| |
| |
| |
Oudejaarsavond.
Bij de heiligheid van Sylvester, dat is geen jaar geweest om met een vroolijk hart te sluiten! 't Was een jaar des gewelds en des bloeds. Voor zijn straf ga 't uit als een nachtkaars. Blaas niet, gij wachter daarboven op den toren! Of, als gij blazen wilt, laat dan de Marseillaise weerklinken over markten en pleinen. Zet geen deftig gezicht, gij huisvaders, als ge aan uw kinderen vertelt dat er weer een jaar voorbij is en dat het leven weer als eene gedachte was. Zegt liever rond en eerlijk dat gij er niets van begrijpt en dat het een goddelooze historie geweest is. Legt de hand op uw mond en op uw dichtader, gij oudejaarsavondpoëten, gij jonge, maar veelbelovende ‘Homeren en Pindaren’ van den huiselijken haard! 't Was ons zoet in rustiger dagen naar uw gekweel te luisteren, den lof van uw oom of tante te hooren dansen op uwe jamben en trochaeën. Viel er hier en daar al eens een voetmaat uit, wij lieten het glimlachend loopen. Werd een leelijke nicht bij Hebe of Venus vergeleken, wij dronken veelbeteekenend ons glas leeg en verzekerden op ons woord van eer dat gij er niets te veel van hadt gezegd. Nu is dat alles voorbij. Houdt uw mond en gaat slapen!..............................
Lieve deugd! wat werd in vroeger jaren het kruit, dat door
| |
| |
een vreedzamen monnik is uitgevonden, nuttig en vreedzaam besteed! We schoten er het oude jaar mee dood. We lieten onze salvo's donderen ter eere van het nieuwe. We maakten er bejaarde jufvrouwen, die vroeg naar bed waren gegaan, mee wakker. Ook gebeurde het dat wij er jonge jufvrouwen, die nog op waren en in haar engelreine nachtjakjes door de reten van de luiken gluurden, op onze manier onze liefde mee verklaarden. 't Was een rare manier. Ze zeiden den volgenden dag dat ze er doodelijk van waren geschrikt, maar ze hadden 't toch begrepen!....
Voorwaar, die goede Sylvester begreep destijds onze bedoeling ook en deelde in onze feestelijke stemming. ‘Doet van avond een oogje dicht,’ zei hij tot de dienders, en hij stuurde den commissaris van politie met zijn vrouw naar den burgemeester op een oesterpartijtje, zoodat de man dronken werd van hoogmoed en volgens zijn wederhelft zelf behoorde opgepakt te worden toen ze tegen den vroegen morgen samen naar huis sukkelden.
Tegenwoordig!..., Ha! ge weet wat ze tegenwoordig met het kruit doen!.... Ja, ge weet het. Ge hebt het evengoed als ik, maand op maand, met ontzetting en droefheid aangehoord. Ge hebt er uw banvloeken tegen geslingerd. Ge hebt er misschien tegen geprotesteerd in den vorm van een vredebond of van een vredecongres. Gij weet hoe alles ijdel geweest is. Niets, letterlijk niets, heeft gebaat. De geweren zijn in handen der soldaten. Al 't kruit is opgekocht om Frankrijk in vuur en vlam te zetten. Er is voor een gewoon burgerman geen aankomen aan....
Bij de heiligheid van Sylvester, dit was geen jaar om met een vroolijk hart te sluiten!
| |
| |
Verleden jaar zat ge in Berlijn en dronkt in vrede uw glas Bourgogne, o, koning van Pruisen, in dezelfde kamer waar de groote Frits ook eenmaal gezeten heeft. Gij waart daarmee tevreden, zooals wij Hollanders tevreden zijn met ons aandeel in den krijgsroem van De Ruijter of Tromp. Daarbij meende de geheele wereld, behalve de hofcoterie, dat uw zegepraal op het reactionaire Oostenrijk ook geen kleinigheid was geweest.
