grammatische aankondiging van een kersverse Oek als verhalenverteller was jaren later niet meer nodig. Hij heeft zich als schrijver al bewezen. De vermeende hemelvaart is gehandhaafd, maar de extase van de ik om het prachtige verhaal over bokser Massimo dat tegelijk hem bevestigt omdat hij zo op de bokser schijnt te lijken, maakt plaats voor het besef dat hij zich nu ook moet overgeven aan de vertelster ervan, een vijftigjarige sopraan die alleen nog maar een ver verleden heeft. Een schrijver moet blijkbaar door het stof gaan om tot een verhaal te komen. Triomf maakt plaats voor realiteitszin.
Op verschillende plaatsen heeft De Jong iets weggehaald, veel overbodigs, zou je kunnen zeggen. Het zijn verbeteringen, maar ik merkte ze pas op toen ik de twee edities naast elkaar legde.
Twee verhalen ben ik me altijd blijven herinneren: ‘De vogelmens’ en ‘Rita Koeling’. Dat zijn mijn lievelingsverhalen. Het eerste omdat het zo grotesk is en tegelijkertijd een subliem beeld geeft van de brave sul Oom Albert die zichzelf soms volledig kan verliezen in zijn dromen en obsessies. Het tweede verhaal omdat ik word meegenomen door de gespletenheid van de ik, een elfjarige jongen, en zijn onvermogen om met zichzelf en met vrouwen om te gaan. Ook deze verhalen heeft De Jong veranderd. De grootste verandering vind je aan het slot van ‘Rita Koeling’ en dat door alleen de laatste zin weg te laten. Ik citeer het slot: Ze [de moeder - lb] kijkt me aan, met rode wanhopige ogen, vanuit een onbereikbare verte. Stilte. Niets dan stilte Ik ga verder met eten en voor het eerst in mijn leven hoop ik dat God me ziet.
Dat wordt: Ze [nog steeds de moeder - lb] kijkt me aan, met rode ogen, vanuit een onbereikbare verte.
Gelukkig is dat verder eten weg, maar ook God is opgeheven. Dat stadium is er niet meer voor de latere elfjarige.
Nog even iets over de plaats van het titelverhaal van de nieuwe versie. Het was aanvankelijk het tweede verhaal en werd het eerste. Dat is een statement. Het is, zo zegt De Jong, zijn debuutverhaal en ‘door zijn thematiek staat het aan het begin van mijn literaire werk, het is het verhaal waarin ik mezelf als schrijver heb ontdekt’. Dat is de man die zich beweegt tussen berg en rivier, tussen hoog en laag, stilstand en beweging, aards zijn en onthecht, maar die dat allemaal tegelijk wil zijn. En zolang dat niet het geval is of geen permanente staat wordt, blijft De Jong schrijven. Denk ik. Hoop ik.
De herziene editie is daarmee een persoonlijker bundel geworden en tegelijkertijd is duidelijker aangegeven wat we bij De Jong in zijn latere oeuvre zullen blijven tegenkomen. Fascinerende beelden die roepen om interpretatie en die tegelijkertijd als beeld overeind blijven. Altijd die drift, de vernietiging tegenover de onthechting en de verstilling, de schering en de inslag van droom en werkelijk-