| |
| |
| |
Roel Bentz van den Berg
Three steps to heaven
The formula for Heaven's very simple
Just follow the rules and you will see
Just follow steps one, two and three.
Graag wil ik het hebben over een bijzonder relikwie, met de nadruk op reli, niet op kwie. Ik wil het hebben over een single. Wat heeft een schijfje vinyl van zeven inch (ongeveer achttien centimeter) doorsnede te maken met het thema van dit verhaal: het getal drie en dan met name de drie in verband met muziek? Wel, behoorlijk veel, zoals ik in het vervolg van mijn verhaal hoop aan te tonen, en dan vooral waar het gaat om mijn stelling dat ‘drie’ naar inhoud en betekenis eigenlijk ‘één’ is - en de één omgekeerd eigenlijk drie is, of, preciezer gezegd: dat de drie de manifestatie is van het Ene. Of op z'n Heideggers: dat de drie de ‘ontberging’ is van het verborgen Ene. Niet zomaar voor de lol verborgen, trouwens: het verborgen zijn behoort tot het wezen van het Ene.
Mijn eerste associatie bij ‘drie’ is een regel uit de song ‘No Surrender’ van Bruce Springsteen: ‘We learned more from a three minute record than we ever did in school.’ Het zou het motto van dit verhaal kunnen zijn. Sterker nog, het is het motto van van dit verhaal. Eventueel in combinatie met het kinderrijmpje ‘Eén ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie ei is een paaaasei!’. Een rijmpje dat in één zin samenvat wat ik eerder zei over de drie als de manifestatie van het Ene.
Voordat ik inga op de vraag wat er van een plaatje van drie minuten dan precies te leren valt, en wat niet op school wordt onderwezen, wil ik u alvast attenderen op de wij-vorm waarin die uitspraak is gesteld. Het is niet ‘I’, maar ‘We learned more...’ Met andere woorden: de eerste les - misschien zelfs wel les één tot en met drie - is dat je niet alleen bent. ‘Gimme your hands, you're not alone’, zoals David Bowie alias Ziggy Stardust begin jaren zeventig tig keer zou herhalen aan het slot van het op het pathetische af melodramatische nummer ‘Rock 'n Roll Suicide’.
Maar eerst nog even over dat grammofoonplaatje zelf. Met een ‘three minute record’ kan The Boss, Springsteen dus, niets anders bedoelen dan een single. De
| |
| |
enige ware single is een rond, plat schijfje vinyl van, ik zei het al, zeven inch in doorsnede (zo'n achttien centimeter, dat is: twee keer drie keer drie centimeter), met een klein of iets minder klein rond gat in het midden, dat je, met dat gat of gaatje als opening voor de spindel, op een draaitafel kunt leggen en waar - wanneer je er met zo'n elegante mechanische arm een naald, lees minisaffier of diamant, in laat zakken - via het zogeheten element en voorts via versterker en luidsprekers muziek uit komt, zoals die ligt opgeslagen in de in het vinyl geperste groeven.
De eerste single werd in 1949 op de markt gebracht door rca en ik vind het nog steeds een van de meest magische objecten die de moderne wereld ooit heeft voortgebracht - al was het maar omdat ik nooit goed heb kunnen bevatten hoe het in godsnaam mogelijk is: geluid opslaan op een plat stukje plastic, en niet zomaar geluid, een beetje vaag geruis of wanhopig gekras in het donker, maar ritmisch en harmonisch gestructureerd geluid, gezang, getrommel, getoeter, gepingel, getokkel, gestrijk, kortom: muziek. Een net zo wonderbaarlijk gegeven eigenlijk als het feit dat er in onze hersenen een heel universum aan gedachten, herinneringen, waarnemingen, gevoelens, inzichten, beelden, visioenen en niet te vergeten ook nog eens allerlei handleidingen en aansturingsprogramma's voor de werking van ons lichaam zijn opgeslagen.