Aan uwe zijde zat Augusta, uwe Augusta, die vóór drie jaar zooveel angst had uitgestaan en die, terecht of te onrecht, van meening was dat een man van uwe jaren bij den haard behoort te blijven, dat de ongemakken van een veldtocht voor jonge menschen zijn, en.... dat de ernst van het leven niet te vinden is in den krijgsraad. Ze keek u zoo innig gelukkig aan, en met dankbaarheid aan God erkendet gij dat een koning in de heiligste uren van zijn kortstondig verblijf hier beneden toch ook een mensch is.
Tegenover u zat immers frisch en springlevend ‘onze Frits’ met zijn Victoria? De zevenjarige Heinrich lei toen zoo vriendelijk vleiend zijn krullebol tegen uw knie en vroeg om een Märchen van Grimm, dat uit grootvaders mond zooveel mooier klonk dan uit dien der huurlinge die hem straks, als het geheimzinnige uur voorbij was, in zijn ledekantje zou leggen. Hij wenkte Charlotte dat ze stil moest zijn, want grootvader zou vertellen. Onderwijl droeg de hoop van uw huis zijn tien jaren zoo fier ten toon door den neus voor die kinderachtigheden op te trekken. Hij hoorde u liever van den stouten tocht naar Weenen verhalen, toen de Berlijners zijns vaders helm met groen en bloemen versierd hadden en zijn mama zoo vroolijk lachte door hare tranen heen.
Hoe innig gelukkig keekt gij toen in 't rond. Dat was een
| |
| |
oudejaarsavond naar het trouwe duitsche hart! Straks, als uwe koninklijke schoondochter zelve met de kleine Waldemar in de armen tot u komt, zult gij met volle gerustheid uwe handen over het kind uitstrekken en het aanbevelen in Gods genade. Als gij die op een oudejaarsavond in den heiligen familiekring aanroept, zeggen alle weldenkende harten: ‘Amen! Dat God u zegene, koninklijke huisvader, om uw vromen zin en uwe reine gedachten!’....
Zoo was 't verleden jaar!.... En thans?....
Thans hebben ze u den Sylvestermaaltijd onder de muren van Parijs toebereid en stoort de vijand uw stille verzuchtingen naar het vriendelijk tehuis met zijn kanongebulder van den Mont Valérien!
De familieleden, die heden uw disch omringen, zijn officieren. Wie er ontbreken, liggen daarginds op het kerkhof van Versailles, of slapen den doodslaap in de kuilen van Sédan en Gravelotte. Men zou ze niet meer kunnen vinden, al boodt gij uw kroon voor hun lijk. Bij tien- en twintigtallen heeft de grafdelver ze naast en op elkaar gestapeld. Ook de dood hield uwe bataillons en regimenten voltallig. De dood is sinds maanden uw opperste veldmaarschalk, machtiger dan gij, Oberster Kriegsherr und Bundesfeldherr! machtiger zelfs dan Von Moltke de chef van uwen staf, de kop van het gansche lichaam uwer legerkracht....
Welken Sylvestergroet, wat vriendelijke bede van het dankbare hart u dezen avond het zegedronken duitsche volk ook brengen moge.... uw oudejaarsavond is niets in vergelijking met dien van verleden jaar!....
Wat is een stad met twee millioen wanhopende menschen,
| |
| |
die gij elken dag met een bombardement bedreigen en met den hongerdood verschrikken moet, in vergelijking met den vredeboog, die zich welft over het paleis waarbinnen uwe dierbaren wonen? Wat is de streelende gedachte aan de vernedering waarin de schim van Lodewijk den Veertiende ronddwaalt door Lodewijk's eigen zalen, bij de zoete kinderstemmen die u verleden jaar in de ooren klonken? Haalt de keizerstitel bij een zegenbede uit den kindermond? Ligt er evenveel poëzie in een legerbericht van de schitterendste overwinning, als in een oudejaarsavond aan den huiselijken haard?
