Lust en Gratie. Jaargang 3
(1986)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
[pagina 57]
| |
Mijn eerste ontmoeting met Maria. We worden aan elkaar voorgesteld door gemeenschappelijke studievrienden. Zij studeert psychologie. Ze heeft kastanjebruin haar en grote amandelvormige ogen en is opvallend sensueel en weelderig. Al vrij lang heeft ze een verhouding met een architekt. Wij kunnen het direkt goed met elkaar vinden, alsof we samen al heel wat meegemaakt hebben. We praten en lachen aan één stuk door. Een goed teken. Ik vind haar heel aantrekkelijk. Ze is schaamteloos mooi. Uitdagend vrouwelijk. Onverbloemd appetijtelijk. En ze bezit een wrang gevoel voor humor en een bijtende ironie. Terwijl ze praat, tast ik haar langzaam af met mijn blik. Alles wat ik kan zien of wat zich laat raden, prikkelt me en brengt me volledig in vervoering.
* * *
Nadat we elkaar een paar maal ontmoet hebben, nodigt Maria me bij haar thuis uit. Ze woont alleen. Bij het eten vloeit de witte wijn rijkelijk. En in mijn hoofd word ik zo licht als een zeepbel. Terwijl we koffie drinken, strekken we ons uit op de kussens die de hele vloer bedekken. Ze vertelt me dat ze dol is op Mahler en onmiddellijk daarop | |
[pagina 58]
| |
weerklinkt tussen de blauwe muren de Vijfde Symphonie. Mijn vermoeden dat deze vrouw belangrijk is, wordt bevestigd. Heel belangrijk voor mij. Mahler heeft altijd al een sterke invloed op mijn emoties gehad, maar nu ik bovendien haar fluweelzachte en heerlijk geurende lichaam zo dicht bij me weet, voel ik hoe mijn hart als een op hol geslagen machine tekeergaat. We praten niet meer. Nu is het woord aan de muziek. Ik sluit mijn ogen. En onstuitbaar komt het verlangen op. Ik zou me willen verliezen, helemaal weg willen zinken, in de warmte van haar lichaam. In een stormachtige omhelzing. Maar in plaats daarvan schuif ik voorzichtig een stukje naar haar toe. Een nauwelijks waarneembaar signaal, dat niet onopgemerkt aan haar voorbijgaat. Tot mijn grote vreugde. Voorzichtig pakt ze mijn hand vast. We kijken elkaar niet aan. We zien slechts hoe onze handen elkaar vinden en hoe onze vingers elkaar behoedzaam strelen, alsof ze breekbaar zijn. En ik weet dat er geen weg terug meer is. Als de spanning ons teveel wordt, onderbreken we ons spel en volgen elk onze eigen koers. Een begerige verkenningstocht naar nog onbekend terrein. En onze monden, die roerloos het teken hebben afgewacht, worden smachtende bloemkelken die alles wat ze op hun weg tegenkomen, verslinden. Zonder onderbreking. Zonder adempauze. Eenmaal naakt, overdekken we elkaar met kussen. Ik verken haar welvingen met mijn vingers en mijn tong, met mijn neus en mijn vertroebelde blik. Mijn aanbiddelijke geliefde is zo'n vrouw die, wanneer ze een besluit genomen heeft, geen moment meer aarzelt en ook geen aarzeling meer oproept. Ze is vurig en uitbundig tot in het kleinste liefdevolle gebaar. En alles verloopt precies zoals het moet: het is een wild zinderend feest van volledige overgave van de zinnen. Met onze lijven in harmonie. Zonder schroom of enige aarzeling. In luttele ogenblikken heeft ze mijn geslacht aan zich onderworpen. En ik schenk het haar onbaatzuchtig, op golven van opwinding en genot. Ruw zet ze haar tanden in mijn vlees, en ik reageer kreunend met zachte kusjes in haar hals. Dan leidt zij mij. Ze weet precies wat ze wil en hoe ze dat klaar kan spelen. Gedwee volg ik haar aanwijzingen. Vlijtig kwijt ik mij van mijn taak. Door de aardschokken en overstromingen die ik onder mijn lichaam voel plaatsvinden, weet ik dat ik op de goede weg ben. | |
[pagina 59]
| |
Ze omhelst me zo innig, dat ik het gevoel heb dat ik stik. En tegelijkertijd verlang ik met heel mijn hart naar zo'n zoete dood. Onze omhelzing duurt eindeloos. Of we nu slapen of waken, we laten elkaar niet los. Onze liefkozingen en wellustige spelletjes vormen de enige onderbreking. Als we uit elkaar gaan, is het al nacht. Bij het weggaan doet mijn lichaam pijn. Niet van het omhelzen, het bijten, het strelen. Het doet pijn van verlangen. Vanwege het gemis. Alsof de helft ontbreekt. De andere helft. Zo nodig om te overleven.