Wat niet veel mensen weten, is dat dit laatste - van dat universum en dat bevatten - alleen mogelijk is dankzij de onzichtbare verbinding die die hersens onderhouden met iets wat misschien vergelijkbaar is met wat in digitale termen een cloud heet, maar wat ikzelf met een minder abstracte en poëtisch veel preciezere term liever ‘ziel’ noem, soul. Ik denk wel eens dat de verhouding tussen de hersens en de ziel (of, in het ernstig vervreemde, de ziel ontvreemdende jargon van de filosofie sinds Descartes, tussen ‘lichaam’ en ‘geest’) dezelfde is als die tussen de grammofoonplaat aan de ene, en de muziek die daar op staat aan de andere kant.
Misschien dat u zich het nummer ‘Het spel kaarten’ kunnen herinneren, gezongen, of eigenlijk verteld, door Gerard de Vries, artiestennaam ‘Cowboy Gerard’, en uitgebracht in 1965. Het Amerikaanse origineel ‘A Deck of Cards’ stamt uit 1948 en staat op naam van een zekere T. Texas Tyler. Het gaat over een soldaat die tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt gearresteerd omdat hij in de kerk tijdens de dienst met een spel kaarten zat te spelen, en vervolgens door de militaire politie aan de tand wordt gevoeld waarom hij niet net als alle anderen in die kerk de Bijbel voor zijn neus had. Zijn antwoord komt erop neer dat wat hem betreft elke kaart uit dat kaartspel heel nadrukkelijk naar iets uit diezelfde Bijbel verwijst. De aas herinnert hem eraan dat er slechts één God is, de twee dat de Bijbel uit twee delen bestaat, het Oude en het Nieuwe Testament, de drie staat voor de heilige Drie-eenheid, en zo - via onder meer de vier evangelisten, de zevende
| |
| |
dag, de tien geboden, de tweeënvijftig weken van het jaar - voort tot aan zijn conclusie dat zijn spel kaarten eigenlijk de Bijbel, een kerkboek en een almanak ineen is. En dan volgt de legendarische slotregel: ‘Beste mensen, dit was een waar verhaal. Ik weet het zeker, want die soldaat, dat was ik...’ En ik vertel dit verhaal weer omdat de single voor mij dezelfde functie vervult als het spel kaarten deed voor die soldaat.
De aanduiding ‘single’ zegt het al: we hebben te maken met iets dat één is, enkel, het ‘Ene’. Maar dat Ene is ook ‘twee’, want heeft twee kanten, een a- en een b-kant. Die b-kant wordt ook wel de flipside genoemd, en hoe belangrijk die kan zijn weten we uit de prachtfilm Diner van Barry Levinson, waarin een van de jongemannen die elkaar dagelijks (of eigenlijk nachtelijks) in de diner uit de titel treffen, zijn echtgenote tijdens een ruzie, als ultieme typering van haar gebrek aan oprechte betrokkenheid bij zijn leven, voor de voeten werpt: ‘You never ask me what's on the flipside of my records!’
Maar het is, en daar gaat het me hier om, vooral ook, zuerst und zumeist (om weer met Heidegger te spreken) ‘drie’, want, zie Springsteen, een single duurt drie minuten, en in die drie minuten wordt alles gezegd, alles wat er maar te zeggen of te zingen valt. En dan heb ik hetnog niet eens over de drie akkoorden waaruit de meeste songs op die single bestaan of zouden moeten bestaan of over het aftellen vooraf of zelfs nog tijdens, zoals in ‘Blue Suede Shoes’ van Carl Perkins: ‘One for the money, two for the show, three to get ready and go go go.’
Meestal duurde een singlekantje zo'n drie minuten, zeker tijdens de hoogtijdagen van de single, de jaren vijftig en tot eind jaren zestig. In kloktijd-werkelijkheid was de duur van een single weliswaar eerder twee en een halve minuut of vaak korter nog, maar die drie minuten waren niet alleen de grens - langer zou het plaatje ongeschikt maken voor airplay via de radio of jukebox, en in dat opzicht vormde ‘Like A Rolling Stone’ van Bob Dylan, ook weer uit 1965, een van de beste en leerzaamste singles aller tijden, met zijn (twee keer drie is) zes minuten rond een enorme doorbraak - die drie minuten als zijnde de duur van een singlekantje moeten vooral ook symbolisch worden begrepen, symbolisch en programmatisch. ‘Duur’ dus in de Bergsoniaanse zin van ‘innerlijke, ervaren tijd’ - waarin drie minuten een lifetime kunnen zijn.