O, 't is mogelijk dat gij heden de knieën buigt en God dankt dat Hij u verwaardigd heeft als een werktuig in Zijne hand het vonnis van den Rechtvaardige te voltrekken aan een wufte en woelzieke natie.... Ik wil gelooven dat gij in oprechtheid het Germaansche ras bestemd acht om het Gallische te vernietigen; dat gij meent te gehoorzamen aan een heilige roeping; dat gij geen menschenlevens meent te mogen sparen om de rust te verzekeren aan uw trouwe duitsche natie. Maar al zijn er vóór u geweest die dat ook in oprechtheid meenden, ja, die hun zaligheid zochten in de leer, dat de God der liefde een geweldig God en de geboden der barmhartigheid geboden des bloeds en der vergelding zijn.... op den vredigen Sylvesteravond, als de gansche schepping den adem inhoudt om te vernemen hoe stof en asch de elementen zijn waaruit de tijd zijne verzameling van groote mannen en vorstelijke daden maakt...., dan rijst de twijfel uit de zegezangen zelve, dan sluipt zoo licht de angst voor eigen eerzucht een waarachtig koninklijk hart binnen.
Hadt gij den last, die u opgedragen werd, ook mogelijk reeds voldaan? Was op het slagveld van Sédan wellicht de grens uwer roeping?...,
| |
| |
En wat wilt ge doen met dat volk, als gij 't dieper vernederd hebt dan ooit een volk is vernederd geworden? Als gij in den ondergang van Parijs uwe eer hebt gewroken? Als ge aan het hoofd uwer heldenschaar de straten zult binnentrekken, waar eens het ijzeren gezicht van Blücher werd gezien?
Waart ge maar weer in Berlijn en reedt ge maar weer met uw blondlokkigen kleinzoon op de knie, gij die geroepen scheent om een aartsvader onder de koningen van Europa te worden, maar wien de latere geschiedschrijvers van het geknevelde Frankrijk een Attila zullen noemen, die in naam der beschaving tegen alle beginselen der beschaving te velde trok!....
Nog weinige dagen en ze zullen u de ijzeren kroon van het Heilige Duitsche rijk op de slapen drukken. Dan zal de vierjarige Victoria u niet meer kennen en Waldemar voor u wegkruipen. 't Kind begint al te loopen. 't Houdt zich aan stoelen en tafels vast. Ze leeren 't ‘grootpa’ zeggen tegen dat gij weer thuis komt.... Hoelang is 't al geleden dat gij de arme kleine niet zaagt, gij koning en keizer von Gottes Gnaden?...
Verleden jaar zat de gevangene van Wilhelmshöhe nog met al den glans van het keizerschap in de Tuileriëen. 's Anderendaags zou het groote receptie ten hove zijn!
Dan zouden de afgezanten van alle Europeesche vorsten, ook die van koning Wilhelm, naderen om hem een gelukkig nieuwjaar te wenschen.... en de zon van Austerlitz zou hoog aan den hemel staan. Zelfs zou die zon in nieuwen glans prijken, als de keizer, getrouw aan de traditie van zijn geslacht, de beginselen der revolutie zou kronen met zijn eigen diadeem. Hij had immers een verrassing voor zijne goede Franschen?
| |
| |
Hij zou gansch Europa verbaasd doen staan over de hoogte en diepte zijner fijngesponnen politiek!
Van morgen af zou hij het liberalisme als regeeringsbeginsel huldigen. Van morgen af zou hij de onverzoenlijke linkerzij dwingen hem haar steun te verleenen, of voor 't minst te erkennen dat hij oprecht was geweest, zoo dikwijls hij over de bekroning van 't gebouw der vrijheid sprak. Reeds had hij Ollivier bij zich ontboden; Ollivier, den aangewezen man van het liberalisme, die de republiek aan het keizerrijk zou weten te huwen, in wiens brein de verzoening van het beginsel der keizerlijke oppermacht met dat der volstrekte volkssouvereiniteit reeds was voltooid.....
En daarbij zou hij morgen herhalen dat het keizerrijk de vrede was, dat hij reikhalsde naar den dag, waarop alle zwaarden tot ploegscharen zouden gesmeed worden!
Of hij gelukkig was met het vooruitzicht op dien eersten dag van het jaar?.... Laat ons 't luide uitspreken dat er geen waarachtig geluk zonder volkomen oprechtheid bestaat; maar tevens, dat ook de wisselvallige politiek haar momenten van bevrediging en blijde verwachting kan hebben.
