Lust en Gratie. Jaargang 1
(1983-1984)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
[pagina 69]
| |
Singapore, 23 November 1983Deze keer zal ik me niet, zoals in mijn brief aan Lust en Gratie nummer 1, laten afschepen met het verhaal dat de Chinese sisterhoods niet meer bestaan. Dat er in Singapore, het economische wonder van Azië met zijn betonnen monsterflats en electronische industrie, geen plaats is voor overblijfselen van een feodaal Chinees verleden. Op het antropologencongres in Vancouver enige maanden geleden, ontmoette ik V. een Chinese sociologe uit Singapore, aan wie ik vertelde dat ik tijdens mijn vorige bezoek aan deze stadsstaat tevergeefs naar sisterhoods had gezocht. ‘Oh, maar ze bestaan wel degelijk, alleen praat niemand over ze’, zei zij, ‘ze worden gezien als iets van het verleden, maar ze hebben sterke wortels in de Chinese gemeenschap. Als je deze vrouwen echt wilt ontmoeten kan ik je wel helpen, mijn tante is abdis van een vegetarische sisterhood’. Tot nu toe heb ik in de literatuur niet meer kunnen vinden dan het artikel van Topley waarin alleen de anti-huwelijkse sisterhoods van het China van vóór de revolutie behandeld | |
[pagina 70]
| |
wordt. In de paar dagen die ik nu in Singapore ben heb ik overal navraag gedaan. In de universiteitsbibliotheek zijn slechts enige scripties over een sisterhood van bouwvaksters uit de Sam Shui, herkenbaar aan haar rode hoofddoeken. Tijdens mijn eerste bezoek aan Singapore, in 1977, heb ik deze Sam Shui vrouwen nog gezien. Ze woonde toen in Upper Chin Chew Street, waar nu het Hong Lim komplex staat, een reusachtig warenhuis van vier verdiepingen waarboven twee woontorens van twintig verdiepingen uitsteken. De Sam Shui vrouwen zijn daar verdwenen en ik heb ze nu nergens meer in de bouw gezien. Wie nog wel opereren zijn de ‘butterfly gangs’, een sisterhood van prostituées. Ik hoorde van een taxichauffeur wiens vriendin een butterfly girl en lid van zo'n gang is, dat er meer dan duizend vrouwen lid zijn van deze overkoepelende organisatie van butterfly girls. Zij beschermen de diensters, barmeisjes en prostituées, die voor deze bescherming de volgens hem de zeer aanzienlijke som van S $72, - per maand moeten betalen. Ik vroeg hem waaruit de ‘bescherming’ die de leden van deze gangs haar butterfly girls bieden, bestond. ‘De vrouwen van deze gangs zijn getrainde en gevreesde messenvechtsters,’ antwoordde hij. ‘Als een meisje problemen heeft met een klant gaan ze er met z'n allen op af. Meestal betaalt de klant meteen de boete die ze hem opleggen, S $40, -. Als hij vlucht, zoeken ze uit waar hij woont en dan gaan ze met een flinke groep naar zijn huis toe. Het geld wordt in de kas van de associatie gestort en gebruikt voor leden die in moeilijkheden zijn.’ ‘Waar verbergen ze hun messen, en hoe kun je ze herkennen?’ De chauffeur aarzelde even of hij mij die informatie wel zou verschaffen, en pakte toen met zijn rechterhand zijn enkel vast. ‘Hier, of ook wel hier’, zijn rechterduim wees naar zijn middel, ‘of in hun jeans.’ ‘Hoe wonen ze meestal? Alleen? Met elkaar? Of met mannen?’ ‘De meeste butterfly girls die ik ken zijn gescheiden, en willen ook niet meer trouwen. Veel van hen leven wel met mannen, maar een groot aantal woont met elkaar.’ De chauffeur keek me hierna wantrouwend aan. ‘Je bent hier wel heel erg in geïnteresseerd, he? Waarom wil je dit allemaal weten?’ Dat is alles wat ik over de sisterhoods in Singapore tot nu toe te weten ben gekomen. Morgen komt V. me ophalen van mijn hotel en zullen we de tempel bezoeken waarvan haar oudtante abdis is. | |
[pagina 71]
| |
[pagina 72]
| |
24 november 1984In V's blauwe Volvo praten we over de meest recente maatregelen waarmee de regering een ras van Super-Singaporezen beoogt te kweken: alle vrouwen met een goede opleiding moeten kinderen fokken; arme, ongeletterde vrouwen wordt geboortebeperking aangepraat. Midden in het gesprek draaien we langzaam een vrij rustige brede straat in met aan beide zijden Chinese huizen. Pas als V. een parkeerplaatsje zoekt realiseer ik me dat we er al zijn. We zitten nog zo midden in de eugenetica dat V. wel vijf keer moet indraaien voor we een beetje recht staan. ‘Kijk, daar is het.’ Zij wijst naar een huis in het midden van de straat met een klein voorpleintje en een stevig lichtblauw geverfd hek. Tussen de eerste en de tweede verdieping is een groot rood doek gespannen waarop zwarte karakters zijn getekend. We besluiten eerst een schuin tegenover de tempel gelegen restaurant binnen te gaan. Bij de ingang staan verschillende schalen met eten uitgestald. We bestellen rijst met een curry van verschillende vissoorten, inktvis in een rode saus, varkensvlees met gestoomde kool en twee grote glazen sinaasappelsap. Terwijl we wachten tot het eten wordt gebracht, vraag ik V. me wat meer over deze sisterhood en haar tante te vertellen. ‘In de tempel hier tegenover, woont een religieuze, vegetarische sisterhood’, zegt ze. ‘Het is een Hakka tempel. Mijn oudtante is de abdis van de groep. Helaas kunnen we haar nú niet ontmoeten, want ze is op reis naar China om de verjaardag van haar vader, die honderd jaar is geworden, te vieren.’ ‘Mijn oudtante gebruikt wel eens mannelijke voornaamwoorden, als ze naar zichzelf verwijst. Ze heeft er echter nooit blijk van gegeven iets anders te willen zijn dan de vrouw die ze is. Ook de andere zusters gebruiken wel eens een mannelijke term als ze haar aanspreken of het over haar hebben. Dit doen ze om twee redenen. In de eerste plaats wil mijn oudtante graag als man worden herboren, want het leven als man heeft toch wel veel voordelen, dus dat kun je maar beter alvast aankondigen. En verder staat ze aan het hoofd van een vrij uitgebreide huishouding. Meestal zijn het mannen die aan het hoofd van zo'n huishouding staan; de mannelijke aanspreektitel wordt dan gebruikt om aan te geven dat zij net zo'n hoog prestige geniet als mannen die het bewind over zo'n huishouding voeren.’ Ik schep ons beiden nog een beetje van de curry en de inktvis op. ‘Hoe werd je oudtante een vegetarische zuster?’ ‘Mijn overgrootmoeder was tamelijk rijk. Haar broer daarentegen, de | |