Nu dit soort filosofische termen als ‘innerlijke tijd’ en ‘duur’ en het ‘ene’ opeens weer als hagel uit de lucht komen vallen, lijkt mij het juiste moment aangebroken om even terug te gaan naar de historische betekenis van het getal drie. En laten we, ego- en ethnocentrisch als we zijn, in het Westen beginnen.
Bij de oude Grieken gold het getal drie als een verwijzing naar het toppunt van volmaaktheid. Omne trium perfectum, om het op z'n Latijns te zeggen. Volgens de getallenleer van de vaak ook als sjamaan aangeduide denker Pythagoras - voor
| |
| |
wie getallen ontologisch, zijnsgewijs zeg maar, het soortelijk gewicht hadden van ‘dingen’ - was drie het getal van de wijsheid, de vervulling, van de vrede, de harmonie en het huwelijk. Bij ‘vier’ gaat immers de tijd, als zijnde de vierde dimensie, weer een rol spelen; en met de vergankelijkheid die dat met zich meebrengt komt er al snel de klad in al die volmaakt abstracte verhevenheid.
In de Griekse mythologie is het drievoudige, het triadische, vaak een attribuut van de goden en godinnen die geassocieerd worden met de onderwereld. Zo wordt Typhon vaak afgebeeld met drie lichamen met elk wel dertig drakenkoppen erop, die samen een onbeschrijfelijk geluid konden voorbrengen, een mengeling van bliksemende godentaal, stierengeloei, hondengejank en schril gefluit. En Hekate, de godin van de tovenarij, van de geboorte en de maan, maar ook van huis en haard, Hekate had niet alleen drie lichamen maar ook drie hoofden - van een hond, een paard en een slang of een leeuw, en liet zich bovendien - wat mij altijd buitengewoon heeft geïntrigeerd - graag vergezellen door een tweetal spookhonden. Vanwege haar associatie met driesprongen werd haar beeltenis vaak op kruispunten van wegen neergezet. En behalve met de Drie blootdansende Gratiën, heeft ieder mens natuurlijk ook te maken met de Drie Schikgodinnen - de spinster, de doorgeefster en de afknipster - en met de Erinyen, de drie Furiën, wraakgodinnen, dochters van de nacht: wie komt ze niet regelmatig tegen in zijn of haar dromen? En dan is er nog Hermes, de god van de handel en de dieven, die echter bovenal ook een psychopompos was oftewel iemand die de zielen van de overledenen naar de onderwereld loodst. Die had van alles maar één, maar zijn eenheid werd destijds aangemerkt als drievoudig. Niet alleen vormde hij samen met Athene en Perseus een trio dat de strijd aanbond met de Medusa - lees: de pathologische diepten van ons onderbewustzijn - maar, als soulbrother van de Egyptische god Thoth werd hij ook wel Hermes Trismegistos genoemd. En deze driewerf grootste Hermes was niet alleen de god van de schrijvers, met vooraan Harry Mulisch, die hem regelmatig aanriep in zijn werk, maar vervulde ook een belangrijke rol in de alchemie.
Over de alchemie en de rol van het getal drie, met name in de gecompliceerde relatie van de drie tot de één en de vier, is veel te zeggen. Ik beperk me hier tot een van de vele getalsmatige grondregels uit de alchemie: het Axioma van Maria, zo genoemd naar Maria Prophetissa, een alchemiste uit de, jawel, derde eeuw na Christus, en dat axioma luidt als volgt: ‘Eén wordt twee, twee wordt drie, en uit de derde volgt het het ene als het vierde.’ Carl Gustav Jung zag dit axioma, dat als leitmotiv door de hele geschiedenis van de alchemie loopt, als een ideale metafoor voor het proces van wat hij ‘individuatie’ noemde, de geleidelijke marginalisering in iemands leven van het ego ten gunste van het veel méér omvattende Zelf. Daarbij staat de ‘één’ voor de fundamentele eenheid van het onbewuste, de ‘twee’ voor
| |
| |
het conflict tussen de door het bewustzijn gecreëerde tegenstellingen, en de ‘drie’ voor een potentiële opheffing van die tegenstellingen, een verzoening op een hoger of, same thing, dieper niveau. Die derde heeft dus een functie die de functies van de één en de twee overstijgt, een functie die in het teken staat van de spanning tussen bewustzijn en onderbewuste en tevens hun oorspronkelijke èn uiteindelijke eenheid ondersteunt. Met ‘het ene als vierde’ wordt dus een bewustszijn-transformatie bedoeld waarmee de eenheid en de daarbij horende rust in de tent is hersteld. Geen zucht naar méér meer, die honger is gestild, je bent terug in het hier en nu, waar al het noodzakelijke voorhanden is - en al het voorhandene noodzakelijk, maar dit terzijde.