Ze hebben hem zijn geheele leven door een avonturier genoemd. Zelfs op 't toppunt van zijn glorie, toen niemand 't durfde zeggen, bleef de groote massa er hem voor houden. Vooral de politici, die een kijk op de dingen hadden, en de schrijvers van leadingartikelen, die er blijkbaar niet altijd een kijk op hebben, zwegen nooit geheel van de aanslagen op Straatsburg en Boulogne. Ze fluisterden dat hij nog elken dag op goed geluk ter jacht trok, aan 't hoofd van zijn opperjagermeesters, onder het blaffen zijner speurhonden en 't zweepgeklap van het oude imperialisme -; dat hij nog elken dag
| |
| |
op goed geluk ter jacht trok naar de heidevelden van het clericalisme, of de kreupelbosschen der revolutie, en dat hij zelf 't minst van allen zeggen kon of hij niet misschien tegen den avond platzak zou thuis komen.
Op avontuur, zeiden dezen, is hij naar Italie getrokken; als een echte Robin Hood heeft hij Venetië genomen om 't weer weg te geven, nadat hij den vrede had voorgeschreven met de punt van zijn degen. Als 't andersom was uitgekomen, zou men hem, evenals te Straatsburg, hebben uitgelachen. Op avontuur heeft hij zijn eersten luitenant Cartouche naar de Krim gezonden, om den man te Constantinopel nog een jaar of wat levens te verzekeren en de vleugels te knotten van den Noordschen gier, die op 't lijk van den grijsaard loerde. Als 't andersom was uitgekomen zou deze het gelag betaald hebben en was de eer toch voor hem geweest. Eindelijk heeft hij ook op avontuur zijn vriend Bazaine naar Mexico laten vertrekken. Op avontuur heeft hij daar een nieuwen keizerszetel gesticht, en op avontuur den armen dignitaris stilletjes laten fusileeren. Als 't eens anders uitgekomen ware.... Welnu, thans is 't anders uitgekomen. Bedriegende en bedrogen is de groote vredemaker ten oorlog getrokken tegen het machtige en overmachtige Pruisen. Het verraad, waarop hij gerekend had, heeft hem op zijn beurt verraden. Terwijl hij meende dat Zuid-Duitschland de rol van 1800 zou spelen, speelde 't die van 1813.
En nu zit de groote avonturier op Wilhelmshöhe. Het einde zijner heldendaden en staatkundige handigheden is gekomen. Een ruwe hand heeft den geheelen zak met hocus pocus leeggeschud en hem met een vloek van het kermisplein verjaagd. Als hij ooit terug kwam!.... Maar foei, wie denkt aan een herhaling van zijn grappen? We hebben meer dan
| |
| |
genoeg voor ons geld gehad. De farce is een akelige, bloedige tragedie geworden.
En toch, kunt gij een blik van mededoogen weigeren aan zooveel verblinding en zooveel teleurstelling? Inplaats van een zegetocht naar Berlijn, bereidde eigen dwaasheid dezen erfgenaam van Napoleon I een smadelijke gevangenis, te smadelijker omdat hij uit de schotels met het Brandenburgsche wapen eet, omdat de vorstelijke stoet, die hem omgeeft, aan alle nieuwtjeszoekers het recht geeft rond te bazuinen, dat hij nog altijd intrigeert, nog altijd droomt van nieuwe kansen en van een nieuw, ongehoord avontuur. Zelfs de bescheidenheid, die kamerwacht van alle ongelukkigen, wilde geen dienst doen op Wilhelmshöhe. Daarom plaatste de koning van Pruisen er zijn garde!
