Liter. Jaargang 19
(2016)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Benno Barnard
| |
Juli (kil)Gisteren kreeg ik een uitnodiging om ergens in Nederland mee te debatteren over ‘de Europese droom’; het debat was gebaseerd op de premisse dat Europa een cultuur van ‘zachtmoedigheid’ had. Dat is ook zo, als we Alva en Mengele even vergeten. Maar, schreef ik terug, die zachtmoedigheid is ook onze achilleshiel, we zouden Europa nog in naam van de Europese humanistische waarden afschaffen. En dat ik liever niet mee kwam debatteren. Toen ik dat opschreef, verscheen voor mijn ogen prompt het beeld van dodelijk bleke ridders en van de als Lieftalligheid vermomde genadeloze vrouwe voor wie zij klaaglijk waarschuwden: | |
[pagina 62]
| |
I saw pale kings and princes too,
Pale warriors, death-pale were they all;
They cried - ‘La Belle Dame sans Merci
Hath thee in thrall!’
Strofe nummer x van John Keats' ballade ‘La Belle Dame sans Merci’. Ik stuurde mijn mail en voelde - Europees! Christelijk! - hoe Schuldgevoel zich uitrekte, opstond en zich in de handen wreef bij deze gouden gelegenheid om mij te kwellen, zoals de Schone Dame de dichter genadeloos kwelt met een visioen van castratie. | |
's Nachts (in mijn droom)Is het toegestaan de misogynie van Keats en Europa te interpreteren als een waarschuwing voor een al te verweekte samenleving, die niet meer in staat is een vijand als dusdanig te herkennen (want ook de vijand is het slachtoffer van psychische complexen)? | |
's OchtendsNatuurlijk is dat toegestaan. Hoe zou Keats hebben moeten weten wat het door hem geschrevene allemaal betekende. (‘Hath thee in thrall’ betekent in elk geval dat het je niet loslaat.) | |
22 juliDrukproeven van Mijn gedichtenschrift ontvangen. Veel van de door mij geciteerde dichtregels zijn zomaar afgebroken bij gebrek aan ruimte in de benauwde bladspiegel. Mailtje naar de redacteur, die belooft het ‘elegant’ te zullen oplossen. ‘Elegant’... dat woord bevalt me. Gedichten moeten van mij stevig en elegant zijn (net als vrouwen). Dat gedoe met regelafbreking in de poëzie is overigens zo neurotisch als de pest. De rest van de poëzie trouwens ook. Evenals de gewoonte om eerst mijn rechterwang te scheren, de pen op mijn bureau links van de laptop te leggen, de eucharistie volgens de ritus van Canterbury te vieren en de psychologie op gezette tijden te vervloeken, ondanks het feit dat Freud al een eeuw geleden op het verband tussen religie en neurose wees. Bij deze gedachte hoort het fenomenologische sonnet ‘Neurotics’ van Philip Larkin (hij schreef het in 1949): No one gives you a thought, as day by day
You drag your feet, clay-thick with misery.
None think how stalemate in you grinds away,
| |
[pagina 63]
| |
Holding your spinning wheels an inch too high
To bite on earth. The mind, it's said, is free:
But not your minds. They, rusted stiff, admit
Only what will accuse or horrify,
Like slot-machines only bent pennies fit.
Dit was het octaaf. U kende toch Engels? Hebt u ‘stalemate’ opgezocht? Kende u ‘slot-machines’? Mooi zo, dan is hier de rest: So year by year your tense unfinished faces
Sink further from the light. No one pretends
To want to help you now. For interest passes
Always towards the young and more insistent,
And skirts locked rooms where a hired darkness ends
Your long defence against the non-existent.