* * *
Maria beëindigt haar relatie met de architekt. Ze zegt dat ze er genoeg van heeft de gezelschapsdame te zijn van een melancholieke, zwaar depressieve man. Die nog jaloers is bovendien. Ik hoor haar aan zonder iets te zeggen, en drink langzaam verder van mijn jasmijnthee. Maar binnen in me barst er een feest los, kompleet met slingers, toeters en bellen.
* * *
Carlos en de kinderen zijn de stad uit... Ik blijf in bed, onder het voorwendsel van een hevige hoofdpijn. (Maria heeft me gevraagd deze zondag voor haar vrij te houden.) 's Middags eten we in een Chinees restaurant. Het is een schitterend gezicht: zo uiterst keurig als we ons boven de gordel voordoen, zo slecht en verdorven zijn we wat de andere helft van onze anatomie betreft. Onze benen geven uiting aan al ons verlangen en ingehouden geilheid, hetgeen mogelijk is door de goede diensten die een lang wit tafelkleed van fijn linnen ons bewijst door alles, of bijna alles, aan het oog te onttrekken. Na het eten begeven we ons, onvast op de benen - die witte wijn wordt nog eens onze ondergang - naar het huis van Maria. En daar geven we ons dan urenlang over aan onze hartstocht en aan eindeloze ontdekkingstochten van de ander. De opwindendste ontdekking is die van het tastbare gevoel van onuitputtelijkheid. Van een voortdurende volheid. Hoe beter we elkaar leren kennen, hoe volmaakter en gevarieerder ons ballet wordt. Onze danspassen zijn steeds vrijer en gewaagder. Onze gelijkenis blijkt een vruchtbare voedingsbodem voor allerlei fantasieën. | |
[pagina 60]
| |
We gaan zelfs op een gegeven moment zo ver ons te vermommen als hermafrodieten. En een nog ongerept niemandsland doemt voor ons op, waar alles de moeite waard is om te nemen. Te schenden. Aan te bieden. Te strelen. Het tastbare resultaat van tweeslachtigheid, van grenzeloosheid, van de veelvormigheid van beelden en patronen, brengt ons in opperste extase. En bij iedere nieuwe explosie sluit de cirkel zich boven onze hoofden en stuwt ons door de lucht naar nieuwe onthullingen. Uiteindelijk vallen we, tegelijk met de dag, opgebrand neer.
* * *
Geheel tegen de kleinburgerlijke moraal in (die als beginsel geen genot kent en het anderen ontzegt) en verliefd als ik ben op Carlos en Maria, vind ik dat verschillende relaties naast elkaar zouden moeten kunnen bestaan, elkaar zouden moeten aanvullen, maar dat ze elkaar nooit zouden mogen uitsluiten. Voor genot is immers altijd plaats?
* * *
Maria schrijft me hartstochtelijke brieven die me de adem benemen en mijn perfekt georganiseerd bestaan verlammen. Wat een tomeloze passie! Daar is niemand tegen bestand.
* * *
Ik in ieder geval niet. En ik zie hoe de maatschappij met veel meer sympathie, geduld en vanzelfsprekendheid de morele verwording op grote schaal accepteert, dan welke poging dan ook - eigen aan elke vrije keuze die twee geliefden maken - tot het scheppen van een nieuwe morele orde. Dat ondervinden we aan den lijve.