Het motief van de overstijgende oftewel transcenderende werking van de drie en het herstellen van de eenheid op een hogere niveau - waarbij je een streepje moet denken tussen ‘één’ en ‘heid’ - is overigens niet alleen voorbehouden aan een schaduwtraditie als die van de alchemie en de mystiek. Ook in de offciële geschiedenis van de filosofie speelt het een belangrijke rol. Denk alleen maar aan de dialektiek van Hegel: these - antithese - synthese, waarbij het derde lid niet alleen de verzoening op een hoger plan is van nummer één en twee, maar tegelijk zelf ook weer uitgangspunt is voor een volgende draai in de spiraal, met andere woorden: een nieuwe één. Et cetera. Althans, tot zo'n drie natuurlijk per ongeluk een beetje flink uit de kluiten gewassen vier tegenkomt. Het denken, met name ook het creatieve denken is - als het er op aan komt dingen te onderscheiden, er een kwestie van of-of van te maken, en ze vervolgens weer op een hoger plan met elkaar te verbinden, want dat is denken - dol op driedelingen. Denk maar aan al die triologieën en drieluiken, aan de eeuwige zang-en-dans van de drieslag enerzijds-anderzijds-conclusie, of aan de drie bedrijven van een film of toneelstuk, waarbij in het derde bedrijf alle eindjes weer netjes aan elkaar worden geknoopt. In het Verre Oosten - niet alleen letterlijk, geografisch ver, maar ook figuurlijk, want, lang geleden, wetenschap en technologie daargelaten, vaak veel verder dan wij ooit zijn gekomen - in het Oosten werkt de mind net iets anders, zeker als het om de drie gaat. Ik denk bijvoorbeeld aan, ook een favoriet van Jung en ook, net als de alchemie, een goed voorbeeld van een uiterst verfijnde, alle ins en outs van de menselijke psyche recht doende geprojecteerde psychologie: de I Ching, oftewel Het Boek der
Veranderingen, een zogeheten - denigrerende term - ‘orakelboek’, met als leidende gedachte dat op elk gegeven moment de hele werkelijkheid, zonder vooraftrek of naheffing, in het hier en nu aanwezig is, dus niet alleen inclusief het verleden, maar ook inclusief de toekomst, althans qua tendensen, want met enigerlei vorm van voorbestemming heeft het niets te maken.
