Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
Geleidelijke opklaringLaat op de dag de mist
die zich als een spons uitwrong
in beemden van regen,
met speerpunten de half-onzichtbare
kreek doorzevend;
toen, in een optillen
van slierten en sjalen, rookringen
van rond de eilanden, onthullend
wat was blijven zweven
visnet plissé als een zachtheid
van peau-de-soie en pasgestreken
perkaline, met frivolité
van schuim daar waar de rots is,
de geglansde on-kleur ervan,
de bestreping van platina
en magnesium, minuut na minuut
overgoten met sluiks
rose en violet, met opalige
nuance van melkdistel, een textuur
niet dan fluisterend te vernoemen,
begon hij, over heel de horizon,
zich traag te ontzegelen
als de lip van een grot
of van een grotachtige,
unieke, parel-
telende zeeschelp.
| |
[pagina 10]
| |
De buitenbaarAls langs ergens een leemte, spleet of tussenruimte
in 't ongeoorloofd elk-wat-wils dat daar altijd
zonder ophouden doorgaat dag in nacht uit,
de hele winter door,
op een morgen bij laag tij je droogvoets loopt over
een schaduw-landengte naar de buitenbaar,
voel je jezelf, opnieuw, zinken bij iedere stap
in welige zomp -
een begroeiing van ongeschoren, maagdelijk, voetdik
fluweel, de lucht die je ademt een aromatisch
struikgewas, geuren bij elke stap in verwarring
opgeschrikt als patrijzen
of scholen vissen, een element waardoor je zwemt
als naar een onvoorzien, prikkelend ongeoorloofd
rendez-vous. Het licht daarginds, doorkerfd
door het kromzwaard van de branding,
is verblindend, een bestraffing - Keer terug! Keer terug! -
voorbij het silhouet van een schipbreuk (Van wie?
Wanneer gebeurde 't? Terug in het dorp
kan niemand het je zeggen),
de belboei kniediep hurkend in schuim,
een bloed-rood-geverfde bode. Welk een vreemde
rand, terug vanwaar je kwam,
van vertrouwde voortekens
overzien vanaf deze isola bella, paradijs
binnenin een gevangenisrotsblok - de onverkrachte
protégé van bewakers zo wetteloos, toevlucht
in zulke slachtplaats verschanst!
| |
[pagina 11]
| |
Je gedachte blijft er naar omkijken -
kettinggangers aartsengelen die in hun prismatische
waanzin neerstorten, bestoken en doorkerven het daglicht
daarginds, de hele winter door.
| |
[pagina 12]
| |
ZeemuisVerweesd zijn van mogelijkheid
moest worden uitgebreid om
de zeemuis toe te laten. Niemand
had om zoiets gevraagd,
of zijn komst voorspeld,
schuilend onder ruche-
randen van zeesla -
een nat ding maar streelbaar
zoals, gezien uit de verte,
opstekend struikgewas,
zonnehonige, naaldbestookte
pijnbomen, baardige gerst
of alwat pasgeboren niet kaal
maar gepelsd is. Geen knaagdier die
ruige, die onverwachte
vondeling, geen kattenkruid speeltuig
voor 't geterg van een kat, zelfs
geen echinoderm, het ding
is, schijnt het, een worm. Met ruggegraat van zij,
baby-mammie-luiers, is het
thuis waar iedere gang
met zwabber en emmer geschrobd wordt
en tweemaal daags van wand tot wand
gelucht door de onver-
moeibare hoofdnurse van de getijden.
| |
[pagina 13]
| |
amy clampitt foto henry cox (1982)
| |
[pagina 14]
| |
StrandglasTerwijl je de waterrand volgt
en concepten omwoelt
die ik me niet kan verbeelden, meldt
de toeterende boei dat de wind
elk ogenblik kan keren,
de rifklok kleppert
haar eentonige sopraan, doof als Cassandra
voor iedere noot behalve alarm. De oceaan,
met geen dringender bezigheid belast
dan met niet-afsluiten van een oude boekhouding
die nooit klopte,
verschuift aldoor zijn millennia
van kwarts, graniet en bazalt.
Hij betoont
tegenover het omzetten van nieuwheid -
drijfhout en schipbreuk, bierblikjes
van vorige nacht, gemorste olie, de opgehikte
afval van plastic - een nonchalante
onpartijdigheid, blindemannetje spelend
of krijgertje, als een terrier,
hetzelfde altijd omwoelend, om,
en om en om. Voor de oceaan is niets
beneden zijn waardigheid.
