zongen: ‘Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij?’ en ‘Boven de starren en 's hemels boog’. Teksten van C.S. Adama van Scheltema wezen, begeleid door muziek van Johannes de Heer, op het enige perspectief in het leven: ‘'t Oog omhoog en hand in hand? / Wij gaan op des Konings roepstem, / Naar ons huis en Vaderland, / Over bergen en door dalen.’ Het was dát pad dat naar het paradijs zou leiden. John Bunyan was in 1682 al voorgegaan als schrijver van Christenreis naar de eeuwigheid, het allegorische verhaal over de pelgrimstocht naar het hemelse vaderland. Het werd al snel het meest verkochte boek ter wereld. In de christelijke geschriften keerde het reisaspect steeds weer terug. Christenen werden geacht als pelgrim op reis te gaan, naar het land achter de bergen en voorbij de sterren, omdat het hier beneden niet te vinden is. Ab Visser was als ‘jongeling’ lid van de christelijke Jongemannen Vereniging ‘Psalm 119:9’. Die naam verwees naar de Bijbelse vraag: ‘Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw Woord.’ Voor de zoekende schrijver in aanraking kwam met de grote literatuur, werd hij ingewijd in de christelijke poëzie van zijn tijd. Opwaartsche wegen was het tijdschrift dat een grote bloeitijd kende.
Willem de Mérode schreef erin, evenals Gerrit Kamphuis en Piet van Renssen. Zij werden Vissers voorbeelden. Dat gold ook voor Guido Gezelle, al was die laatste dan ook katholiek. De nodige jong-protestantse dichters waren in eigen kring omstreden; elders werd hun beweging lang miskend. Vissers gedichten werden aanvankelijk steeds vromer, maar al gauw bleek het geloof een worsteling. In zijn levenswandel raakte hij verbitterd. De mensch wikt... luidde de titel van zijn eerste roman. Hoe krommer hij door het leven ging, hoe meer hij zich door zelfspot overeind moest houden. De strijd om het bestaan dwong de dichter twee sporen te gaan volgen. Van poëzie alleen kon de schoorsteen onmogelijk roken. Daarbij waren er vele wegen die naar Rome leiden. Zo ontkwam hij er niet aan het onzuivere pad op te gaan. Maar ook de opwaartse weg wilde Visser niet tot een hoger plan brengen. Schrijven bleef hij. ‘Als je eenmaal hebt geaccepteerd dat je voor niets anders deugt’, zegt Paul Auster, ‘dan moet je bereid zijn de rest van je leven een lange, zware weg te bewandelen.’
Marinus van den Berg en Wim Huijser, Levenspaden. Over wandelen en onderweg zijn. Uitgeverij Ten Have, Utrecht 2016, 288 blz., € 19,99.
Wim Huijser