[pagina 73]
| |
vader van mijn tante, was heel arm. Om zijn dochterte verzekeren van een goede opleiding, liet hij haar door zijn zuster opvoeden. Mijn overgrootmoeder werd dus de pleegmoeder van mijn oudtante. Op een dag liet zij een waarzegger komen die haar pleegdochter de toekomst moest voorspellen. Deze zei dat de tekenen erop wezen, dat zij drie echtgenoten zou overleven. Dat was een hele ongunstige voorspelling, want als een Chinese vrouw haar man overleeft, wordt zij ervan verdacht hem te hebben vermoord. En mijn oudtante zou dus maar liefst drie mannen overleven! Mijn overgrootmoeder schrok erg toen ze dat hoorde, en besloot daar een stokje voor te steken: haar pleegdochter moest maar helemaal niet trouwen, ze moest zich maar aansluiten bij een religieuze sisterhood. Mijn oudtante heeft dus niet, zoals de meeste andere vegetarische zusters, zèlf bewust gekozen voor een religieus vegetarisch leven. Het spijt haar soms dat haar die keuze ontnomen is, maar ze zegt dat ze toch niets anders had gekozen als ze wel die mogelijkheid had gehad.’ ‘Hoe treden de meeste vrouwen tot zo'n sisterhood toe?’ ‘Soms worden ze al als klein meisje geadopteerd door één van de zusters. Dat zijn dan meestal weeskinderen of meisjes die door hun ouders zijn verlaten. Als ze volwassen zijn kunnen ze kiezen of ze willen blijven. Sommigen willen liever trouwen, maar velen besluiten een vegetarisch leven te blijven leiden. Andere vrouwen treden toe op latere leeftijd, omdat ze nooit hebben willen trouwen, of ook wel omdat ze zijn gescheiden. Dat ligt voor iedere periode in de Chinese geschiedenis weer anders. Vroeger kon een vrouw wanneer ze zich wilde onttrekken aan een huwelijk en toch geen zelfmoord wilde plegen, of als ze de verschrikkelijke armoede die er vaak op het platteland heerste, wilde ontvluchten, zich maar het beste terugtrekken in een religieuze sisterhood. Ook de veiligste manier om uit China te emigreren was via of naar een sisterhood. De kans was anders groot dat een vrouw zou eindigen als een prostituée of dat ze werd gekidnapt en aan de eerste de beste man verkocht zou worden.’ ‘Ik hoorde al iets over de wereldse sisterhoods, de Sam Shui bouwvaksters en de butterfly gangs. Weet jij hoe deze vrouwen leven?’ ‘Net als bij de religieuze groepen helpen deze vrouwen elkaar als ze werkloos of ziek zijn. Ze betalen en verzorgen elkaars begrafenissen, wat heel belangrijk is, omdat wij onze voorouders vereren. Er is ook een sisterhood van huisbediendes, de zwart-witte amahs, die herkenbaar zijn aan witte jasjes en zwarte broeken. De vrouwen van al deze sisterhoods verdienen individueel haar brood. Soms leven ze | |
[pagina 74]
| |
alleen, maar vaak ook samen in een kongsi. Bijna allemaal hebben ze kinderen, hetzij van zichzelf, hetzij geadopteerd, om voor hen te zorgen als ze oud zijn en hen te eren na haar dood. De vrouwen die tot deze wereldse sisterhoods behoren, eten niet vegetarisch, maar net als de religieuze vegetarische tantes willen ze niet of niet meer trouwen. Sommigen omdat ze helemaal geen heteroseksueel contact willen, anderen omdat ze het verlies van onafhankelijkheid dat een huwelijk met zich meebrengt, niet willen accepteren. Voor hen is het niet zozeer de relatie met een man die hen tegenstaat, maar alles wat een huwelijk betekent: een schoonfamilie aan wie je je moet onderwerpen, de sociale controle, het opgeven van de economische zelfstandigheid. Trouwen is niet de enige anier om aan kinderen te komen. Het gaat er om dat je een kind hebt, je hoeft het ook niet zelf te hebben gebaard. De prostituées hebben meestal zelf kinderen en de vrouwen van de andere sisterhoods die getrouwd zijn geweest ook. De anderen adopteren gewoon. De leden van de butterfly gangs zijn meestal wat oudere prostituées die hun jongere collega's beschermen. Zij werken dus zonder pooier. Zo'n man noemen ze een beetje minachtend: “iemand die rijst eet uit slippers”. De Chinese term voor prostituée is “een vrouw die geld verdient” - haar economische zelfstandigheid wordt dus gewaardeerd, evenals dat het geval is bij andere vrouwen die haar eigen brood verdienen. Een tante van mij drijft een nachtclub in Penang, ik heb daar een beetje gezien hoe de butterfly girls werken. De “mammy's” introduceren de klanten bij de meisjes en zien er op toe dat er niets vervelends gebeurt.’ V. bestelt nog een glas sinaasappelsap en we wijden ons weer even aan de curry, de inktvis en het varkensvlees. Ze kijkt op van haar bord en zegt dan langzaam: ‘Voor ons Chinezen heeft seksualiteit zo'n heel andere betekenis dan voor jullie in Europa. Toen ik in Londen was ging ik eens naar de National Gallery. Ik was totaal verbijsterd! Het pure sadomasochisme dat bij jullie voor liefde doorgaat! Er hing een schilderij dat “Liefde” heette: een naakte slapende vrouw die werd benaderd door een grote baardige man met ontbloot zwaard. Zoiets noemen jullie “Liefde”! Wij hebben niet zo'n romantische sadomasochistische ideologie waarin vrouwen genot ervaren in haar onderdrukking. Chinese vrouwen zijn juist sterk en onafhankelijk. Daarom hebben onze mannen ook zo'n sterk mechanisme nodig om vrouwen eronder te houden. Via de patrilineages wordt de werkkracht van vrouwen aangewend ten behoeve van mannen. Vrouwen worden, soms met vrij brute machtsmiddelen, op politiek, sociaal en economisch terrein onmondig gehouden. Het verwantschapssysteem is hierbij het | |