* * *
Elke vrijdag eten we samen. Als zij van haar werk thuiskomt, zit ik al op haar te wachten. Dat vindt ze fijn. Thuiskomen in haar domein en mij daar in tevreden afwachting aantreffen, temidden van haar dierbare bezittingen, als een deel daarvan. Tijdens de maaltijd, als we, zoals altijd als we samen zijn, volledig | |
[pagina 61]
| |
opgaan in het vuur en het plezier dat dan ontstaan, morst Maria een beetje saus op mijn lichte jurk. Hoewel ik er zelf geen ophef van maak, verwenst zij haar onhandigheid en staat abrupt op om vervolgens tussen mijn benen neer te knielen, en met haar tong begint zij - secuur als ze altijd is - mijn jurk schoon te likken. Door de dunne stof voel ik hoe haar warme tong loom langs mijn dijen glijdt. Het is een buitengewoon prettig gevoel. Bang dat deze schoonmaakwoede weer snel zal afzakken, bedenk ik me geen twee maal: ik pak de kom met de rest van de saus en stort de inhoud helemaal uit over mijn jurk. Ze is even verbaasd, maar herstelt zich snel en onmiddellijk hervat ze met hernieuwde energie haar werkzaamheden. Haar mond spoedt zich van de ene plek naar de andere, terwijl ze zich verslikt in de saus en het gekreun. Haar onverstoorbaar doorwerkende tong heeft me zonder al te veel moeite in een toestand van uiterste gevoeligheid gebracht. Mijn gespitste tepels en mijn vochtig kloppend geslacht vormen het levende bewijs. Tussen twee gangen door pakt ze de fles wijn van tafel en leegt die over haar lichaam... en kijkt me aan. Ik begrijp de bedoeling. Nu is het mijn beurt te laten zien hoe handig ik ben met mijn orale attributen. En of ik handig ben! Ik begin bij haar barnstenen hals en volg in een spiraal de golvende lijnen van haar verrukkelijke lichaam, zonder ook maar een druppel te vermorsen. Nog nooit was mijn dorst zo groot! Mijn tong houdt even stil in haar navel waar zich een aanzienlijke hoeveelheid van het zoete vocht heeft verzameld, een plotseling opdoemende oase die voor enkele ogenblikken de koorts tempert, en vervolgens stort ik me op haar platte en perverse buik om daar in een niet te stuiten roes te raken. Met het laatste restje energie dat ik nog over heb, pak ik de pot honing van tafel en laat de inhoud langzaam langs mijn borsten vloeien. We staken beiden onze aktiviteiten en kijken geboeid toe hoe de stroperige vloed vastbesloten in de richting van mijn schaamstreek glijdt en daar in de diepte verdwijnt. Zij volgt mijn voorbeeld en onmiddellijk storten we ons op elkaar om vol genot van elkaar te proeven. Alle spijzen vermengd met onze lichaamssappen geven een verfijnde smaak aan ons rijk overladen vleselijke feestmaal. Tomaten, aardbeien, suiker, room, perziken, onze tongen verslinden alles in hoog tempo en vragen om meer. Als Maria een gemakkelijker houding zoekt en op haar handen en | |
[pagina 62]
| |
voeten steunt, maak ik van de gelegenheid gebruik om haar schitterende kont schoon te likken. Stukje bij beetje, zeer zorgvuldig. En om zo'n verrukkelijke kans niet voorbij te laten gaan, streel ik tegelijkertijd ritmisch haar vulva, rijkelijk bedekt met honing, room en suiker, die aanvoelen als goud, wierook en mirre. En dan, tijdens ons spel van loven en bieden, offreren we elkaar, zoals altijd gelijkgestemd, onze heerlijkste delicatesse. Zo machtig en voedzaam. Bevredigd en uitgeput laten we de orale fase in al haar facetten voor wat ze is, en gaan we zelfs nog verder terug in onze behoeften, om te eindigen in de baarmoederlijke badkuip, waar we ieder spoor van gulzigheid uitwissen. Daarna, een kort middagdutje met de jaloezieën dicht. De armen om elkaar heen. Onze hoofden bij elkaar. Dit is nog eens een manier om de middag door te brengen! Wie had ooit gedacht dat je zoveel zou kunnen doen en leren met betrekking tot de essentie van het leven tijdens die lusteloze en drukkende uren na het eten.