De I Ching bestaat uit vierenzestig zogeheten hexagrammen, oftewel vier maal vier maal vier figuren van elk twee keer drie lijnen. Wanneer je drie muntjes op- | |
| |
gooit - want zo raadpleeg je het boek - zes keer achtereen, voor elke lijn één worp, terwijl je je ondertussen concentreert op de vraag die je het boek wilt stellen - is volgens die gedachte zowel het moment van gooien als hoe die munten vallen, in welke configuratie van kop of munt zeg maar, noodzakelijkerwijs en per definitie een weerspiegeling van het grote moment, het grote hier en nu, waarvan immers alles deel uitmaakt. Zo'n configuratie van de muntjes, waarbij kop voor yang staat en munt voor ying, correspondeert met één van de vierenzestig basispatronen van de werkelijkheid - en dat is dus inclusief de psychische werkelijkheid - die in de I Ching staan beschreven door middel van de genoemde vierenzestig hexagrammen. Elk bestaande uit twee keer drie lijnen, die ieder apart ook weer te onderscheiden zijn als ‘stabiel’ of ‘in beweging’, waarbij de bewegende lijnen - bewegend in de richting van hun tegendeel, hun antithese - de tendenzen voor de toekomst aangeven, de innerlijke dynamiek van het grote moment waarin degene die het boek raadpleegt zich bevindt. Eigenlijk zijn het een soort abstracte mandala's, die hexagrammen, of in Westers jargon: grafische testimonia voor de gedachte dat de onderliggende eenheid van het universum weliswaar alleen aantoonbaar is via tegenstellingen (het is niet a en ook niet niet-a) maar zich, al die tegenstellingen transcenderend, toont in wat Jung dan noemt synchronistische gebeurtenissen. Gebeurtenissen die tegelijkertijd plaatsvinden en ogenschijnlijk in geen enkel causaal verband tot elkaar staan, maar wel in een betekenisvolle relatie die minstens zo krachtig is. Een typisch geval van de ‘verviering’ van de
drie, als u het mij vraagt. En van de I Ching naar de Tao Te Ching. Daarin staat, en de uitspraak wordt toegeschreven aan Lao-Tse, de grondlegger van het taoïsme: ‘Eén baart twee, twee baart drie en drie baart de tienduizend dingen.’
Ik vind dat mooi, deze terugkeer op de derde tel van het vele hier beneden in plaats van het ene daarboven, vanwege de doorbreking of, zoals u wilt, de openlijke deviantie van het verticaal-centralistische denken met alle totalitaire trekjes die daar bij horen. Hoewel, ‘derde tel’...? Strikt genomen is het natuurlijk de tel na de derde, oftewel de vierde tel, waarop het vele, en daarmee het veel democratischer, polytheïstische universum weer zijn intrede doet. Ik moet hierbij onvermijdelijk denken aan soulman Wilson Picketts hitversie van het nummer ‘Land of a thousand dances’ uit het magische jaar des heren 1966 - een land dat natuurlijk ook het land van Laozi's tienduizend dingen is en dat we pas kunnen betreden, of dat zich pas voor ons ontvouwt, nadat de Wicked Pickett aan het begin twee keer achter elkaar luid en duidelijk tot drie heeft geteld: ‘one two three - Taahhh! - one two three - Taahhh!’ En ja hoor, daar verschijnen ze, niet op de three maar op de taahhh: de boeddhavelden met hun tienduizend dansen, het land van de tienduizend dingen dat je alleen dansend kunt betreden. We zijn binnen! Probeer ons maar weer eens van die onafzienbare dansvloer af te krijgen!
Het westerse, of misschien moet ik zeggen: christelijke denken heeft er lang
| |
| |
over gedaan voordat ze deze vierde tel wilde erkennen, en dan nog alleen, vooral wat de mannenbroeders betreft, knarsetandend, en zonder afstand te willen doen van hun monotheïstische machtspositie. In de Bijbel ritselt het van de drietjes, met name in het Nieuwe Testament. Rond Jezus is het bijna allemaal drie wat de klok slaat, te beginnen met de drie wijzen uit het Oosten die in de stal van de ezel en de os op kraambezoek kwamen bij Maria en Jozef. Hij was dertig bij zijn doop in de Jordaan, het moment waarop hij, zo wil het met name in de gnostiek, pas echt de Christus werd. Aansluitend bracht hij veertig dagen door in de woestijn, waar de duivel hem tot drie maal toe probeerde te verleiden (om stenen in brood te veranderen, van het dak van de tempel te springen en dan door engelen opgevangen te worden, en - in ruil voor één knieval voor hem, de Satan en de droom van elke tegenstander van 007 - tot het aanvaarden van de wereldheerschappij). Volgden drie jaren van wonderen, genezingen en predikingen, tot hij, verraden door Judas, en tot drie maal toe door Petrus verloochend te zijn, door de Romeinen werd ingerekend, en na een showproces ter dood werd veroordeeld. Op drieëndertigjarige leeftijd stierf hij om drie uur 's middags aan een van drie kruisen op Golgotha, en na drie dagen dood te zijn geweest stond hij weer op. En dat betrof alleen nog maar het begin en het eind van zijn aardse leven.
