Wat ging er mis?
De oorzaak van het mislukken ligt in de oorsprong van nasa, die een voortvloeisel was van het Amerikaanse militaire ruimte- en luchtvaartprogramma. De astronauten die naar de maan gingen werden uit die achtergrond geselecteerd. Testpiloten en mariniers. Mannen van beton. Tijdens de lancering van Apollo 11 bleef de hartslag van Neil Armstrong voor, tijdens en na de lift-off strak op de zestig zitten. Het is natuurlijk altijd handig om één zo'n onverwoestbaar type aan boord te hebben. In geval van nood. Maar drie? Uit angst dat ze desondanks gegrepen zouden worden door maangekte werden de astronauten eenmaal op de maan strak geregisseerd door mission control op aarde. Het woord zegt het al: controle. Gewoon een beetje rondhangen en om zich heen kijken, wat ieder normaal mens in zo'n geval zou doen, was er niet bij. Er moesten metingen verricht en stenen verzameld worden. De schep in het zand, de blik naar beneden. Met als netto resultaat dat we nu zo'n driehonderdvijftig kilo maangruis en een paar snapshots bezitten.
Hoe anders had het kunnen zijn als men niet een testpiloot, maar een kunstenaar had gestuurd? Wat hadden we nu kunnen hebben als we niet Neil Amstrong maar Louis hadden gestuurd? Wat als Bob Dylan daar was geweest?
Tijdens hun verblijf op de maan moesten de astronauten verplicht slapen. Slapen! Op de maan! Daar hadden ze bij Duke Ellington niet mee aan moeten komen. Maar ze deden het, de gedrilde mariniers. In plaats van die paar kuub maangruis hadden we nu ook een novelle van Nabokov kunnen hebben of een foto van de aarde gemaakt door Andy Warhol. In zo'n geval hadden we echt iets gehad. Iets dat aan de hele onderneming werkelijk betekenis had kunnen geven, en een reden ook om terug te gaan. Driehonderdvijftig kilo maangruis is geen goede reden.
Maar niemand begreep eind jaren zestig waar men werkelijk mee bezig was. Wat de diepere symbolische betekenis van de onderneming was. Hadden ze dat wel geweten, dan hadden ze Neil Armstrong alleen gebruikt om de raketten te testen. En als dat eenmaal gelukt was hadden ze elkaar aangekeken.
‘Oké. Hij doet het. Wie zullen we als eerste sturen?’
Schichtige blikken door de vergaderruimte. Niemand durft iets te zeggen. Dan legt de notuliste haar potlood neer en zegt: ‘Waarom bellen we Elvis niet?’
En natuurlijk vindt iedereen dat een geweldig idee. Dus zo gezegd, zo gedaan.
Priscilla neemt op.
‘Ja, met de nasa hier, mogen we Elvis even spreken?’
‘Hij zit in bad, heeft het haast?’
‘Eigenlijk wel ja.’
‘Ik zal 'm even roepen. Momentje.’
En ze zouden de situatie hebben uitgelegd en gezegd: ‘Luister King, wij hebben