De eenige van alle grootmachten in Europa die zich ditmaal aangenamer zal gevoelen dan verleden jaar, is de graaf, of laat ons zeggen, de hertog Von Bismarck Schönhausen. Geen zweem meer van het podagra dat hem kwelde. De stevigheid van het groote Duitsche rijk, 't welk hij stichtte, heeft zich aan hem meegedeeld. Meer dan iemand had gedroomd of dan hij zelf durfde verwachten, is alles hem meegeloopen. Door Ossa op Pelion te stapelen heeft hij den rand des hemels bereikt. Nog één stoute poging en hij rooft den Goden het vuur uit den haard om alle broeinesten van het liberalisme voor goed uit te branden. In dit jaar is hij dichter dan Richelieu tot de volle ontwikkeling van het monarchale stelsel genaderd; maar wijzer dan deze heeft hij de wetenschap aan het ruwe geweld gepaard, en niet, gelijk de groote kardinaal, de edelste en beste krachten van zich ver- | |
| |
wijderd, zoolang hij berekenen kon ze noodig te hebben. Verlichting en welvaart stond in zijn banieren geschreven, en als de eene of andere hand daaronder of daarboven het woord vrijheid schreef, drong hij haar nooit terug. Tot loon heeft hij en hij alleen zijn koning gekroond, zal hij hem eerstdaags den mantel van Otto den Groote omhangen..... Ha! wij begrijpen dat er een meer dan grafelijke hoogmoed in zijn hart is, dat hij zijn oudejaarsavond viert vol blijde verwachtingen.....
Maar zullen die verwachtingen in het jaar 1871 vervuld worden, man van kracht en geweld, wiens pen een slagzwaard is, wiens schrijftafel ons walgen zou als een slachtbank, indien wij niet zoo kortzichtig waren?.... Ach onze politiek van den dag is een reusachtig telegram geworden, waarin alleen de mitrailleuse spreekt en de charge met de bajonet de beslissing schijnt te geven!....
Ja, mij dunkt, het beeld van Cyneas, den wijzen vriend van Pyrrhus, zal onzen bondskanselier dezen avond wel eens voor den geest zweven; de gedachte aan het lot van Prometheus zal hem komen storen in den slaap!... Is 't louter toeval dat hij, die de Goden durfde berooven, aan den Kaukasus geketend werd?..., Zou 't louter toeval zijn als hij, die de roeping van een staatsman des nieuweren tijds niet anders wist te vervullen dan door de traditiën van het Duitsche purper te vernieuwen...., als hij zijn werk vernietigd zag door den colossus in wien de feodaliteit haar Epos en al de beginselen van het Gezag hun hoogste uitdrukking zien?.... Een koning van Pruisen weigerde eenmaal de keizerskroon uit de handen van het Duitsche volk!.... Zijn opvolger zal ze aannemen als een geschenk en hulde zijner keurvorsten?.... Voorwaar, dit is geen heuglijk teeken, dit spelt weinig goeds!....
| |
| |
Ook de bondskanselier zou eenmaal kunnen schrikken van het beeld, dat hijzelf gebeiteld heeft. 't Is kwaad sollen met groote lui, vooral als wijzelven ze nog grooter maken dan ze zijn, bedenk dat, hertog Von Bismarck Schönhausen!
Och, kondt gij hedenavond in één groot accoord alle beden en wenschen van het kleine hoopje verstandigen onder de aardbewoners vereenigen, heilige Sylvester! opdat wij ten minste iets mochten vernemen wat niet laf, niet onzinnig, níet vreeselijk is!
Ik wou dat ge in de laatste ure maar één droppel waren humor op onze brandende tong kondt laten vallen, ons verkwikken met ten minste één enkel woord waarbij het hart trilt zonder te beven!....
Zijn er dan enkel slagvelden en lazarethen in de wereld en is er niets dan het roode kruis, dat in den pikzwarten nacht als een lichtende ster aan den hemel staat? O, ik groet dat kruis met geheel mijn ziel, maar ik smacht hedenavond naar iets vroolijkers. Ik zou weer willen zingen gelijk ik weleer gezongen heb. Ik zou mij weer willen nederzetten bij dampende kastanjes en warme punch, om aan niets dan aan kastanjes en punch te denken. Als er nu gegeten en gedronken wordt, moet ik de laatste depèches per luchtballon en misschien een nieuwe proclamatie van Gambetta er bij doorslikken.....
Meer dan ooit, mijn goede Sylvester, worden wij vergiftigd door politiek. Meer dan ooit wordt alle vroolijkheid verstoord door de couranten!.... Hebben we dáárom ons slofje onder en ons blindemannetje moeten prijsgeven?... Om telegrammen in de plaats te krijgen?.... Zal ik hedenavond
| |
| |
misschien mot een van mijn liefste nichtjes moeten kibbelen over de rastheorie en het recht der nationaliteiten?
