Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Liter. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,30 MB)

Scans (21,66 MB)

ebook (5,04 MB)






Genre
proza
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Liter. Jaargang 16

(2013)– [tijdschrift] Liter

Vorige Volgende
[p. 51]

Lieneke Kruithof
Hooglied of Lied der Liefde

A-2:5

 
Traag bewoog ik, ritmisch, stamelend.
 
O god, sterk me want ik ben ziek van liefde.

I-1:6

 
Ik werd alleen wakker want je rommelde
 
in de kelder. Was je de mijne en toch
 
ook niet - ik was je redder. Niet te
 
geloven dat je huis een kerk kon zijn,
 
zo vochtig, zo heilig van productie en
 
geladen van zaad dat groeide en bloeide
 
onder mijn stem en staakte en sliep onder
 
mijn armen. Maar ik was je minnaar niet
 
dus ik zweeg: minacht me niet omdat ik
 
zo donker ben, de zon heeft me gebruind.

II-2:7

 
Weglopen redde mijn avond maar ook
 
mijn toekomst. Kom ik zal voor je zorgen
 
trilde hij, en ik brak - die anderen
 
dachten dat ik debiel was van liefde.
 
Ze zwegen mijn wezen voorbij. Ik haalde
 
de trein in, en de tijd, en het badwater
 
kookte het bittere uit mijn ziel. Borst,
 
handen, wangen. En ik dacht nog: dochter
 
zweer toch - maak de liefde niet wakker
 
maar laat haar sluimeren zolang zij wil!

III-3:3

 
Je lievelingstrui was je nu echt te klein
 
geworden. Je trainde erg veel, barstte
 
eruit, gaf hem mij. Ik snoof eraan, droeg
[p. 52]
 
ook je oude sokken tot aan mijn knie.
 
Sexy kuiten in het zwart. Ik werd eindelijk
 
warm, stoofde je vlees en wachtte. De
 
nacht viel aan en je kwam niet terug,
 
thuis, was ik teveel, ik was je kwijt! En
 
rende langs de parkeerplaats: stadswacht,
 
wacht, heb je mijn zielsbeminde gezien?

IV-4:12

 
De muziek liet de tafel trillen en ik
 
trilde zelf ook, van intentie en moeheid,
 
ik danste al zo lang. Eeuwen van gratie,
 
in jou draaien ook. Schor staarde ik naar
 
het ivoren damast en het glanzende
 
zilver. Alles was gereed. Jouw tred in mijn
 
hart, leven, het moest - ja zeggen. Je belde
 
je ziek, opluchting, echt, vragen durf ik
 
niet. De echo schreeuwt: zuster! Je bent
 
een gesloten hof, een verzegelde bron.

V-5:6

 
Onbeweeglijk stond ik vlak voor de open
 
haard. Elke vijf minuten duurde een
 
uur en mijn kont en kuiten brandden.
 
Ik had het vuur de rug gekeerd en staarde
 
naar de wolken, die leefden, joegen op een
 
thuis. Jouw huis was sterk, je zou me komen
 
halen, redden van de stilte, de golvende
 
muren. Ik hoorde geluid in het portiek
 
en haastte me en huilde toen: ik deed open
 
voor mijn liefje maar hij was weggegaan!

VI-6:4

 
Ik zocht naar een gelijke maar vond hem
 
niet. In dit land van kleuters was alles
 
wat ik deed een mysterie - hoewel ikzelf
 
nog op geen kwart was. Regen op mijn
 
mouwen, ik schudde mijn haar, schreeuwde
 
naar de hemel. Neerziend op hun gestaar
[p. 53]
 
kreeg ik extra haast, stilte, alleen. Van
 
meisje naar koningin. Tot ik ergens ver
 
een stem hoorde: je bent ontzagwekkend
 
mooi, vriendin, als een leger in slagorde!

VII-7:1

 
Hij aanbad mijn kuiten en schouders en
 
alles, ik alleen mijn buik. Zachtjes deinend
 
en hard. Alles deed het, prima - de rest
 
bracht geen geluk. Verbazend hoe warm
 
een borst kan zijn, ik leunde, achteruit met
 
trainen, nee, verlangen. Droeg vrucht, mijn
 
navel droeg de hemel met gemak. Buiten
 
floten stemmen, hij suste, stond op, klonk
 
daar zo scherp: waarom willen jullie haar
 
steeds zien, ze is toch geen straatdanseres!

VIII-8:6

 
Jij skiede al vrij van berghellingen maar
 
hier was alles nog stervend. Grijzig en
 
rot. Je schrijfsels brachten me kleur
 
en zon, thuis was nu weer zo dichtbij!
 
We deelden alles, heen en weer, planden
 
onze eerste ontmoeting, gesluierd, onder
 
palmbomen. Je zwarte ogen waren raadsels
 
en je betoverde me met je mond. Ik
 
knikte in trance: je bent sterk als de dood
 
onverbiddelijk sluit je iedereen buiten!

Ω-4:15

 
Rank strekte ik mijn arm uit, ver, jij bent
 
een bron, een fontein van levend water
 
voor eeuwig - wil ik me aan jou bedrinken!


Vorige Volgende