* * *
Ik ben in de war. Opgewonden. Verbaasd. Gefascineerd. MARIA WIL SAMEN MET MIJ EEN KIND KRIJGEN. MARIA WIL DAT WE EEN KIND KRIJGEN. En het beeld dat ze schetst is glashelder. Ten eerste: ze wil haar moederschap niet langer uitstellen. (Misschien hebben mijn kinderen haar besluit versneld.) Ten tweede: ze weet zeker dat ze geen man wil of nodig heeft. Ten derde: ze is bereid het te dragen als ze op mij kan rekenen. Ze kent een arts die gespecialiseerd is in kunstmatige inseminatie, en die de wens van al verscheidene vriendinnenparen en vrouwen alleen, die een kind willen maar geen kontrakt voor het leven, in vervulling heeft laten gaan.
* * *
Als ik van mijn eerste verbazing bekomen ben, kan ik, hoe diep ik er ook over nadenk, geen enkele grondige reden vinden om tegen haar verlangen in te gaan. Want ik hou zielsveel van haar en ben van mening dat het moederinstinkt (als zoiets al bestaat) nooit ondergeschikt mag worden gemaakt aan een specifieke vorm van seksualiteit noch aan een bepaalde burgerlijke staat. | |
[pagina 63]
| |
Het besluit staat dus vast. Ik word weer moeder. Maar deze keer besteed ik het werk uit.
* * *
We zijn net twee jonge meisjes die voorbereidingen treffen voor hun eerste bal. Zo dolgelukkig en enthousiast zijn we. Alle onderzoeken waren positief en het wachten is nu alleen nog op een donor die over een uitstekende gezondheid beschikt, zowel geestelijk als lichamelijk. De rest maakt ons niet uit, maar juist daarin zijn we heel pietluttig.
* * *
De donor is ten tonele verschenen en heeft in voldoende mate zijn waardevolle bijdrage geleverd aan de matriarchale samenleving. De dokter heeft besloten dat de bevruchting over tien dagen plaats moet vinden om te profiteren van de vruchtbare dagen van mijn lieve vriendin. Deze arts - die trouwens vrij bekend en veelgevraagd is - gebruikt in deze gevallen een voorwerp dat duidelijk herkenbaar is als een injektiespuit, maar dan geheel bedekt met een sponsachtig materiaal waardoor deze zacht en prettig aanvoelt. En hij stemt erin toe dat deze spuit gehanteerd wordt door de vrouw die ervoor gekozen heeft als bevruchtster op te treden, op het moment dat beiden daartoe besluiten. Om een sfeer van intimiteit en beslotenheid te scheppen, verlaat de goede man diskreet de voortplantingsruimte, na alles perfekt georganiseerd en in vertrouwde handen achter te hebben gelaten, om pas weer te verschijnen als de daad gesteld is, en één van beiden (of alle twee, waarom ook niet?) op de bel drukt die heel strategisch naast het bed annex onderzoekstafel is bevestigd.
