Liter. Jaargang 14
(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Ger van Hoek
| |
Culver CreekVoor een deel is Het Grote Misschien een gewoon kostschoolverhaal. Miles gaat naar de kostschool die hij kent uit de sterke verhalen van zijn vader. Hij krijgt Chip als kamergenoot en maakt snel kennis met Alaska, net als Chip een klasgenoot. Miles leert van zijn vrienden alles kennen waarvoor zijn vader waarschuwt: sigaretten, drank en seks. Ook zijn er de onvermijdelijke spannende stunts. En iedereen heeft een bijnaam: zo wil Chip De Kolonel genoemd worden en noemt hij Miles Prop. Miles wordt hopeloos verliefd op de slimme, mooie, sexy, belezen, maar grillige Alaska. Alaska verleidt hem en neemt dan weer ogenblikkelijk afstand. Het verhaal wordt met de nodige humor verteld. | |
[pagina 85]
| |
Twee aspecten doen het verhaal uitstijgen boven een eenvoudig kostschool-avontuur: de godsdienstlessen en het drama dat Alaska ‘overkomt’. Het deel vóór de dramatische gebeurtenis heeft als titel ‘Ervoor’: de hoofdstukken tellen af naar de fatale dag van 10 januari, wanneer Alaska zich 's nachts dronken met haar auto doodrijdt. Haar vrienden blijven achter, ontredderd, verdrietig en vol vragen. ‘Erna’ gaat over de rouwverwerking en over het schuldgevoel van Chip en Miles. Zij hebben Alaska die nacht laten gaan, terwijl ze hadden kunnen aanvoelen dat het niet goed met haar ging. In dit deel krijgen de godsdienstlessen de betekenis van een zoektocht naar de zin van het leven. Miles en Chip proberen te achterhalen waarom Alaska ineens weg moest en of het wel een ongeluk was, want het lijkt sterk op zelfmoord. Met deze spannende zoektocht naar Alaska kan de lezer meedoen, want Alaska blijkt veel toespelingen gemaakt te hebben. Chip en Miles moeten graven in hun geheugen, de lezer kan zijn eigen leesvaardigheid testen. | |
God en lijdenCulver Creek is van oorsprong een christelijke jongensschool; vandaar de godsdienstlessen. Miles is niet gelovig, hoewel hij zich wel christen noemt, omdat hij een keer of vier naar de kerk geweest is. De lessen van Hyde, die ze de Oude Man noemen, gaan dit jaar over drie wereldgodsdiensten: het christendom, de islam en het boeddhisme. Hyde weet Miles binnen vijftig minuten ervan te overtuigen dat godsdienst serieus genomen moet worden, of je nou gelooft of niet. Miles ziet de eindopdracht - ‘Wat is de belangrijkste vraag die de mensen moeten beantwoorden?’ - als een uitdaging. Miles kiest voor de vraag ‘Wat gebeurt er met ons als we doodgaan?’ Chip: ‘Waarom treffen goede mensen het zo beroerd in het leven?’ Alaska gebruikt voor haar vraag de laatste woorden van Bolívar: ‘Hoe komen we ooit uit dit labyrint van lijden?’ In deze periode is Miles overigens meer bezig met Alaska dan met zijn godsdienstwerkstuk. Alaska is zijn Grote Misschien; het vermoeden dat het leven meer te bieden heeft dan hij tot nu toe dacht, heeft meer te maken met de lichamelijke aantrekkingskracht van de sexy Alaska dan met de zin van het leven. Zijn vraag voor het werkstuk beantwoordt hij heel simpel: mensen zijn bang voor de dood; ze kunnen zich niet voorstellen dat hun geliefden niet bestaan, laat staan dat ze zelf niet zouden bestaan. ‘Ik hield het er uiteindelijk op dat mensen in een hiernamaals geloofden omdat ze niet anders konden’ (blz. 118). Na het fatale ongeval kantelt het verhaal echter. De zoektocht naar Alaska maakt duidelijk dat het geen bevlieging was van Alaska dat ze de laatste woorden van Bolívar koos voor haar werkstuk. Enkele dagen voor haar ‘ongeluk’ vertellen de vrienden elkaar, op initiatief van Alaska, over de mooiste en rottigste dag van | |
[pagina 86]
| |
hun leven. Alaska's mooiste dag was 9 januari, toen ze als achtjarige met haar moeder naar de dierentuin ging. Haar rottigste dag was de volgende dag, 10 januari. Toen viel haar moeder en raakte Alaska haar kwijt. ‘Ze lag met haar handen om haar hoofd op de grond en schokte heen en weer. En toen raakte ik totaal de kluts kwijt. Ik had 911 moeten bellen, maar ik kon alleen maar gillen en huilen tot ze eindelijk ophield met schokken, en ik dacht dat ze in slaap was gevallen en dat wat haar pijn had gedaan nu geen pijn meer deed’ (blz. 138-139). Alaska's lijden wordt getekend door het schuldgevoel dat ze haar moeder had kunnen redden, maar tekortgeschoten is. De laatste avond zoenen Alaska en Miles. Alaska valt in slaap, springt dan plotseling op en roept uit: ‘Ik ben het vergeten! God, hoe vaak kan ik het nog verkloten?’ (blz. 152-153). Haar laatste woorden, voordat ze in een rotvaart stomdronken wegrijdt, zijn: ‘God o God, het spijt me zo’ (blz. 153). Alaska is de verjaardag van haar moeders sterfdag vergeten en wil dat goedmaken met een bos bloemen. Of er sprake is van een ongeluk of van een bewust gekozen dood, blijft onbeslist, hoewel Miles in Alaska's boek over Simon Bolívar bij diens laatste woorden in het handschrift van Alaska de tekst ontdekt: ‘Snel & zonder omwegen’ (blz. 177). Voor Miles vallen veel puzzelstukjes van het raadsel dat Alaska heet op hun plaats: de herhaalde opmerkingen dat ze alles verpest, dat ze geen thuis heeft en dat het thuis stikt van de geesten, dat ze klasgenoten bij de directie verraadt om ervoor te zorgen dat zij zelf niet weggestuurd zal worden, het gevoel dat niemand haar meer vertrouwt. Miles concludeert: ‘Daar heb je je labyrint van lijden. We gaan allemaal. Zie maar eens uit die doolhof te komen’ (blz. 141). In de eerste les na de begrafenis van Alaska, merkt Hyde op dat het werkstuk niet langer gaat over naamloze christenen, moslims of boeddhisten: ‘De vragen over de godsdienstige gedachtegang zijn persoonlijk geworden, vermoed ik. [...] Op een gegeven moment kijken we allemaal op en zien dat we verdwaald zijn in een doolhof [...]’ (blz. 180). Hij spitst de eindopdracht dan ook toe: ‘Hoe kom jij - jij persoonlijk - ooit uit dit labyrint van lijden?’ (blz. 243). De lezer leeft vooral mee met de persoonlijke verwerking van Miles. Het startpunt van zijn gedachten is dat het lichaam van Alaska ligt weg te rotten en dat haar geest in zijn herinnering nog leeft. Hij houdt wel van rituelen en wil dus Alaska blijven gedenken met geschenken, bijvoorbeeld door sigaretten te offeren op de plek waar ze stiekem rookten. Van het idee dat de mensen vanwege de hemel of de hel in God moeten geloven, neemt hij afstand. In het boeddhisme vindt hij nieuwe inspiratie. De Oude Man leert hem dat volgens zen alles wat samengekomen is uiteenvalt. ‘Boeddha zei dat lijden werd veroorzaakt door verlangen, hadden we geleerd, en dat de beëindiging van verlangen de beëindiging van lijden betekende. Wanneer je niet meer wenste dat dingen niet uit elkaar vielen, | |
[pagina 87]
| |
zou je ook niet meer lijden wanneer dat wel gebeurde. Op een dag weet niemand meer dat ze ooit heeft bestaan, schreef ik in mijn schrift, en toen: of dat ik ooit heb bestaan’ (blz. 222). De conclusie van zijn eindwerkstuk is dat er altijd een deel van je overblijft dat niet te vernietigen is. Hij noemt dat energie: ‘Net als alle energie kunnen we alleen van vorm veranderen. Dat vergeten ze [de mensen, GvH] als ze ouder worden. Ze worden bang om te verliezen en te mislukken. Maar dat deel van ons dat groter is dan de som van onze delen kan niet beginnen of eindigen, en daarom kan het niet mislukken’ (blz. 250). | |
HoopDe conclusie die de Oude Man zijn leerlingen meegeeft over de behandelde wereldgodsdiensten is dat hun persoonlijke stichters, Mohammed, Jezus en Boeddha, alle drie een boodschap hebben gebracht van radicale hoop. Voor Jezus is de boodschap ‘de laatsten zullen de eersten zijn’: zelfs de uitgestotenen hebben reden tot hoop. Volgens Mohammed kan iedere gelovige het eeuwige leven vinden. Boeddha biedt de hoop dat het lijden getranscendeerd kan worden. Miles Halter kiest voor de invalshoek van het boeddhisme en weet dat het fout is uit het labyrint van lijden te willen verdwijnen. Mocht Alaska door zelfmoord snel en zonder omwegen uit het labyrint van lijden hebben willen ontkomen, dan vergeeft hij haar. Net zo goed als zij hem zal vergeven dat hij tekortgeschoten is door haar niet tegen te houden. John Green vertelt in een nawoord dat hij zelf altijd gek is geweest op laatste woorden. Als vijftienjarige heeft hij op een kostschool als Culver Creek gezeten; daarna heeft hij godsdienstwetenschappen gestudeerd. Hij maakt de belevenissen van Miles tot de zijne door de zin: ‘Ik ben geboren in Bolívars labyrint en daarom moet ik in de hoop van Rabelais' Grote Misschien geloven.’ (blz. 252). In een interview vertelt hij dat hij erover dacht om priester te worden, maar dat opgegeven heeft omdat ‘hij niet gelovig genoeg is om mensen in hun zwartste dagen bij te kunnen staan.’Ga naar eind2 Het zou me niet verbazen als hij zich vereenzelvigd heeft met de godsdienstleraar Hyde en via hem een boodschap van hoop heeft willen meegeven aan de jonge lezers. Het verhaal eindigt immers met de laatste woorden van Thomas Edison: ‘Het is heel mooi daarginds’ (blz. 250). |