Bij den hemel, dat is een roof aan ons levensgenot, zooals er nog nooit een straffeloos gepleegd is. Als Von Bismarck of Napoleon III ook dit op zijn geweten heeft...., ach neen, de schertsende toon klinkt droevig.....
Mijn vriendelijke oudejaarsavond! Ik wil u dan ten minste in de herinnering genieten. Straks, als de wijzer naar twaalf neigt, wil ik mij afzonderen en vijf minuten droomen van den tijd, toen ge nog in uw volle heerlijkheid prijktet. Ge droegt toen ook een keizerskroon, Sylvester! Uw hermelijn was destijds witter dan dat van den nieuwen rijksbestuurder. De morgenster schitterde op uw voorhoofd, en uw lange witte baard daalde af op een gordel van goud en diamanten.
't Was bij mijn grootvader aan huis. Reeds vroeg, dat is dadelijk na de avondkerk, kwam de geheele familie daar bij elkander. Ze waren naar 't mij voorkwam allen op hun Zondagsch. Zelfs een paar die 't minder ruim hadden, schenen voor ditmaal het beste uit de kast te hebben gehaald. En ze hadden, wat meer zegt, allen een vriendelijk gezicht meegebracht. Op ieders voorhoofd stond met groote letters: ‘Ik ben in den grond der zaak nog zoo kwaad niet’, en daaronder: ‘Als ik u in den loop van dit jaar iets onaangenaams gedaan heb, dan was 't niet zoo kwaad gemeend, hoor!’
Als ze allemaal binnen waren, dan werden ze geteld, dat wil zeggen, dan maakte grootvader de opmerking dat het toch een heel troepje bij mekaar was en dat ze zich allemaal nog al goed hielden. Zoodra grootvader dat gezegd had, kreeg hij van alle kanten zijn complimenten terug en deden
| |
| |
we ons best om hem wijs te maken dat hij, wat zijn uiterlijk betrof, best zijn eigen kleinzoon kon wezen.
Daarop werd er thee gedronken en ofschoon ik de thee op zichzelf een prozaïsch verschijnsel op den oudejaarsavond vond, zorgde ik, zoo gauw ik er maar bij kon komen, een paar kopjes machtig te worden om daarmee het liefste mijner nichtjes te kunnen naderen en, met het kopje dat ik voor mijzelven behield in de hand, mij achter haar stoel te posteeren. We kenden elkaar heel goed. We zagen elkaar, als we wilden alle dagen. We meenden, geloof ik, destijds allebei dat wij volgens menschelijke en goddelijke wetten eenmaal man en vrouw behoorden te worden, maar dat nam niet weg..... ja, hoogst waarschijnlijk juist daarom begreep ik dat wij op oudejaarsavond heel dicht bij mekaar behoorden te zitten en we deden dat zoo eenvoudig en ongezocht als twee duiven op den nok van het dak. Dat vond ik juist 't gezellige van 't geval.
Als de theeboel opgeruimd was en grootvader het sein gegeven had voor de warme bisschop en de heete punch, dan gingen wij pand verbeuren. Heusch! dan deden (en dat was in verband met den ondejaarsavond alweer 't aardige van 't geval), dan deden allen mee; ook mijn grootvader die altijd 't eerst met zijn brillendoosje voor den dag kwam, en zijn eenige ongetrouwde zuster die de panden bewaren en weer uitdeelen moest. Zooals 't met de panden uitkwam, zoo zoenden wij mekaar wanneer 't ons voorgeschreven werd, of ging de een op des anderen schoot zitten, wat wij de put noemden. Oude tantes zoende ik op de rimpelige wangen en mijn nichtjes, vooral dat eene, op de rozeroode lippen, maar ik bezweer u bij Sylvester, ik deed het een zoogoed als 't ander met eep bereidwillig en opgeruimd gemoed.
| |
| |
Op die gezellige manier brachten wij den vooravond door. We waren in ons gevoel nog als kinderen. God weet dat wij 't ook in alle oprechtheid waren in ons denken en spreken.