* * *
Vandaag is de grote dag. En verzot als we zijn op rituelen en ceremonies, wordt alles uiterst zorgvuldig voorbereid. Tot op het kleinste detail. (Ik weet zeker dat maar weinig kinderen zo bewust en met zoveel liefde zijn verwekt.) Maria zoekt met grote zorg haar kleding uit. Een paarse linnen jurk, die heel luchtig om haar heenvalt en subtiel haar zo weinig subtiele rondingen laat doorschemeren. En ik draag, op haar uitdrukkelijk verzoek, een witte jurk met een | |
[pagina 64]
| |
uitdagend decolleté, die mijn olijfkleurige teint nog eens benadrukt. Als we bij de dokter aankomen, heeft hij alles al in gereedheid gebracht. Er klinkt zachte, neutrale muziek en overal staan vazen met bloemen. Hij nodigt ons uit om naar de andere kamer te gaan, al even vol muziek en bloemen als de vorige. Daar bevindt zich een enorm bed dat als enige bijzonderheid een licht hoogteverschil tussen hoofd- en voeteneinde vertoont. De geneesheer, zacht en wijs, geeft ons de laatste aanwijzingen en wenst ons heel veel geluk. Hij verdwijnt voor enkele ogenblikken om daarna weer uit de imitatiehouten duisternis tevoorschijn te komen, met in zijn rechterhand plechtig de fel begeerde injektiespuit die de al evenzeer begeerde vloeistof herbergt. Hij overhandigt me haar alsof het de sleutels van de stad betreft die aan de meest verdienstelijke inwoonster worden aangeboden. En zo neem ik haar ook in ontvangst. Onmiddellijk hierna verdwijnt hij opnieuw en deze keer trekt hij diskreet de deur achter zich dicht. Maria ontdoet zich van de weinige kleding die ze aanheeft, om deze vervolgens van zich af te werpen. We gaan tegenover elkaar op onze knieën zitten, en verlekkerd kijken we elkaar diep in de ogen. En spontaan breekt er een glimlach door. En in die glimlach liggen strelingen en prikkels, tederheid, vertrouwen en verbondenheid besloten. Dit alles is één glimlach. Ik kus haar. Onze lichamen raken elkaar net niet en spinnend geeft ze me kopjes. Ik leg een snoer van kussen om haar hals en ga door in de richting van haar borsten, zo warm en zacht en altijd bereid een hoofdbestanddeel van mijn feestdis te vormen. Ik daal af naar haar nog maagdelijke buik, nu nog leeg en glad. En op mijn weg naar beneden land ik op haar venusheuvel. Mijn lieve, vertrouwde speelkameraadje. Ze legt haar benen in mijn nek en streelt met gelijkmatige - maar daarom niet minder plezierige - bewegingen mijn hoofd en rug. Al mijn gevoel heeft zich nu geconcentreerd in mijn vingertoppen bij haar klitoris, als bij een ervaren inbreker die een kluis probeert te openen. Ik moet voorzichtig te werk gaan met subtiele, nauwkeurige bewegingen en tegelijkertijd gespitst zijn op iedere lichamelijke reaktie. Bedacht op het kleinste signaal. Zonder het ritme los te laten het steeds weer proberen. Mijn lippen op de hare en haar tong die genadeloos in mij binnendringt. | |
[pagina 65]
| |
De heftige bewegingen van onze lichamen die steeds meer vragen en onze steeds wildere strelingen en omhelzingen kondigen aan dat het grote ogenblik nadert. En inderdaad, ze gaat voor mij open, als een schitterende en exotische wilde bloem. En op dat moment spuit ik de vitale vloeistof haar maagdelijke en hunkerende schoot in.
* * *
Maria is nu één maand zwanger. Met alle bijbehorende verschijnselen: duizelingen, misselijkheid, braakneigingen, vreemde grillen. Vanmorgen wilde ze kersen bij het ontbijt. En gisteren een doos mintchocolaatjes voor als ze in bed ligt te lezen. We hebben al afgesproken dat ik in de vakantie de hele maand bij haar kom wonen om samen de babykamer in te richten. We willen hem blauw verven; dat is onze lievelingskleur. En ik maak de gordijnen, want Maria heeft een hekel aan naaien. Ik vermoed, ik weet zelfs heel zeker, dat mijn leven vanaf nu geen moment rust meer zal kennen. Maar daar heb ik voor gekozen. Een onvoorwaardelijke en wederzijdse overgave.
Zo zijn wij vrouwen!
(Vertaald door Jacqueline Hulst en Gert Jan de Viet) Uit: Susana Torres Molina, ‘Impresiones de una futura mamá’, in: ‘Duenâ y Señora’, Buenos Aires (Ediciones La Campa) 1984. |
|