Rethorica was opt Tonneel zittende, in een heerlicke verchierde hooge Zetel, aen wederzijden drye van haer Gesusters inder vrye Consten, die dalende nevens haer zaten, elcx met hunnne Tytels ende bewijs van hun Constige handtwercken, zeer costelicken ende triomphantelicken toegemaect: voor haer voeten zaten, Keyser, Prins ende Factoor, vande Witte Acoleyen, die de overgeleverde Blasoenen ofte Blomschilden ontfingen, mette voorgaende versen ofte gedichten, by hun gepronuncheert. Naer dat die vyf eerste Cameren verclaringe van hunluyden Intrede opentlicken voorden volcke hadden gedaen, ter presentie vande Auditores (die uyt elcke Camer een waren vercooren) die aldaer opt Tonneel mede zaten, zijn de zelve Cameren by vier vande Broederen (die haer opt Tonneel hadden gebracht) in hun Herbergen weder geleydt met dese volgende Versen ofte Gedichten.