[pagina 75]
| |
voornaamste machtsmiddel. Dat heeft allemaal niet zo heel veel met seksualiteit op zich te maken. Het belangrijkste is kinderen voort te brengen, vooral zonen, die je na je dood kunnen vereren. Als daaraan voldaan is, is het niet meer zo heel belangrijk hoe je je verder seksueel gedraagt. Seksualiteit heeft bij ons niet zo'n zware, met schuld beladen sadomasochistische lading. Het gaat voornamelijk om het plezier dat je er aan kunt ontlenen. Dat geldt ook voor homoseksualiteit. Toen mijn oudtante een jonge novice was bij de vegetarische tempel, omhelsden zij en haar vriendin, die ook novice was, elkaar af en toe in het openbaar. Toen werd er alleen gezegd: “Oh, wat zijn die nonnen sexy! Ze sliepen gewoon bij elkaar.” V. lacht. “Ze zijn nu allebei abdis van een eigen tempel.” En dan, na een lichte aarzeling: “Ken je de Cantonese uitdrukking voor vrouwen die met elkaar vrijen?” “Nee, zeg het maar.” “Grinding bean curd.”Ga naar voetnoot* “Zijn het meestal ongetrouwde vrouwen die een relatie met elkaar aangaan?” “Nee, hoor, vaak vrijen vrouwen met elkaar als ze allang getrouwd zijn.” “Was dat vroeger, toen iedereen in veel grotere familieverbanden leefde, niet veel gemakkelijker dan nu, nu de dwang tot het vormen van eensgezinshuishoudingen steeds groter wordt?” “Ach,” zegt V., dat is toch voornamelijk een organisatorisch probleem. Dat lossen jullie in Holland toch ook op? Daar wonen jullie toch ook in kerngezinnen bij elkaar?’ ‘Zo makkelijk is dat niet bij ons. De meeste lesbische vrouwen die ik ken, wonen alleen of met elkaar. Als getrouwde vrouwen met elkaar willen vrijen hebben ze meestal wel wat meer dan alleen een praktisch probleem op te lossen.’ ‘Bij ons bemoeit de buurt er zich niet zo mee. Als vrouwen samen willen wonen moeten ze dat zelf weten. Ze krijgen in dat geval geen huis door de regering toegewezen. De huizen worden onder gezinnen gedistribueerd. Ze zijn dus verplicht een huis te kopen, en dat is natuurlijk heel duur.’ De andere gasten hebben het restaurant al verlaten. De eigenares laat duidelijk blijken dat zij wil sluiten. We eten snel door. V. kijkt op, haar lepel halverwege haar bord en haar mond. ‘Mijn oudtante is bejaard, ze is ver in de zeventig. Zoals ik je net zei weten we allemaal wie haar minnares is, namelijk de abdis van een | |
[pagina 76]
| |
vegetarische tempel in Johore. Ze hebben al meer dan veertig jaar een verhouding met elkaar. Dacht je dat de familie dat raar vindt? Welnee, ze beschouwen het als háár zaak. Het is ook niet zozeer het fysieke aspect dat het belangrijkste is. Vriendschap, elkaar vertrouwen is veel belangrijker. Hoewel het dus in onze familie heel geaccepteerd is, kun je er beter niet rechtstreeks met de vegetarische tantes over praten. Met een vreemdeling vinden ze dat heel moeilijk.’
We betalen en gaan het restaurant uit. Het is half drie, en gloeiend heet. We steken langzaam over het kokend hete asfalt schuin de straat over naar de vegetarische tempel. V. duwt het hek open, we lopen het voorpleintje op. Voor de openstaande deuren staat een stenen altaar met een groot yin-yang teken. Midden op het altaar is een aardewerken pot geplaatst waaruit afgebrande wierookstokjes steken; naast de pot staat aan beide zijden een metalen rek om kaarsen in te steken. De ruime voorkamer wordt voor het grootste deel in beslag genomen dooreen houten altaar waarachter een verguld beeld van de veelarmige godin Guan Yin oprijst, de Godin van de Genade. Verschillende van haar volgelingen zijn ook, kleiner, afgebeeld. Op het altaar staan enkele schalen met vruchten en groenten, wat vazen met bloemen, een paar potten waarvan ik de functie niet begrijp en een kom met olie waarboven een vlammetje brandt. Een kleine vrouw, ik schat haar achter in de zestig, komt van links achter het altaar aangelopen. Ze heeft een zwarte katoenen broek aan en een hooggesloten jak met driekwarts mouwen dat bedrukt is met donkerblauwe bloemmotieven op een lichtblauwe ondergrond. Ze neemt ons mee, het huis in. Aan de muren van de kamer die achter de voorkamer gelegen is hangen enkele grote foto's. V's oudtante als jonge abdis, een waardige Chinese dame in een zwart pak; ze heeft een rustig, sterk gezicht. Een andere foto toont de inwijding van deze tempel, op 15 september 1954: veertien vrouwen en enkele mannen van de vegetarische brotherhood kijken ons aan vanuit een halve kring vóór de ingang van de tempel. V. zet de twee plastic tassen met blikken groente die ze voor vegetarische tante heeft meegenomen, op de keukentafel neer en legt haar uit dat ik uit Holland kom, met vrouwen omga die ook niet willen trouwen en graag weten wil hoe het er hier toegaat. Vegetarische tante knikt. ‘Ja, het is voor vrouwen veel beter om niet te trouwen en bij elkaar te wonen.’ Ze kijkt me even aan, en vervolgt dan: ‘Het is heel goed dat er | |
[pagina 77]
| |
sisterhoods zijn waarin vrouwen met elkaar leven.’ Terwijl vegetarische tante weer naar de keuken loopt om een glas limonade en een schaaltje met sinaasappelpartjes voor ons te halen legt V. me uit dat ze uit dezelfde streek komt als de abdis, de provincie Kwangshi, en dus Hakka spreekt, een dialect van het mandarijn Chinees. Vegetarische tante komt weer binnen, zet de limonade en de stukjes sinaasappel voor ons neer, en gaat op een rijk bewerkte bank van zwart hout tegenover ons zitten. Haar voeten komen niet tot de grond. Ze trekt haar ene been op, nestelt zich in een hoek van de bank en kijkt ons afwachtend aan. Zij spreekt geen Engels, en ik geen Chinees. V. moet dus als tolk optreden. Ik vraag haar ons te vertellen hoe ze uit China in Singapore gekomen is. Vegetarische tante begint bedachtzaam te praten: ‘Al in mijn puberteit besloot ik dat ik niet wilde trouwen en een vegetarisch leven wilde leiden. Mijn familie wist van dat besluit en respecteerde het. Het probleem was alleen dat er in mijn streek geen vegetarische tempels waren, de dichtst bijzijnde tempel was in Canton. Ik leefde dus vegetarisch temidden van mijn eigen familie. V's oudtante, die familie van mij is, hoorde dat ik vegetarisch leefde en nodigde me uit naar Singapore te komen en mijn intrede te doen in de vegetarische tempel waartoe zij behoorde. Net vóór de communistische machtsovername ben ik hier naar toe gegaan. Ik ben blij dat me dat is gelukt, want de communisten hebben alle vegetarische tempels gesloten. Ze beschouwen ze als feodale overblijfselen die moeten worden uitgeroeid. De zusters die in China bleven zijn allemaal naar huis gestuurd. Degenen die geen eigen familie meer hadden, werden naar communes gezonden. De communisten hebben ook een eind gemaakt aan de wereldse sisterhoods, want ze dulden helemaal geen organisaties meer buiten de door hen zelf opgezette en gecontroleerde groepen. De tempels en sisterhoods uit Singapore en Maleisië hebben nog heel lang geld en voedsel gestuurd naar ex-sisters die door niemand werden opgevangen.’ Vegetarische tante zwijgt even. Ze was in de loop van het gesprek steeds gepassioneerder gaan spreken, haar woorden begeleidend met expressieve gebaren van haar hoofd en handen. V. benut deze pauze om haar laatste zinnen voor mij te vertalen. Vegetarische tante wacht tot V. klaar is, slaat haar rechterbeen over haar linkerknie en vertelt door: ‘Tot ik hier naar toe ging, ik was toen al in de dertig, heb ik bij mijn ouders gewoond. We hadden het heel arm, en ik wilde graag | |
[pagina 78]
| |
vertrekken. Maar dat was niet zo eenvoudig. Om te beginnen had je een sponsor nodig. Hiervoor werd niet iedereen zomaar geaccepteerd. Gelukkig stond vegetarische oudtante op het punt zelf een nieuwe tempel op te richten. Zij had dus een aannemelijk geachte reden om nieuwe leden te vragen over te komen en ze vroeg voor acht vrouwen toestemming aan de autoriteiten om naar Singapore te vertrekken. Slechts aan vier van ons werd die toestemming verleend. De andere vier zijn nu nog in China.’ Vegetarische tante begint nu heel snel te spreken. Ze is geagiteerd, haar ogen achter haar bril met gouden montuur schitteren, fel beweegt ze haar linkerarm, met een armband van groene jade, heen en weer om bepaalde woorden te benadrukken. V. kijkt me even verontschuldigend aan, ze kan vegetarische tante nu niet onderbreken om voor mij te vertalen. Ik verbijt mijn ergernis over mijn totale gebrek aan kennis van het Chinees, Hakka of Mandarijn, en beperk me er toe naar vegetarische tante te kijken. Ze is zo fragiel, als ik mijn ogen dichtknijp verdwijnt ze bijna tussen de met parelmoer ingelegde bloemen en kleine wijze mandarijnen op die grote bank. Haar haar is strak achterover gekamd en in een knotje gedaan. Het is bijna even zwart als het hout van de bank, alleen aan haar slapen schemert er grijs doorheen. Ze heeft een prachtig, gaaf gezicht met een kleine delicate neus, in haar oren ronde gouden oorknopjes. Na een minuut of vijf zwijgt ze vrij abrupt en V. kan me uitleggen wat vegetarische tante heeft verteld. ‘Vegetarische tante leidde vroeger een moeilijk leven. Haar familie verbouwde katoen en de vrouwen sponnen en weefden het. Toen ze zich realiseerde hoe vrouwen, nadat ze waren getrouwd, moesten leven, besloot ze dat dat haar nooit zou overkomen. Ze had twee verre nichten die vegetarisch leefden en ze vond haar leven veel benijdenswaardiger dan dat van de vrouwen om haar heen - de ene is mijn oudtante, en de andere haar vriendin dienu abdis in Johore is. Het waren niet alleen de sociale en economische gevolgen van een huwelijk die haar afschrokken. Ze wilde ook geen heteroseksueel leven leidden, het trok haar veel meer aan alleen met vrouwen te leven. Nadat zij en de andere drie vrouwen toestemming hadden gekregen China te verlaten durfden ze niet meteen de reis te aanvaarden. Mijn oudtante had hen wel geschreven dat ze gewoon met een kapitein mee konden gaan, maar ze waren bang onderweg verkocht te worden als prostituée of aan een of andere man. Na twee jaar was hun toestemming verlopen en nog hadden ze geen kans gezien te vertrekken. Toen vroeg de huidige abdis van Johore, de geliefde van mijn oudtante, opnieuw toestemming voor hen aan en is | |
[pagina 79]
| |
godin guan yin. foto robertine romeny
| |
[pagina 80]
| |
ze zelf maar komen ophalen.’ Ik wil nu iets meer weten over de praktische kanten. Wat is de materiële basis van deze sisterhood? Hoe komen ze aan dit huis? Waarvan leven ze? Vegetarische tante legt uit dat de vegetarische tempels bestaan van giften van het publiek en dat de vegetarische zusters elkaar bij moeilijkheden ook steunen. Iedere tempel vervult een religieuze functie voor de buurt waar ze is gevestigd. De mensen vragen hen te bidden ten behoeve van een bepaald persoon, of voor een of ander doel, bijvoorbeeld een handelstransactie of het verwerven van een baan, en voor die diensten wordt een bepaald bedrag aan de godin geschonken. Ze krijgen ook donaties om andere redenen, en soms vermaken mensen een deel van hun bezittingen aan de tempel. Het huis waarin ze nu wonen is hen geschonken door iemand die zo hoopte in de gunst van de godin te komen om op een bevredigende manier opnieuw geboren te worden. Verder doen ze ook wat naaiwerk. ‘Hoe kun je een nieuwe sisterhood opzetten?’ ‘Het belangrijkste is dat je je religieuze opleiding moet hebben voltooid. En natuurlijk ook dat je een groep vrouwen hebt die met elkaar een vegetarisch leven willen leiden. Vervolgens moet de overkoepelende organisatie haar toestemming verlenen. Het hoofdkwartier, een vegetarische brotherhood is dan verder alleen nog betrokken bij de naamgeving van de tempel.’ ‘Kijk,’ vegetarische tante wijst naar haar dochter die in de keuken is gaan zitten. Ze tekent begrafenisformules. Dat is één van de religieuze functies die we vervullen.’ Vegetarische tante is nu nieuwsgierig geworden waarom ik al deze praktische zaken wil weten. Ben ik misschien zelf van plan een vegetarische tempel op te zetten? ‘Nee, vegetarische tante, dat niet. Maar ik wil wel graag met vrouwen samenwonen. Wij willen ook niet trouwen. Sommigen van ons eten vaak vegetarisch, maar dat heeft niet direct te maken met onze ideeën over een huwelijk. Wij hebben geen traditie van vrouwen die met elkaar samenwonen, of beter gezegd, die hebben we verloren. We kennen wel kloosters waar religieuze vrouwen wonen, maar zij leven onder zo'n strikt regime dat dat ons totaal niet aantrekt. Wij willen ons juist bevrijden van de effecten van een christelijke, in mijn geval zelfs een calvinistische, opvoeding. Omdat we zo weinig voorbeelden hebben zijn we bang dat onze vrouwengroepen door allerlei ruzies weer snel uit elkaar vallen. ‘Kunt u ons misschien vanuit uw ervaring advies geven hoe je kunt voorkomen uit elkaar te vallen?’ | |
[pagina 81]
| |
Vegetarische tante laat deze informatie even op zich inwerken. ‘Waar ligt Holland eigenlijk?’ vraagt ze aan V. V. legt uit dat Holland vlak bij Engeland ligt. Dan zegt vegetarische tante langzaam: ‘Iedere situatie heeft haar eigen problemen en moeilijkheden. Is het echt niet mogelijk iets met jullie religie te doen? Maar nee, je hebt net uitgelegd dat jullie binnen jullie religie zo weinig vrijheid hebben. Je kunt een sisterhood alleen in werkelijke vrijheid opzetten.’ Ik probeer iets beter uit te leggen dat het christendom ons geen mogelijkheden meer kan bieden omdat de kerk zo verstard is en zo volledig door mannen wordt beheerst. ‘Maar,’ voeg ik hier aan toe, ‘sommige vrouwen hebben wel spirituele ervaringen die zijn verbonden met het leven van vrouwen onderling. Alleen, iedereen beleeft dat weer op haar eigen manier, het heeft niets te maken met een geïnstitutionaliseerde religie, een ordening van regels en praktijken die je op andere vrouwen kunt overdragen.’ Vegetarische tante denkt weer na. Zachtjes zegt ze: ‘Nee, je moet in ieder geval niet trouwen. Het is heel goed dat er sisterhoods zijn. Maar hoe moet dat bij jullie? Je zou in ieder geval moeten proberen een gemeenschappelijk doel te scheppen, iets dat ook buiten de vrouwen die tot de sisterhood behoren, bestaat, en dat langer blijft leven dan alleen gedurende het moment waarop het geconcipieerd werd. Hebben jullie geen festivals of grote feesten? Op één of andere manier moet je proberen een gemeenschappelijke paraplu op te bouwen, iets dat jullie kleine groep overstijgt. Voor ons is religie zoiets. Bovendien verdienen we er ons geld mee, zoals bij voorbeeld op de grote religieuze feesten. Als dat bij jullie allemaal niet mogelijk is, moet je er in ieder geval voor zorgen dat er iemand is die goed verhalen kan vertellen. Juist als je een wereldse sisterhood hebt, zonder tempel en godin, moet je bij elkaar kunnen komen om elkaar verhalen te vertellen. Je moet steeds je geschiedenis blijven herbeleven om de noodzaak van je sisterhood te blijven begrijpen.’ ‘Valt er wel eens een vegetarische tempel door een ruzie uit elkaar, vegetarische tante?’ Vegetarische tante kijkt ontzet: ‘Nee! Natuurlijk zijn er in de sisterhoods wel eens vrouwen die elkaar niet mogen of die een meningsverschil krijgen. Maar dat komt maar heel incidenteel voor en ik heb nog nooit meegemaakt dat daardoor een sisterhood werd ontbonden. Bovendien zou in zo'n geval de tempel als institutie altijd blijven bestaan. Af en toe komt het wel voor dat enkele leden van een | |
[pagina 82]
| |
sisterhood besluiten om met elkaar een nieuwe groep te vormen. Maar alleen in een grotere tempel lopen de emoties zo hoog op dat ruzies tot een splitsing kunnen leiden. Als na die splitsing de moeilijkheden nog niet over zijn, is dat nooit zo erg want de rivaliserende zusters, die nu elk in haar eigen tempel wonen, ontmoeten elkaar alleen nog maar op de grote festivals. In onze kleine groep hebben we nog nooit dit soort problemen gehad. We zijn maar met ons zessen. Als je met zo weinig bent kun je een geschil makkelijk uitpraten.’ ‘Heeft de tempel geen moeilijkheden met de regering? Ze willen toch een ras van Super-Singaporezen kweken? En hier zijn intelligente vrouwen die zich zomaar aan deze dwang onttrekken.’ De ogen van vegetarische tante lichten even op. ‘Ze hebben niet zo precies in de gaten wat we doen, geloof ik. Ze zien ons als een of andere gewone religieuze instelling. We treden voornamelijk met ze in contact over het gebouw. Ze willen deze buurt geloof ik helemaal herconstrueren. Ze beschouwen ons als gewone burgers. Onze dochters bezoeken de staatsscholen en verder doen we alles wat we moeten doen.’ ‘Vegetarischte tante, komen er nog wel nieuwe leden bij de sisterhood?’ ‘Niet meer zoveel als vroeger. Het is niet langer mogelijk om vanuit de Volksrepubliek naar Singapore te komen. Bovendien hebben de meeste volwassen vrouwen hier hun eigen manier van leven, zij zouden zich niet meer zo makkelijk aan kunnen passen aan het vegetarische leven; het is trouwens nu iets makkelijker dan vroeger om zelfstandig te wonen als ongetrouwde vrouw. Er zijn ook niet meer zoveel weesmeisjes die we kunnen opnemen. En ook als zij er wel zouden zijn dan zouden we ze niet mogen adopteren, omdat het maximale aantal pleegkinderen is vastgesteld op twee per volwassene. Dat meisje daarin de hoek met haar roze jak is mijn dochter. Mijn andere geadopteerde dochter is net getrouwd en heeft zelf al een dochter gekregen die mij grootmoeder noemt. V's oudtante heeft ook twee geadopteerde dochters die hier beiden nog wonen.’