Maar het meest overrompelend is de drie natuurlijk aanwezig in wat wellicht het meest centrale (en centralistische) axioma uit het christendom is, het fundament onder het monotheïstische denken: de Heilige Drie-eenheid van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest. De drie als ontvouwing, als geestelijke manifestatie van het onuitsprekelijke en transcendente Ene - als zijnde het Grote Paasei in the sky. Een punt dat in vele Bijbelse en middeleeuwse verhalen wordt benadrukt. Als iets één keer gebeurt is het toeval. Twee keer? Daar moet de immer tweedracht zaaiende duivel achter zitten. Drie keer, dan is het, zeker weten, een teken van God! Verder tellen was overbodig, althans zo'n tweeduizend jaar lang, tot 1950 om precies te zijn, het jaar dat Paus Pius xii na veel theologisch geharrewar en ruim negentien eeuwen na dato eindelijk de lichamelijke tenhemelopneming van de Moeder Gods officieel als dogma fidel bevestigde. Vóór die tijd werd de ‘ontslapenis van Maria’, zoals het in de Orthodoxe kerk heet, weliswaar gevierd, maar kon er, vanwege het feit dat er in het Nieuwe Testament met geen woord over haar hemelvaart werd gerept, van een gelijkstelling met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest geen sprake zijn. Maar sinds 1950 dus wèl - met alle gevolgen voor de Drie-eenheid van dien.
Exit om te beginnen de volmaaktheid, zoals die al sinds mensenheugenis verbonden was met het getal drie, met alle zelfgenoegzaamheid van dien. Een volmaaktheid die vooral in the mind bestond, in de wereld van de ideeën en niet, zoals wij elke dag met onze eigen ogen kunnen ervaren, in de concrete werkelijkheid, en het is precies die concrete werkelijkheid die met de vier in al zijn weerstand en
| |
| |
weerbarstigheid en zowel goddelijke als menselijke onvolmaaktheid zijn intrede doet. Of eigenlijk, met dank aan Maria, haar intrede doet. Want exit ook het old boys network en de drie mannenhanden op één despotische buik van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, die - één voor allen en allen voor één - altijd één lijn trokken, een lijn die ook nog eens akelig verticaal en recht liep. Dankzij Maria en de vierde functie, die zij niet alleen in de kerk maar ook in de psyche vervult, is die lijn beweeglijk geworden, bevallig, warm, meevoelend, wijs: een lijn die harten verbindt, een dansende lijn, een hotline van ziel tot ziel. Dat is mijn axioma van Maria. De drie mag dan de idee van het Ene als de volmaakte schepping vertegenwoordigen, maar is daarmee nog niet verwerkelijkt op het fysieke vlak. Om alle mogelijkheden en vormen en dingen die in dat Ene besloten liggen concreet te maken in onze driedimensionale wereld hebben we de vierheid nodig, de Teriade, om onze ervaring diepte en inhoud te geven. Want de vier zet de drie niet alleen weer met beide benen op de grond, maar verzorgt als tegenwicht tegen al dat ijle streven naar het hogere-en-hogere ook de verbinding met de diepten, het onderbewuste, de intuïtie, het mysterie: de sprong in het duister. Je telt af: ‘Eén... Twee... Drie!...’ En op de vierde tel spring je - nee, die vierde tel is de sprong - en begint alles pas goed: het feest, de race, het spel, het gedonder, het lied, van voren af aan.
