derde of de vierde of de vijfde ‘Snoek's Rozemarijntje Saliedroom Dilleprinses - De likeur voor de moderne vegetarische Vrouw van Nu’.
Tekeningen: Sjuul Deckwitz
|
|