Liter. Jaargang 14
(2011)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
koop, de thriller, zal daarmee vermoedelijk niet meer zijn even forse als onvrijwillige bijdrage aan de boekenproductie in het algemeen leveren. Dichters, vaak de eerste slachtoffers van de zuinigheid van de bovenbazen in het papier, zullen dus weer aangewezen zijn op de stencilmachine en de vergeten typemachine, om moeizaam de oplage van vijftien stuks of minder te produceren. Klinkt eigenlijk, nu ik erover nadenk, toch ook nog best goed. Ik kom hierop, omdat de nieuwe bundel van Wiel Kusters, Bewaarmachinist, het zonder degelijk omslag moet stellen: de titel en de naam van de bedenker staan op hetzelfde papier als dat van het binnenwerk, en nu de omslag ook nog gekreukeld is, maakt het geheel een armelijke indruk. Onverschrokken door, dan maar, naar de gedichten. Het titelgedicht is, misschien hoort dat wel zo, ook het beste gedicht. Over een bewaarmachine, gebouwd door de vierjarige kleinzoon van de dichter: ‘[...] ontwikkeld / uit een kartonnen doos, / een enveloppe, een blaadje / en enkele snippers papier. [...] Wanneer ik voorgoed in mijn / scheursels rust, / zal hij zich zijn machine / misschien herinneren, deze doos.’ Verder wisselt zowel de toon als de stijl nogal, in deze bundel. De twee gedichten over Barnard ontroeren me, maar de sonnetten treffen me als gekunsteld. Beter werkt het vers over de door de stukadoor terzijde gezette deur: ‘Manke engel van hout / weggevlucht / onhandig pogend / zich te verschuilen maar / zichtbaarder dan ooit.’ Net als het gedicht over aanbellen: ‘[...] toch bel ik / soms nog even // voor ik mij opendoe. / Om te horen dat ik / er niet ben maar / mijn hefste wel.’ Ook opgenomen zijn hedjes à la ‘er wiebelt iets / wat wiebelt daar? / Een olifantje / op een fiets.’ Ieder boek, en zeker een gedichtenbundeling, is in feite een bewaarmachine. Wiel Kusters vult zijn bundel zoals het vroeger hoorde: men schrijft gelegenheidsgedichten, men schrijft korte dingetjes als een sms in haikuvorm, die men vignetten noemt, men schrijft liedjes en sonnetten en men schrijft als de existentiële wanhoop zich aandient, vlak voor het inslapen of juist na het ontwaken. En een bundel betekent dus, dat men alles bij elkaar harkt en het geheel presenteert. ‘Het boek is als het wiel: niet te verbeteren’, dat zei Umberto Eco, zeker waar, weg met de e-reader, maar in dit individuele geval is er wel wat mogelijk: in mijn beleving mogen de haiku's, de liedjes en de afscheidsgedichten eruit, en dan blijft er een mooi bundeltje over. Waar - dan maar iets duurder - best een kaft omheen mag. Wiel Kusters, Bewaarmachinist. Huis Clos, Rimburg 2011, 48 blz., €5,00. |
|