't Heeft mij altijd sterk getroffen dat dit laatste vooral op dien avond zooveel reiner en onschuldiger was dan anders. Zelfs een paar mijner tantes die een bijnaam aan 't kwaadspreken verdiend hadden, schenen de heele wereld in haar liefde en vriendschap te willen omvatten. Als ze 't niet laten konden een klein gebrek van haar naasten te gispen, dan (ik wil het desnoods met eede bevestigen) voegden zij zelve er alles bij wat tot verschooning en verklaring kon dienen, ja, als zij er volstrekt niet buiten konden, dan maakten zij haar aandeel aan het bericht te gelde en zeiden dat zij 't van een derde hadden en niet voor de waarheid durfden instaan.
Tegen halfelf gingen we aan tafel en tegen elf uur dronk grootvader zijn eerste glas op de familie. Hij sprak dan met warmte en welsprekendheid over 't geen er in het afgeloopen jaar gebeurd was. Wien dit meer bijzonder aanging bedankten hem met een traan en als er iets meer dan gewoons was voorgevallen, wat vreugde verspreidde in den ganschen kring, dan stonden wij op en klonken met de glazen. Zelfs is 't een enkele maal gebeurd dat wij aanleiding kregen tot een extra nieuwe betuiging van deelneming en liefde. Mijn nichtje en ik verzuimden bij die gelegenheid nooit ons aandeel in de familievreugde of smart ruimschoots te nemen.
Als 't wat verder naar twaalf kwam, moest ieder goedwillig en naar vermogen zijn toast drinken en rustte op mij en een paar andere jonge leden de zedelijke verplichting van een ‘toepasselijk vers.’ Als gij nooit de zalige verlegenheid der eerzucht gevoeld hebt en nooit de schuchtere vrijmoedigheid van den jongen dichter gekend, dan weet gij niet wat ik in die
| |
| |
oogenblikken gevoelde. Ik wist dat mijn publiek welwillend moest zijn. Ik wist ook dat mijn eigen ingenomenheid met mijn werk tegen alle aanvallen der critiek bestand was. En toch, welke hartkloppingen en welke zenuwtrillingen gingen den triumf mijner muze vooraf! Hoe duizendvoudig verdubbelde zich mijn angst eer ik de hand naar mijne lauweren durfde uitstrekken!
Als 't uit was vroeg mijn grootvader geregeld of ik 't op schrift had, en als ik met den noodigen omhaal van excuses de belijdenis had gedaan dat ik 't op schrift en in mijn zak had, dan vroeg de goede man of hij 't hebben mocht en stak 't op zijn beurt in zijn zak, om 't morgen bij de familiedocumenten te bergen. Dat was voor mij zoo goed als een Legioen van Eer of een Roode Adelaar!
Klokslag twaalf stormden de meiden binnen en klokslag twaalf stonden wij allen op en vielen elkaar om den hals. Over 't algemeen werd er dien heelen avond bovenmatig gezoend en een kapitaal aan vriendschapsbetuigingen en handdrukken besteed, maar grootvader zei dat dit er bij hoorde, en vooral met het oog op mijn nichtje heb ik daar nooit aan getwijfeld!
Er zullen, ja, er zullen bittere tranen gestort worden!.... In menig huis, waarvoor de bedelaar met jaloerschheid blijft stilstaan, zal op dezen eenen avond meer worden geweend, dan wij ooit zien zullen of ook maar vermoeden. De slachtoffers van den krijg zijn ontelbaar, en de wonden die geslagen werden treffen oneindig veel verder dan de hand die ze slaat berekenen kan.
Ga bij alle treurenden rond, heilige Sylvester! en wijs hen op
| |
| |
Hem, die boven dood en graf zijn zetel vestigt. Ga in naam van die allen rond en bid dat de liefde hele wat er nog te helen is, dat de liefde niet vertrage in haren strijd tegen ruwheid en geweld!
En.... ik bedenk mij.... als gij te midden van jammeren en gruwelen een tevredene vindt, die op de manier van mijn grootvadershuis wil feest vieren, och houd hem dan maar niet terug!.... Weer, wat ik u bidden mag, voor een paar uren de telegrammen en couranten en andere somberheid van zijne woning! 't Is een jaar om met bittere tranen te sluiten, Sylvester! Maar toch.... onze ouderwetsche oudejaarsavondjes mogen blijven...., hoor!
|
|