Vegetarische tante brengt ons naar haar dochter die in de keuken aan het werk is. Zij doopt geconcentreerd haar penseel in zwarte inkt en tekent met langzame streken lange rijen karakters op het vel vóór haar. Terwijl wij over haar dochter gebogen staan legt vegetarische tante uit hoe de vrouwen onderling het werk verdelen. Om de beurt koken de zusters gedurende een hele maand. Degenen die niet koken, maken het huis schoon. Allemaal zijn ze betrokken bij de religieuze taken die | |
[pagina 83]
| |
moeten worden verricht. Vegetarische oudtante voert het beheer over de financiën en regelt ook meestal de contacten buiten de tempel. ‘Ik heb een sollicitatie lopen,’ zegt V., ‘en ik wil Guan Yin vragen mij daarbij te helpen. Heb jij ook niet een reden om haar zegen af te smeken?’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘het welslagen van onze woongroep.’ We lopen naar de voorkamer waar V. twee pakketjes pakt van een tafeltje dat schuin vóór het grote altaar staat. Eén ervan geeft ze aan mij. We rollen ons pakje open; het bevat twee kaarsen en een bosje wierookstokjes waaromheen enkele vellen gekleurd papier zijn gewikkeld, die met diverse karakters zijn bedekt. Sommige vellen hebben een laagje zilver- of goudpapier. We steken de kaarsen aan en zetten er elk één aan iedere kant van de pot op het altaar voor het huis. Daarna steken we alle wierookstokjes aan. Als ze goed branden zwaaien we ermee door de lucht om de vlammetjes te doven. Als ieder stokje een gloeiend puntje heeft, pakken we het bosje vast in beide handen en zwaaien het driemaal verticaal in de lucht ter ere van de goden van de lucht. Drie stokjes steken we in de pot op het stenen altaar waar al veel afgebrande stokjes wierook uitsteken. We draaien ons om naar het altaar van Guan Yin en eren haar ook met drie stokjes wierook. Haar begeleiders en de aardgoden, die op een klein altaartje naast het hoofdaltaar op de grond staan, krijgen ook hun deel van onze wierookhulde. Vegetarische tante komt bij ons staan en vraagt voor welk doel we Guan Yin's zegen afsmeken. V. legt het uit en spreekt langzaam en met veel nadruk mijn naam uit. Als vegetarische tante enkele malen mijn naam heeft geoefend, pakt ze een houten stok die naast een bronzen pot staat en richt zich tot Guan Yin. Af en toe vang ik mijn naam op. Ze begeleidt haar woorden met slagen op de pot die een hele mooie klank blijkt te hebben. Vegetarische tante herhaalt haar gebeden voor V's benoeming. Als zij is uitgesproken doen V. en ik wat geld in een potje. Ondertussen giet vegetarische tante een beetje olie in de glazen schaal. Het vlammetje flikkert even vervaarlijk maar dooft niet. Voor we weggaan kijk ik Guan Yin aan: heb jij ook macht in Holland? Vegetarische tante geeft ons allebei een tasje met vruchten mee. Bij het afscheid benadrukt ze nog één keer ernstig dat het goed is als vrouwen bij elkaar gaan wonen. Ze zwaait ons heel lang na. | |
[pagina 84]
| |
komen logeren. Ze bewoont een ruim wit huis op de uitgestrekte universtiteitsterreinen vlak buiten de stad. Grote helblauwe ijsvogels vliegen laag tussen de reusachtige bomen, overblijfsels van het oerbos waarmee het eiland was bedekt. Vroeger woonden hier Engelse officieren, nu zijn er universiteitsdocenten gehuisvest. De dag na mijn aankomst gaan we naar de tempel waar vegetarische oudtante, die teruggekeerd is van haar reis naar China, ons verwacht. We worden meteen naar de ontvangstruimte achter het altaar van Guan Yin begeleid waar we worden onthaald op pinda's, zonnebloempitten, vegetarische kroepoek, snoepjes en fanta. De vegetarische tante waarmee we drie maanden geleden hebben gesproken, informeert naar mijn verblijf in Indonesië. Ik voel me een beetje onrustig. Hoe zal vegetarische oudtante ons ontvangen? V. stoot me aan: daar komt ze. Ik draai mijn hoofd om. Vegetarische oudtante komt snel de trap achter ons af. We staan op en begroeten haar eerbiedig. Ze heeft een sterk, peervormig gezicht met gladde, bruine wangen. Om haar ogen veel lachrimpeltjes, een mooie, lieve mond. Boven haar donkerblauwe katoenen broek draagt ze een lichtblauw hooggesloten jak van bebloemde zijde met driekwartsmouwen. Om haar rechterpols een armband van lichtgroene jade met bijpassende ring aan haar ringvinger. Nadat we Guan Yin met wierookstokjes hebben geëerd steltze voor me het huis te laten zien. Op de trap draait ze zich om en pakt mijn hand: ‘Je hebt een warme lach.’ Ik kijk haar lang aan en zeg: ‘Vegetarische oudtante, u hebt al zo'n lang leven achter de rug en u bent nog zo mooi, uw huid is zo glad.’ Heel licht streel ik haar even over haar wang. Vegetarische oudtante lacht met haar hele gezicht en laat even haar vinger glijden over mijn arm. ‘Jouw huid is zo zacht en zo licht gekleurd.’ Op de eerste verdieping slapen de vegetarische tantes en de geadopteerde dochters. Er staan dozen met voedsel en benodigdheden voor de tempel, zoals wierrook. Vegetarische oudtante zelf heeft haar bed op de bovenste verdieping, naast dat van haar vriendin, de abdis van de vegetarische tempel van Johore. De abdis van Johore is al drieëntachtig jaar en komt vegetarische oudtante niet meer zo vaak bezoeken. De reis wordt haar te vermoeiend. Aan de muur hangen een paar foto's van vegetarische oudtante en de abdis toen beiden nog jong waren. Vegetarische oudtante een sterke, knappe vrouw die zelfverzekerd en intelligent naar de camera kijkt. De abdis wat rustiger, contemplatiever. | |
[pagina 85]
| |
