[Nummer 15]
Redactioneel
Het negeren, belasteren, verdraaien van feiten en ridiculiseren van vrouwen is iets van alle tijden en 1987 was daarop tot nu toe geen uitzondering, aldus een citaat uit het essay van Ineke van Mourik, ‘Poëzie van de Laagste Landen’. Tot nu toe boden we tegenwicht aan de steriliteit van de mannenpoëzie door het laten zien van oorspronkelijk, vitaal werk van vrouwelijke dichters. Met die traditie gaan we door: In dit nummer een debuut van de Rotterdamse Jetje Valk.
Ook de aanval schuwen wij niet. Zowel de aanval naar buiten, als de kritiek in eigen huis. Adrienne Rich pleit in haar artikel, ‘Naar een meer feministische literatuurkritiek’, voor het aan de kaak stellen van de universaliteit van wit-zijn en heteroseksualiteit. Zij beschrijft twee vormen van literatuurkritiek, waarbij ze wijst op het niet luisteren van de eerste vorm van literatuurkritiek naar de tweede en de kwalijke gevolgen hiervan.
Een ander artikel over niet-luisteren ofwel blinde vlekken is van Marina van Dalen. Zij gaat in op de open brief die Audre Lorde aan Mary Daly schreef. Audre Lorde schreef deze brief op 6 mei 1979. Citaat: ‘Het is waar, de onderdrukking van vrouwen kent geen etnische of raciale grenzen, maar dat betekent niet dat die onderdrukking bij verschillende groeperingen dezelfde is. De bronnen van onze oeroude kracht kennen die grenzen evenmin. Wanneer je je met het ene bezighoudt zonder het andere zelfs maar te noemen, geef je een vertekend beeld van onze gemeenschappelijkheid èn van onze verschillen. En dan gaat achter zusterschap nog steeds racisme schuil.’
De Vlaamse Kristien Hemmerechts kreeg voor haar eerste roman Een zuil van zout, de provinciale prijs van Brabant (België). In haar verhaal ‘As’ dat wij in dit nummer publiceren neemt de relatie tussen twee vrouwen een huiveringwekkende wending.
De kunstbijdrage is verzorgd door vriendinnen van de in april overleden fotografe Mieke Jansen. Mieke was voor velen een bekende door haar jarenlange