(Troost u, ook ik kom in Larkins gedichten soms een woord tegen dat ik niet ken.) | |
23 juliOp de achterflap van Mijn gedichtenschrift komt dit te staan: ‘Honderd jaar geleden plachten ontwikkelde burgerdames in een speciaal cahier hun favoriete gedichten over te schrijven. De wereld begon te vergaan toen dames ophielden een gedichtenschrift bij te houden.’ Dezelfde zinnen zijn te lezen in het prospectus van de uitgeverij. Vanmorgen stuurt Daniel Cunin mij in reactie daarop deze aantekening: ‘Toen ik student was in Aix-en-Provence bezocht ik soms twee zusters “vieille France”, schattig ouderwets, van mijn leeftijd, die een dergelijk schrift bijhielden. Ze verzochten ook hun bezoekers er een gedicht of een citaat van een geliefkoosd auteur in te schrijven...’ Toen ik die ironische cri du coeur de wereld in stuurde, zag ik in corset geregen en in een donkere japon gehesen dames van rond 1900 voor me, die nooit in kleur geleefd konden hebben. Daniel was een jaar of negentig later student. Ziehier de onvermijdelijke conclusie: de wereld vergaat op haar dooie gemak. | |
Begin augustusWat lees ik me daar in het tijdschrift Vlaanderen? ‘Remy C. van de Kerckhove (1921-1958), [...] auteur van humanitaire expressionistische poëzie in de jaren veertig en begin vijftig, speelde tussen 1938 en 1947 | |
[pagina 64]
| |
als centrale aanvaller voor Racing Mechelen en daarna tot 1950 voor Union SintGillis. De eind vorig jaar overleden experimentele dichter Jan van der Hoeven (1929-2014), overigens ook een verwoed zeiler, was volgens een gespecialiseerde voetbalwebsite van 1949 tot 1953 aangesloten bij de vereniging Cercle Brugge [...]. Van der Hoeven acteerde als spits voor veruit de sympathiekste ploeg in de omgeving van Brugge. In beider verzamelde gedichten heb ik evenwel geen reminiscentie aan de balsport kunnen vinden.’ Aldus Yves T'Sjoen, hoogleraar te Gent en in zijn vrije tijd scheidsrechter. Nu ik: Ik zie ik zie wat u niet ziet:
wiskunde in het doelgebied
en kunst: een dribbel, een lob,
een voorzet geschilderd op een kop.
U ziet hardlopen en zweten.
Ik zie intuïtief iets weten
en denken - om een goal te maken
moet je lichaam kunnen schaken
met het gezamenlijke brein
van enkelingen die een elftal zijn.
Ziet u wat ik met een bal kan doen.
Ik hou de wereld op mijn blote schoen.
Deze reminiscentie aan de balsport in het ongepubliceerde deel van mijn oeuvre heet ‘Jonge voetballer tegen sceptische leraar’. Ik schreef dit rijm voor een ploeggenoot van Christopher, die voor school dringend een gedicht over voetbal nodig had. Aardig van mij. Het leidde niet tot een fles wijn van de dankbare ouders, maar Vlamingen zijn, anders dan ze zelf denken, een ongemanierd en vrekkig volkje (juju). | |
Donderdag 11 juni 2015Ik ontdek in mijn agenda dat ik vergeten ben iets te noteren over bovenstaande dag. En dus neem ik de Teletijdmachine, de ferry naar Dover, de trein vanaf Canterbury en de Underground - aldus beland ik op Cavendish Square, in Flanders | |
[pagina 65]
| |
House, waar ik vorig jaar nog de presentatie van een vertaling van Verhaeren luister mocht bijzetten. Vandaag verschijnt A Public Woman, een keuze uit mijn gedichten, in een progressief perzikkleurig omslag. Ik ben nerveus maar goedgeluimd; de uitgever, mijn oude vriend Todd Swift (zelf een prima dichter), is goedgeluimd, al was het maar omdat hij nieuwe fondsen voor Eyewear heeft aangeboord; heel Londen komt me goedgeluimd voor. De lancering van mijn werk in een baan rond het Britse Imperium gaat gepaard met een toespraak van Todd, die mij ‘A great European literary figure’ noemt, wat om een of andere imperiale reden groter en Europeser en literairder klinkt dan in het Nederlands; David Colmer leest een paar van zijn voortreffelijke vertalingen voor; de dichteres Jane Draycott, die al een bemoedigende blurb heeft geleverd, brengt fragmenten uit het titelgedicht (het boekje is naar de monoloog ‘Het mens’ genoemd, een veertig pagina's tellend gedicht voor een actrice van een jaar of zestig). Na afloop van het formele gedeelte zet ik handtekeningen, drink de nectar der complimenten en het bier der Vlamingen; ach, ik voel me licht en gelukkig, ja, geheel verzoend met Vlaanderen, dat me zo gul onthaalt! Er zijn driehonderd exemplaren gedrukt, een oplage vergelijkbaar met de eerste druk van Keats' gedichten. Na afloop neem ik de nachttrein naar Canterbury, waar ik logeer bij onze oude vriendin Lady Kate Davson, een knettergek maar beminnelijk product van de Britse adelstand (ze was ook bij de presentatie); de volgende ochtend rijd ik dwars door de North Downs naar Dover en waan mij in een kinderboek. | |
VoetnootKate houdt net als ik niet van computers. Zo'n ode aan een Griekse vaas schrijf je toch met inkt op papier? Nog gezwegen van een gedichtenschrift... Zij en ik zijn blijven plakken in café De Negentiende Eeuw, bij kroegbaas Christopher Sholes (in zijn vrije tijd uitvinder van de typemachine). |
|