Met mijn lofzang op Maria en haar dansende ‘vier’ zijn we, hoe kan het ook anders, terug bij waar we begonnen zijn, bij de single, bij het one-two-three-four van de New Yorkse punkrockband The Ramones bijvoorbeeld, wier briljante singles eind jaren zeventig zelden of nooit langer duurden dan twee minuten, maar niettemin bij uitstek voorbeelden waren van de three minute records waar je meer van kon leren dan je ooit op school onderwezen had gekregen. Zoals ook de singles van Little Richard daar stuk voor stuk voorbeelden van waren, en van Elvis natuurlijk, en Jerry Lee Lewis en The Drifters en The Ronnettes en Sam Cooke en Aretha Franklin, Gary us Bonds, Sam & Dave, Question Mark & The Mysterians, The Outsiders, The Stones, en noem maar op. Kortom: al die stemmen en tweede en derde stemmen, al die gitaren en blazers en bassen en drums die mij vanaf dat kleine, hypnotiserend in de rondte draaiende plakje plastic toeriepen, bliezen, loeiden, trommelden dat ik zelf ook een roeping had, er misschien wel één was, en er aan toevoegden dat de officiële versie van de werkelijkheid die mij thuis en op school en vanaf de kansels en krantenpagina's en televisieschermen als enige juiste werd voorgehouden er slechts een van velen was en zeker niet de mijne hoefde te zijn, en:
- dat ik het recht en ook de plicht had om vrij over mijn eigen verbeelding te beschikken en me door niets of niemand te laten beklemmen of bedrukken, en zeker niet vanwege iets in mijn uiterlijk, mijn kleur of mijn sekse, noch in mijn innerlijk, mijn aanleg, voorkeur of overtuiging;
| |
| |
- dat het oké was om mijn lichaam en mijn ziel uit de catacomben te bevrijden waar het christelijk-Cartesiaanse denken ze zolang in aparte kerkers had opgesloten en dat ik daarvoor alleen maar even met mijn heupen hoefde te bewegen;
- dat mijn hart niet alleen het beste kompas denkbaar is maar ook een vuist kon maken als het nodig mocht zijn en dat is vaak, want onderscheid maken is - wat ze je ook wijs proberen te maken - niet hetzelfde als discrimineren, afwijzen, buitensluiten, kleineren, noch is het alleen maar (meestal niet zelfs) een kwestie van rationaliteit, van consequent zijn of van goed en kwaad. Want waar het werkelijk om gaat, gaat aan al dat soort onderscheidingen vooraf en voorbij, en is - in tegenstelling weer tot de officiële versie - alleen maar schijnbaar buiten bereik, omdat de busverbinding met dat bereik niet buiten je ligt maar binnenin.
Wat ik die stemmen, gitaren, blazers, bassen en drums hoorde zeggen, en niet alleen zeggen, maar tegelijk ook metterdaad bewijzen, en nog, is dat anderen het misschien beter zullen weten (in ieder geval zullen zeggen dat ze dat doen), maar dat de meest waardevolle, inspirerende, desolaat-lyrische en bevrijdende dingen die er zijn zoals liefde, hoop, dromen, zich bij voorkeur tegen beter weten in laten vinden en ervaren.
Het is dit soort geheime informatie die in de groeven van elke single staat geperst en die dankzij de intieme aard van de relatie tussen muziek en luisteraar via het element van je ziel en de versterker van je hart tot spreken komt in je leven: in de slaapkamer, in de keuken, de salon, op een plank in de garage, in de tuin, op straat, op het werk, op de computer, in je zak, op je heup, aan je pols, in hoe je staat en loopt en danst en vrijt: de muziek die overal vlak naast je loopt en tweede stem zingt bij al je overwinningen en nederlagen, en die over al je dromen en verlangens waakt om ervoor te zorgen dat ze levend blijven, die dromen en verlangens, zelfs nadat ze zijn vervuld. In al die three minute records zitten lessen verborgen die je hele leven meegaan, omdat ze zich voortdurend blijven vernieuwen.
Het heeft ook niets met nostalgie te maken, wanneer bij het horen ervan de tranen in je ogen komen of de lijnen in je gezicht weer aan het dansen gaan. Wat je je herinnert en wat je ontroert is niet je jeugd op zich, maar dat liedje, die ene single, en de deuren die er in je hoofd en hart niet alleen door open gingen maar er vaak ook nog eens door uit hun hengsels sprongen en die hengsels uit de muur.
En o ja: je bent dus niet alleen.
Je bent - niet - al - één.
Dit is een verkorte weergave van de lezing die de auteur hield op het festival ‘The Art of the Trio’ in het Muziekgebouw aan 't IJ op 30 december 2012.
|
|