De huizen
van zoveel mosselen en alikruiken
bleven hier achtergelaten, het is hopeloos
te raden welke je moet overhouden. Liever
kijk ik uit naar strandglas -
amber van Budweiser, chrysopraas
van Almadén en Gallo, lapis
via (er valt niet onderuit te komen
vrees ik) Phillips
Melk van Magnesia, met nu en dan een zeldzaam
doorschijnend turkoois of troebele amethyst
van onbekende origine.
| |
[pagina 15]
| |
Het proces
gaat altijd door: ze kwamen uit zand,
ze keren weer tot grint,
samen met alle schatten
van Murano, de geschoorde
verwonderingen van Chartres,
die zich nu net klaarmaken
om en om gewoeld te worden zo ernstig
en geleidelijk als een intellect
verdiept in het twijfelachtig
herdefiniëren van structuren
die nog niemand heeft bekeken.
Milk of Magnesia een laxatief | |
[pagina 16]
| |
Over de nadelen van centrale verwarmingkoude nachten op de hoeve, een sokgeschoeid
stoofgewarmd strijkijzer dat onder
de dekens geschoven werd, de morgens gedamasceerde
zegels op bizarrerie van varenwerk
decaden geleden nu
ontwaken in noordwest Londen, thee
stomend bovengebracht, een Peak Frean
beschuitje erbij om te knabbelen
terwijl blauw gas zingend opspringt
decaden geleden nu
klamme lakens in Dorset, nevelomhangen
leger van bronchitis, van lang
heet weken in de badkuip, van niets
dat helemaal droogt tot het zomer is:
heerlijk te denken aan
dichtbij getrokken knielkussens, toast-
vorken vóór de kolengloed, kloekmoedige
kleine jongens en grote gretige herdershonden
die binnendringen tijdens geleerde diepzinnigheden
nu geheel vergeten
de hoeve, langgeleden verkocht, oude vrienden
dood of uit het oog verloren, wat geborgen werd
is dit levendig diminuendo, onbeneveld
door louter affect, het vergaand residu
van zuiver gewaarwording
| |
[pagina 17]
| |
MeridiaanEerste daglicht op het met bitterzoet omhangen
slapend portaal in het hart van de zomer: dauw
over heel het grasveld, zaaiend diamant -
puntig-overbelichte schaduwen:
de schaduw van de werkman die draait
over het pad, een flits van melkemmers
in 't voorbijgaan: geen dreiging in zicht, geen aanwijzing
ergens in het heelal, van die
apathie op de meridiaan, het zenith
van absolute verveling: vliegen
die zwarte wiegeliederen neuriën in de keuken,
melkzure kruiken, de melkontromer
nog niet afgewassen: wat is er in 't leven
dan karweien en nog eens karweien, spoelwater,
vermoeienis, ongewenste kinderen: niets
om de longueur van de namiddag op te porren
behalve mogelijk donderkoppen:
klimmend, vaalbleek, getorend albast
van binnenuit verlicht door verrukking, verschrikking
- gevorkte bliksems
seconde-splijtend onheil.
Bittersweet Celastus scandens, of Solanum dulcamara, klimplant met kleine groenachtige of paarse bloempjes en oranje vruchten In het Nederlands ‘bitterzoet’ of ‘zoet-en-bitter of Dulle Kamare etc | |
[pagina 18]
| |
Dansers oefenendAls een raam in een raam is de zich ontvouwende
conversatie dansachtig, of twee het improviseren
van sneeuwvloks zes-veer-gevaande voorbijgaandheid
konden spelen als geen twee ooit gelijk.
Alles voortgang en geen aankomst: hoe gelukkiger we zijn
hoe minder er voor de herinnering is om aan te grijpen
of - omdat de herinnering zozeer een voorkeur voor
het uitzonderlijke heeft - om voor stil te gaan staan.
Maar op een avond
in een niet erg vertrouwde straat
binnen een omheinde
november-doordrenkte tuin een gebouw
van onzekere herkomst vindend
in de vestibule waarvan binnenglurend
we tot stilstand werden getroffen
- een raam in een raam, een
ruit van smetteloze helderheid -
door de weerspiegeling, nee, niet
van onze twee zelven, maar van
dansers, oefenend in een spiegel,
was in het centrum
van die helderheid, wat we zagen
geen stilstand
maar beweging: de perfectie
van de herinnering die, zo leek het,
bestaat uit het nooit-te-voltooiene.
Wij zagen ze zichzelf weerkaatsen
die nooit konden raden dat de vestibule
die ze bepaalde, raam binnen een raam,
nog twee andere spiegels in zich borg.
De ‘six-feather’ is ook de naam van een dans |
|