In de voorkamer waar vegetarische oudtante zich vaak terugtrekt staat een beeld van de godin van de meditatie. Vóór we gaan eten vertel ik iets over de Guan Yin tempels in Jakarta die ik heb bezocht. De naam Guan Yin wordt nauwelijks meer gebruikt, in plaats daarvan heten ze tempels van Avalokiteshvara. ‘Ah, ‘zegt V. meteen, ‘dat is de naam van Guan Yin in haar mannelijke transformatie.’ ‘Ja,’ beaamt vegetarische oudtante, ‘Avalokiteshvara is de naam van één van de belangrijkste boddhisattva's van het Mahayana boeddhisme. Deze boddhisattva's zijn over het algemeen mannen die de staat van het nirwana al hebben bereikt maar nog niet binnengaan omdat ze dan niets meer voor ons gewone stervelingen kunnen betekenen die nog niet zo ver zijn. Aan Boeddha hebben we wat dat betreft niets, die is door zijn volmaaktheid onbereikbaar. Hij is totaal ontstegen aan de zorgen en noden van ons beperkte aardse leven. In China heeft Guan Yin haar oorspronkelijke vrouwelijke vorm behouden. Waarschijnlijk gaat ze terug op een oudere godin. Voor ons is goddelijkheid niet iets abstracts, iets uiterlijks, iets wat buiten het bereik van mensen ligt. Het is menselijkheid in een hogere vorm. Iedereen heeft iets van het goddelijke in zich en is in principe in staat het nirwana te bereiken. Het enige verschil is in feite dat de onsterfelijken, zoals Guan Yin, het toppunt van het menselijke hebben bereikt en daarmee ook van het goddelijke. V. benadrukt dat het vrouwelijke principe in de Chinese godsdienst een krachtige, sterke en positieve connotatie heeft. ‘Daarom is het vrouwelijke in China ook zo bedreigend voor mannen en moet het er met zoveel kracht ondergehouden worden. Onze religie bevat zo'n sterke Yonische kern. De Chinese muur is toch de grootste vulva van de wereld! Het Christendom waar jullie je zo tegen moeten afzetten is natuurlijk bij uitstek fallisch. Denk alleen maar eens aan de symboliek van al die kerktorens. Het vrouwelijke is al zo beschaamd dat er niet zo veel machtsmiddelen nodig zijn om het te onderdrukken. Het vrouwelijke masochisme is één van de kernpunten van jullie symbolische ordening, terwijl wij uitgaan van een actief, regelend vrouwelijk principe.’ ‘Maar’, zegt vegetarisch oudtante, ‘daarom is het juist zo belangrijk om als vrouwen bij elkaar te wonen. Voor ons is eigenlijk dat vegetarische eten niet het allerbelangrijkste. Ons huis, de manier waarop we samenwonen, daar gaat het om. Jij moet straks in je nieuwe huis ook veel ruimte maken voor gasten. Het is belangrijk dat vrouwen die reizen bij elkaar rust kunnen vinden.’ | |
[pagina 86]
| |
Een geadopteerde dochter die de kookbeurt heeft zet een maaltijd van rijst met verschillende verse groentegerechten en bonenpreparaten op tafel. Na het eten lopen we weer naar het altaar, waar vegetarische oudtante een klein rood envelopje met gouden lettertekens vult met een beetje as van de wierrook die voor Guan Yin werd gebrand. Een amulet om me te beschermen op mijn reizen. Terwijl ze het voor me klaarmaakt vraagt vegetarische oudtante: ‘Heeft Guan Yin je al je toekomst voorspeld?’ Ik schud mijn hoofd. Vegetarische oudtante pakt een koperen koker waar een groot aantal bamboestokjes uitsteekt. Ze heft de koker omhoog naar Guan Yin en vraagt haar wat er voor mij in de toekomst te verwachten valt. Onderwijl schudt ze hem ritmisch heen en weer tot er zich één stokje losgemaakt heeft dat op het altaar valt. Ze pakt twee stukjes hout. Het ene heeft twee platte kanten, van het andere stukje hout is één zijde afgerond. Terwijl ze ze schudt en op het altaar werpt vraagt ze Guan Yin of ze inderdaad dit stokje bedoeld heeft. Guan Yin bevestigt het, want de stukjes hout komen op het altaar terecht op de juiste manier, dat wil zeggen, het ene met zijn platte kant boven, en het andere met de ronde kant. Op de bamboestokjes staan Chinese tekens gegraveerd die een nummer aanduiden. Vegetarische oudtante loopt naar een kast aan de zijwand. Ze opent een paar laden en zoekt net zo lang tot ze het nummer heeft wat op mijn stokje staat, vierenzestig. In dat vakje ligt een langwerpig roze papiertje waar met rode letters op staat ‘Guan Yin temple’, en het adres. En verder rijen tekens die vegetarische oudtante me voorleest, terwijl V. vertaalt. Haar gezicht klaart op: ‘Dit is een heel gunstige voorspelling. Ze zegt dat je er van de vroege ochtend tot de avond op kunt vertrouwen dat Boeddha je zal helpen. Waar je gevaar zult ontmoeten zal het worden geneutraliseerd. Rijkdom en weelde zullen jouw deel worden als je de weldoener zult ontmoeten die je in de juiste richting zal begeleiden. Als je gestadig en betrouwbaar zult zijn zal je naam in de vier windstreken bekend worden. Er zal een verandering van het oude optreden, maar als je het nieuwe zult volgen zal dat zonder gevaar kunnen.’ Ze wijst naar het onderste gedeelte van het briefje. ‘Kijk, en hier staat dat je een reiziger bent die een onsterfelijke op haar weg ontmoet’. Ze kijkt lachend naar me. ‘Nou, dat klopt wel. Je hebt vandaag Guan Yin zelf ontmoet, en ze zegt dat Boeddha je altijd bij zal staan. Dat komt’, voegt ze er aan toe, ‘omdat je een goed hart hebt.’ | |
[pagina 87]
| |
Tijdens haar uitleg heeft V. nog eens goed het roze papiertje bestudeerd. ‘Maar, vegetarische oudtante, de voorspelling is niet éénduidig. Wat hier geschreven staat over die veranderingen die op komst zijn is een beetje tegenstrijdig. Ze moet het nieuwe volgen, staat hier in het midden, maar daar onderaan staat ook dat ze zich aan het oude moet houden, want dat geluk pas haar deel zal worden als het op stabiliteit is gegrondvest. Wat betekent dat nou?’ Vegetarische oudtante pakt het papier van haar over en bestudeert het nog een keer uitvoerig. ‘We moeten het Guan Yin maar vragen’, besluit ze. Tegen mij: ‘Vraag het haar zelf maar, je kunt het ook best in jouw taal vragen, taal is voor Guan Yin geen belemmering.’ Ik kniel nu neer op het bankje voor het altaar van Guan Yin en schud de koperen koker terwijl ik Guan Yin het probleem voorleg. Vegetarische oudtante zoekt weer het papiertje op dat hoort bij het nummer van het stokje dat uit mijn koker valt en gesanctioneerd is door de twee houten blokjes. ‘Je moet oppassen’, leest vegetarische oudtante, ‘er bestaat gevaar dat je een dief herkent als een zoon. Je moet goed het onderscheid kunnen maken tussen wat waar is en wat vals, anders raak je in grote eenzaamheid. Dat wat vlak onder je ogen zo mooi lijkt kan een gevaar voor je betekenen.’ ‘Maar hoe moet ik dat onderscheid dan maken, vegetarische oudtante?’ Weer roepen we de hulp van Guan Yin in. Dit keer komen de stokjes steeds met zijn tweeën uit de koker gevallen, het duurt even voor Guan Yin het juiste antwoord geeft. Ze bedenkt zich ook nog, de twee blokjes vallen allebei met hun platte kant naar boven op het altaar neer. Ik herhaal mijn vraag wat duidelijker. Het derde roze papiertje luidt: ‘Je moet niet actief je bedoelingen najagen. Laat het maar op je afkomen. De draak zal roepen, en de tijger zal antwoorden. Dan zal er zich onder de blauwe hemel een doorgaande weg openen zonder dat het moeite zal kosten.’ Vegetarische oudtante kijkt me een beetje gespannen aan. ‘Ben je een tijger?’ Ik knik. ‘Ik ben in het jaar van de tijger geboren’. ‘Dan is het wel duidelijk. Je hoeft alleen maar te wachten tot de draak je roept en alles zal je duidelijk worden!’ We bedanken Guan Yin en maken aanstalten afscheid te nemen. ‘Wil je geen afbeelding van Guan Yin mee naar je huis nemen?’ | |
[pagina 88]
| |
vraagt vegetarische oudtante. Denkend aan de platen van Durga, Kali en Rangda die ik bezit, zeg ik dat ik dat graag zou willen. Maar vegetarische oudtante heeft niet alleen een plaat in haar hoofd. Ze geeft V. en mij het adres van een winkel voor religieuze benodigdheden waar we een beeldje van de boddhisattva kunnen kopen. Volgens de kalender blijkt de zondag voor ik vertrek een gunstige dag om het beeldje in te wijden. V. en vegetarische oudtante zijn nog zeker een kwartier druk aan het praten om alle details van deze gewichtige aanschaf te overwegen. Twee vegetarische tantes mengen zich af en toe ook in het gesprek. Geadopteerde dochter luistert aandachtig toe. Ik kijk naar het ondoorgrondelijke gelaat van Guan Yin en vraag me af wie of wat de draak zal zijn.
‘Yeon Huat, handelaar in religieuze goederen’, staat er op het uithangbord van een Chinees winkeltje, opgesloten tussen moderne torenflats annex winkelcentra. Gelakte, met snijwerk bedekte kasten en tafels en prachtig beschilderde reusachtige vazen onttrekken de ingang bijna aan het oog. De kasten langs de wanden zijn volgestouwd met beelden van goden, godinnen, krijgers, geleerden en andere helden. V. loopt direct naar de plank met Guan Yins toe. Ik zoek een kleine, niet te fel beschilderde, porseleinen Guan Yin uit die op een lotusbloem zit. ‘Het is voor een huisaltaar’, legt V. de winkelbediende uit, ‘ze hoeft dus niet zoveel armen te hebben.’ Maar ik wil Guan Yin in haar volle veelarmige glorie, ze komt als enige in een huis vol vrouwen, en zal al haar armen heus wel nodig hebben. V. stemt onmiddellijk hiermee in. Er zal in mijn buurt niet direct een tempel aanwezig zijn waar we de grotere problemen aan een Guan Yin in al haar macht en waardigheid zullen kunnen voorleggen. De bediende is verrukt. Gaat Guan Yin helemaal naar Holland? Zo ver reist ze niet vaak. V. zoekt zorgvuldig een godin uit met een lief gezicht, ‘zodat Guan Yin graag in haar zal afdalen als je haar aanroept, ze komt het liefst in een beeld waarin ze zich helemaal thuis voelt.’ V. en de bediende bekommeren zich om alle attributen die voor het toekomstige huisaltaar onmisbaar blijken te zijn: een tafeltje waarop het beeldje moet komen te staan, een koperen wierrook bakje met een voldoende hoeveelheid sandelhout en een pot met lonten voor het glas met olie dat ik in Holland moet kopen. ‘Als je haar aanroept moet je een lont in je olieglas aansteken. Vergeet niet voor bloemen en fruit bij het altaar te zorgen. En natuurlijk | |
[pagina 89]
| |
moet je haar in een kamer zetten waar geen vlees is.’
Vegetarische oudtante wacht ons al op. Ze heeft een lange zwarte zijden rok over haar broek aangetrokken, Guan Yin wordt uitgepakt en op het grote altaar geplaatst. ‘Ze moeten eerst maar even aan elkaar wennen, Guan Yin en het beeldje waarin ze straks mee naar Holland zal gaan.’ Na de maaltijd treft vegetarische oudtante de voorbereidingen voor de inwijdingsceremonie. Ze gebaart me drie wierookstokjes aan te steken, voor het altaar te knielen en Guan Yin te vragen in het beeldje af te dalen. Terwijl ik met de wierookstokjes zwaai heeft vegetarische oudtante een penseel en een poseleinen potje rode inkt gehaald. Onder het uitspreken van enkele bezweringen stipt ze met het penseel het gezicht, de borst en al de handen aan van het beeldje aan. Ze vraagt Guan Yin helemaal naar het verre Holland te komen als ik haar roep, en smeekt voor het beeldje de zegen af. Ze stopt wat as van de wierook die op het altaar werd gebrand in mijn wierookbrandertje: ‘dat herkent ze dan straks alvast’. Het beeldje wordt weer ingepakt, met een talisman om haar op deze verre reis te beschermen. Bij het weggaan drukt vegetarische oudtante me nog enkele dingen op het hart. Ik moet Guan Yin altijd rechtop houden, haar niet in het bagagerek plaatsen, en zeker niet met mijn koffer meesturen in het bagageruim. Ze moet op een aparte stoel naast me worden vervoerd, en ze mag pas worden uitgepakt op de plaats van bestemming. Mannenhanden mogen haar absoluut niet beroeren, ook niet die van de douane. Als die haar perse willen zien moet ik haar zelf te voorschijn halen.
Ik krijg mandarijnen mee voor de reis. Vegetarische oudtante en alle vegetarische tantes en geadopteerde dochters zwaaien me na. In het vliegtuig is de stoel naast me leeg, zodat Guan Yin de reis in al haar volgens vegetarische oudtante verschuldigde waardigheid kan maken. |